Frederik Leroux groeit

Gentenaar Frederik Leroux bevindt zich duidelijk op een muzikaal kruispunt. Het concert van zondag (Opatuur @ De Centrale) had veel weg van een try-out, en we kregen dan ook een gitarist te horen die nog volop groeit. En dat op zich is een goede zaak, zo vinden wij.

De meeste van de eigen composities die hij bracht, hadden nog geen naam, “en zullen dat bij een volgende concert waarschijnlijk ook nog niet hebben”, voegde hij daar schalks aan toe. Onderwijl stemde hij zijn gitaar, een oefening die nog menig keer zou herhaald worden, die avond. Het –titelloos– openingsnummer bevond zich wat in de stijl van Bill Frisell (zoals op de plaat The Sound of Summer Running met Marc Johnston), en voor de rest van de avond kregen we een heleboel variatie van invloeden, gaande van country, (rock)ballads en blues tot –waarom ook niet: jazz.

Frederik Leroux Frederik Leroux Frederik Leroux

Wij waren zeer te spreken over de ontdekkingstocht: de muziek zat dan technisch misschien niet perfect in elkaar, op creatief vlak was dit een avond om van te snoepen. Neem nu het derde nummer (ook al titelloos, dacht ik), dat vol loops zat. Leroux nam zichzelf op een digitale recorder op, en liet dat stukje dan in een lus (of loop) opnieuw afspelen. Hij speelde opbouwend steeds complexere stukjes in, waarbij helemaal niet werd getracht het kunstmatige aspect van de oefening voor het publiek te verbergen. Een beetje tot mijn verbazing ontwikkelde dit wonderwel tot een werkend geheel, al bleef duidelijk dat de compositie nog mocht worden verfijnd.

Het experimentele werk werd proper afgewisseld met conventionelere interpretaties zoals Monk’s Mood en het akoestische (lees: onversterkte) In Christ there is no East or West, een tradtionele hymne, bekend in de versie van John Fahey. Veel fingerpickin’, en daar hoort eigenlijk die banjo bij, vonden wij, die we daar achter de gitarist hadden zien staan. De tweede set verliep volgens een gelijkaardig stramien, en wij onthouden daaruit vooral ook de compositie Robot Falling in Love (Slowly but Surely). “Dit gaat heel effekens duren”, verontschuldigde Leroux zich, terwijl hij een aantal klemmetjes tussen de snaren van de gitaar stak. De moeite van het (korte) wachten waard. En als toegift kwam dan toch die banjo nog boven water, met inderdaad opnieuw die hymne.

Leroux groeit, en als gevolg daarvan is misschien een duidelijke muzikale richting even zoek. Wij gingen echter tevreden naar huis van een uiterst muzikale avond. Zo mogen er veel meer zijn.

Van Frederik Leroux bracht met zijn kwartet ook het album Angular uit (te koop op de site).

Opatuur vzw organiseert (bijna) elke zondag om 20u een jazz concert in De Centrale, Kraankindersstraat 2. Toegang 10 euro (8 euro voor leden).

Deze bespreking verscheen eerder bij Het Project: Guitaarjazz (+ vrijkaarten), alwaar u ook vrijkaarten kunt winnen voor het volgende optreden van Opatuur in De Centrale.

Wall*E: the (extra-)terrestrial

Wij zijn helemaal gewonnen voor kinderfilms, en al zeker als ze zo mooi gemaakt zijn. Het flutverhaaltje nemen we er dan graag bij –het is tenslotten een kinderfilm (welk een verschrikkelijk excuus). In de rapte: robotje Wall*E blijft helemaal alleen achter op de aarde, om er de gigantische afvalberg op te ruimen die de mensheid heeft achtergelaten. Zijn enige gezelschap is een kakkerlak, en zijn hobby is het verzamelen van allerhande parafernalia die hij in de schroothopen aantreft.

Tot op een dag een ruimteschip landt, en exploratierobot EVE achterlaat. Wall*E legt moeizaam contact met EVE, tot die laatste op een plant stoot, automatisch in sluimerstand gaat en opnieuw door het ruimteschip wordt opgepikt. Wall*E laat haar echter niet zomaar gaan, en volgt zijn gezelschap de ruimte in.

it's a movie, baby

Grafisch gezien is Wall*E zonder meer heel goed. De details in de textuur, de afwerking van de personages, de vlotheid van de bewegingen, de scherpte-diepte van de beelden, de schaduwen, kortom alles wat tot een geloofwaardige portrettering kan leiden, is gewoon in orde. We zijn wel wat anders gewoon van digitale animatie, waar het er vaak vingerdik op ligt dat de beelden door/met een computer zijn gemaakt en op de afwerking en de details duidelijk werd bezuinigd. Niet dat we meteen met de vinger willen wijzen, maar het verschil met voorfilmpje van Clone Wars dat we te zien kregen, is gigantisch (en in het voordeel van Wall*E, voor alle duidelijkheid).

it's a movie, baby

Rest ons helaas nog het het al te moraliserende flutverhaal. De mensheid werkt zijn eigen doem in de hand, de toenemende consumptiedrang draagt enkel bij tot de groei van de afvalberg en zorgt ervoor dat de mens eigenlijk nog doodser wordt dan wij van een robot veronderstellen. Gelukkig is er E.T. –verschoning: Wall*E– die de mens tot inkeer laat komen.

Want jawel, Wall*E heeft alles in huis om de nieuwe E.T. te worden. Qua schattigheid kan het tellen, de hulpeloosheid wekt meteen uw sympathie op, en in minder dan geen tijd hebben de scenaristen dan ook deze robot uw hart binnengeschreven. Voeg daar nog eens aan toe dat deze zielloze hoop mechanica plots gevoelens heeft én dan nog verliefd wordt ook, en u moet al in een ijskast wonen om daar niet voor warm te kunnen lopen.

it's a movie, baby

Zeer opvallend zijn de verwijzingen naar Apple. EVE is gemaakt uit het smetteloze Apple-wit, en minstens zo geïntegreerd als uw iPod met uw iMac (EVE werd gedeeltelijk ontworpen door Jonathan Ive, de man die ook de iPod vorm heeft gegeven). De computergeluidjes bij het opstarten en opladen van de robotten zijn dezelfde als die van een Apple computer, en op de meest onopvallende momenten wordt er ook wel aan Apple product placement gedaan. Wall*E werd gemaakt door Pixar (nu in handen van Disney maar eigenlijk nog steeds in handen van Steve Jobs, de chef-oprichter van Apple), en daar kan u dus niet naast.

it's a movie, baby

Maar goed, de film. Wij geven met plezier alle punten voor de techniek, maar hebben het veel lastiger met het verhaal. Het kind in ons heeft zich best geamuseerd, net zoals de kinderen rond ons, maar de boodschap had net iets subtieler mogen zijn. Niettemin behoort deze animatiefilm bij het betere werk.

Wall*E van Andrew Stanton, gezien in Kinepolis Gent (ex-Decascoop, Ter Platen)

Deze bespreking verscheen eerder bij Het Project: Wall*E: the (extra-)terrestrial, alwaar men zich druk heeft gemaakt in/verkneukeld heeft om mijn matig enthousiasme voor (de inhoud van) deze film.

De man van staal

Het is duidelijk, het kan ook anders. Iron Man mist de doelloosheid en de bombast van The Incredible Hulk (zie onze bespreking), maar biedt in plaats daarvan twee voorbijvliegende uren degelijke –maar conventionele– ontspanning.

Iron Man had voor mij geen voorgeschiedenis. Ik heb er nooit een andere film over gezien, en ik heb er ook geen comic book van gelezen. Voorkennis bleek evenwel –geheel in tegenstelling tot het hulkgedrocht– absoluut niet nodig. Het verhaal begint netjes bij het begin, of liever: ergens in het midden, en laat de kijker voorzichtig deel uitmaken van het leven van Tony Stark, wapenhandelaar en Iron Man (neenee, ik verklap hier –alweer– niets mee). De film opent in een woestijn, waar Tony Stark meerijdt in een militair konvooi. De voertuigen worden evenwel onder vuur genomen, en Stark wordt verwond.

Iron Man Iron Man

Wat volgt is een klassiek en redelijk zwart-wit comic book verhaal. Wapenhandelaar Stark ziet in dat zijn handel niet alleen ten dienste staat van het Amerikaanse leger, maar via een omweg meteen ook haar tegenstanders bevoorraadt. Ten dele door de voorval aan het begin van de film bekeert hij zich tot ‘het goede’ en hij wordt in zijn kweeste om de schurken de wapens terug afhandig te maken, vanzelfprekend tegengewerkt door de persoon die zich met het (illegale) wapenhandeltje tracht te verrijken. Het is het soort van eenvoudig verhaal dat al vaak dienst heeft gedaan, maar die eenvoud werkt.

Robert Downey Jr. is de perfecte belichaming van Tony Stark. Wie hem nog kent uit Less Than Zero (de Brat Pack verfilming van Bret Easton Ellis’ gelijknamige roman met de schitterende theme song van The Bangles), zal zeker zijn sympathieke zelfzekerheid –op het randje van de arrogantie– herkennen. Tony Stark heeft het charisma van James Bond én zijn lef. Voeg daar nog eens zijn praktische intelligentie aan toe en een soort achteloze penchant tot zelfdestructie, en de vrouwen vallen bij bosjes. Het lijkt allemaal overigens heel sterk op het leven van de acteur zelf, en u begrijpt dat Robert Downey Jr. zeer correct werd gecast.

Iron Man

Geen nood, dit is een superhero film. Dat betekent dat er wordt gevochten, dat er onwaarschijnlijke stunts worden uitgevoerd, explosies in voorkomen, en al eens mag gelachen worden ook. Maar terwijl al die ingrediënten duidelijk in de film vervat zitten, dienen ze ter ondersteuning van het verhaal i.p.v. omgekeerd. Hier wordt geacteerd, en net zozeer om uw aandacht gevochten, als tegen de slechterik. Met een zeer leutig en heel Robert Downey Jr./Tony Strak typerend einde!

(Misschien moet ik toch maar eens de comic book versie van naderbij bekijken ook.)

Iron Man, van Jon Favreau met Robert Downey Jr. en Gwyneth Paltrow. Gezien in AMC Pacific Place 11, Seattle; te bekijken in Kinepolis Gent (Decascoop, Ter Platen).

De Ongeloofwaardige Hulk

In de vroege jaren 80 zat ik aan de buis gekluisterd in de stiekeme hoop dat Dr. David Banner (die eigenlijk Bruce heet) weer eens kwaad zou worden en in de Hulk –dé Hulk!– zou veranderen. Die Hulk was eerst nog niet groen, want de geteleviseerde wereld zou voor mij nog even zwart/wit blijven. De Hulk paste perfect in de series van de tijd, want daarnaast keek ik ook nog naar the Love Boat en CHiPs. The Hulk was een melig voorspelbare serie, die maar weinig met de stripverhaalversie gemeen had, leerde ik later. Ik herinner me vooral een bange David Banner (die volgens het stripverhaal Bruce heet) en de boze spierbundel waarin hij veranderde.

Een paar jaar geleden duwde Ang Lee een belabberde Hulk (2003) in onze strot, een bittere pil die enkel wat kon worden verteerd door de aanwezigheid van Jennifer Connelly in de rol van Betty Ross, de collega en vriendin van Banner. De acteerprestaties in deze film waren grotendeels ondermaats, en de computergegenereerde Hulk leek vooral op een boze impersonatie van le Géant Vert.

The Incredible Hulk

Wat acteren betreft, maken we alvast een grote sprong vooruit. Deze keer heeft Edward Norton de rol van Dr. Bruce Banner op zich genomen, en de verbetering is merkbaar. Norton heeft ook meegewerkt aan het script –dat zelfs tijdens het draaien van de film meermaals werd bijgewerkt. De film vertelt in ijltempo –tijdens de opening credits— de ontstaansgeschiedenis van de Hulk, legt in een inleiding de verhouding tussen de personnages vast, maar gaat al gauw genoeg over in een voornamelijk inhoudsloze actiefilm. En de Hulk ziet er nog steeds uit als die Géant Vert.

We zijn natuurlijk verwend met verfilmingen zoals Spider-Man, X-Men en –vooral– Batman, en de tv series zoals Smallville en Heroes. In deze adaptaties wordt dieper ingegaan op de menselijke kant van de superheld(en), en de psychologische gevolgen van de twee-eenheid mens en held. De aanzet tot diepgang is in deze film wel aanwezig, maar de opsplitsing tussen actie en gevoel is net zo strikt als de scheiding tussen het eerste en het tweede deel van de film.

The Incredible Hulk

Het eerste, inleidende deel van de film legt de nadruk op de persoon van Bruce Banner, die moet afreken met het monster waarin hij verandert als zijn bloeddruk het van hem overneemt. Het tweede deel is voornamelijk inhoudsloze actie zonder de minste diepgang, in een aantal totaal ongeloofwaardige en clichématige situaties.

Deze film heeft een heleboel kansen gemist. Voortdurend worden er deuren geopend die leiden naar een dieper inzicht dat de plot ten goede zou komen, maar als de welwillende kijker bereid is om die kamer binnen te stappen, krijgt hij enkel de deur in zijn gezicht dichtgeklapt. Op zijn best kunnen we deze film beschouwen als een basis die wordt gelegd voor een hele reeks sequels, maar zelfs daarvoor mist hij eigenlijk een aantal grondslagen. Vanwaar komt die vete tussen de Generaal die op de Hulk jaagt en Bruce Banner? Hoe komt het dat Betty Ross (Liv Tyler) en Bruce Banner zo tot elkaar worden aangetrokken?

The Incredible Hulk

Laat deze film gerust links liggen, en kijk –net zoals wij– liever uit naar Batman: The Dark Knight, die later deze zomer wordt uitgebracht. Ondertussen gaan wij eerst snel nog eens naar Iron Man. De hoofdrolspeler uit die film (Robert Downey Jr.) kwam ons nog gauw even nieuwsgierig maken in de laatste minuut van de Hulk. Maar och, als u toch zou gaan, mis dan vooral guest apearances niet van (de overleden) Bill Bixby en Lou Ferrigno –resp. Dr David Banner en de Hulk uit de oorspronkelijke serie.

The Incredible Hulk, van Louis Leterrier met Edward Norton en Liv Tyler. Gezien in Pacific Place 11, Seattle; te bekijken in Kinepolis Gent (Decascoop, Ter Platen).

The Happening

Het gaat niet zo goed met M. Night Shyamalan, denken wij. Zijn laatste film —Lady in the Water— was een redelijk inhoudsloze verschrikking, en sinds deze eeuw heeft de man het gevoel dat hij niet echt meer welkom is in Hollywood. We hebben het nochtans over dezelfde persoon die in 1999 een pareltje heeft afgeleverd met The Sixth Sense, en een jaar later aan het begin van de comics superhero revival stond met Unbreakable –meteen ook de film die wat hem betrof hét breekpunt (vergeef me de woordspeling) betekende met de grote productiehuizen van Hollywood.

Daarna deed Signs het nog wel goed in de zalen, maar The Village –hoewel voorzien van een uitstekend scenario– bleef zo goed als onopgemerkt, en Lady in the Water werd –terecht– grotendeels door de kritiek vergruisd. We zijn echter opnieuw twee jaar verder, en de eigenzinnige regisseur laat deze keer The Happening op ons los.

The Happening The Happening

Een bioscoop is in de V.S. nog veel meer een commerciële belevenis dan in pakweg Kinepolis. Ik ging zaterdagvoormiddag –het weer was slecht, de wederhelft ging shoppen– en het eerste wat ik te horen kreeg was “that movie’s on the third floor, sir, where the concessions are at your service.” De concessions bleken een gigantische toog in beslag te nemen waar men niet alleen –zoals bij ons– snoepgoed, chips en popcorn verkocht, maar tevens hotdogs, burgers en pizza. Ik beperkte mij tot een medium cola light (wat achteraf ongeveer 1 liter bleek), tot verbazing van de man achter de kassa die heelder lijsten menu’s voor mij afdramde. “Ik wil echt geen popcorn of pizza, dank u,” probeerde ik hem te overtuigen, “u mag gerust stoppen.” Maar hij kon gewoon niet: “I’m sorry, Sir, but I have to recite all this or I could lose my job.” Juist, ja.

De zaal was niet overdreven groot en zat niet eens halfvol, maar het geurde er nog erger dan in een McDonalds. De hele vertoning ging gebukt onder gesmek, geslurp en geboer, maar iedereen had wel zijn gsm op stil ingesteld. De ganse setting was zo absurd dat het grappig was. En dat was meteen ook de teneur voor de film zelf.

The Happening The Happening

The Happening is een pure cultfilm. Hij kan meteen in Verheyens cultnight, we hoeven er geen tien-vijftien jaar op te wachten. De acteerprestaties zijn houterig, of nog vaker een typevoorbeeld van overacting. Ook het thema van de film lijkt zo uit de jaren zestig of zeventig weggelopen. Denk ook: Mars Attacks!, maar dan anders. In dit absurde genre van overdrevenheid is deze film een uitzonderlijk pareltje, dat echter maar door heel weinigen zo zal worden gesmaakt.

The HappeningDe film begint redelijk bloedstollend (geen nood, ik verklap niets): twee vriendinnen praten bij in Central Park, als het plots lijkt alsof de tijd stil staat. We zien één van beide vriendinnen een scherpe pin uit het haar verwijderen, en net als we denken dat ze haar vriendin om het leven zal brengen, doorboort ze haar eigen halsslagader. Al gauw blijkt dat er een golf van zelfmoorden door de stad gaat, en de regering denkt meteen aan een terroristische aanslag. Paniek breekt uit, en iedereen tracht de stad te verlaten.

Hoofdpersonages zijn Elliot Moore, een leraar wetenschappen gespeeld door Mark Wahlberg, en diens wereldvreemde vrouw, Alma Moore gespeeld door Zooey Deschanel, die samen aan de aanslag –men veronderstelt één of ander zenuwgas– trachten te ontsnappen. Ze komen van de ene bizarre situatie in de andere terecht, in een poging te achterhalen wat er aan de hand is.

Dit is wel degelijk een film waarnaar u beter voorbereid gaat kijken. The Happening is ontegensprekelijk een genrefilm, en u zal (heel erg) bedrogen uitkomen als u verwacht naar een huiveringwekkende thriller te gaan kijken. Deze film bevat alle elementen van cult, inclusief overacting en hilarisch overdreven dramatiek en spanning. Maar wie van dat genre houdt, krijgt zeker waar voor zijn geld.

The Happening, van M. Night Shyamalan, gezien Regal Meridian 16, Seattle. Te bekijken in Kinepolis Gent (Decascoop, Ter Platen)

Indiana Jones and the Crystal Skull

Het heeft even geduurd, maar uw reporter kon niet langer aan de lokroep van de pluchen zetels en het grote scherm weerstaan. Na twee maand zonder film of televisie —op een paar schaarse episodes van Bones op Hulu na— en na menige uren door de zoon gesleten achter een computer, vergezeld van de nodige uitroepen van verwondering, besloten we de nieuwste aflevering van Indiana Jones (and the Kingdom of the Crystal Skull) te gaan bekijken.

Is het een goed idee om met een (bijna) negenjarig kind een PG-13 film te bekijken? In Amerikaanse ogen waarschijnlijk niet, maar ik was amper twee jaar ouder toen de eerste film van de reeks (Raiders of the Lost Ark) in de zalen verscheen. En 15 toen ik Indiana Jones and the Temple of Doom (en Romancing the Stone) ging bekijken. En aan al die films heb ik uitstekende herinneringen, al vergeet ik wel eens of de tomatensoep-met-ogen nu bij Indy dan wel bij Jack Colton werd geserveerd. Blame it on my youth.

Indiana Jones Indiana Jones

Indy —zijn echte naam is Henry Walton Jones, Jr., een voornaam die hij overigens met mijn zoon deelt— is een flink pak ouder geworden. Daarop wordt reeds bij het begin van de film gealludeerd, maar dat verhindert er hem helemaal niet van om nog steeds die zweep te hanteren als was hij twintig jaar jonger. De film begint helaas bijna tergend traag, met tal van allusies naar de iconografie van de jaren 50, zoals o.a. het McCarthyism, Elvis, Marlon Brando, de nucleare tests in de Nevadawoestijn, Hangar (Area) 51, en aliens. Een beetje vermoeiend voor het volwassen publiek en misschien net iets te weinig relevant voor de jongeren. De scène waarin Indiana Jones zijn intrede doet in de film is echter een instant klassieker: een onherkenbare man wordt uit de koffer van een wagen gehaald, zijn hoed rolt in het zand. De man pakt de hoed op —we zien op dat moment enkel zijn benen, en de schaduw van hoofd en romp op de wagen geprojecteerd— en wanneer hij zijn hoed opzet, zwelt de Indiana Jones themamuziek tot een meeslepend crescendo.

Na de ietwat tragere (her)introductie van de personages in het eerste derde van de film, gaat het evenwel in een rotvaart verder als de protagonisten richting Peru vertrekken, op zoek naar de Kristallen Schedel uit de titel. De jungle leent zich vanzelfsprekend tot adembenemende avonturen met fauna, flora, autochtone bevolking, en ‘de slechten’. Enkel de onversaagde eetlust van de vleesetende mieren —die mij beestjes lieten mij terugdenken aan het Vlaams Filmpje “Marabunta”— noopte de jongeman naast mij even tot het afwenden van zijn gezicht.

Indiana Jones Indiana Jones

De typering van de personages en de dialogen zijn eerder vlak en weinig verrassend. Alle clichés komen aan bod, maar laat ons eerlijk zijn, dit is een Indy-film, en geen literatuur. Dit is een film voor een jong publiek of voor volwassenen met nostalgie, die in zijn voor een degelijke brok entertainment volgens bewezen recept. En vanuit dat oogpunt valt deze film dan ook gerust genietbaar te noemen.

Indiana Jones and the Kingdom of the Crystal Skull, gezien in het Neptune Theatre, Seattle. Te zien in Kinepolis (Decascoop, Ter Platen).

de biscegliastal

Michel Bisceglia heb ik pas vorig seizoen leren kennen, toen zijn tournee met de Jazzlab Series halt hield in de theaterzaal van Vooruit (voor een intiem concert sur scène nog wel). De cd Inner You had ik mogen voorbeluisteren via een demo, en bevatte degelijke mainstream jazz, heel harmonisch en heel beluisterbaar. Met de naam Jef Neve erop geplakt, had het album ondertussen al dubbel platina gehaald.

Bisceglia is minder bekend, ook al heeft hij een zeer indrukwekkend palmares op zijn naam. In de popwereld is hij bekend als arrangeur en componist, en ook in het jazzwereldje komt zijn reputatie stevig op. Onder Bisceglia Music richtte hij het onafhankelijke label Prova Records op, waarop onlangs drie albums verschenen: Nature Boy voor Rony Verbiest; Profondo Blue voor Alano Gruarin; en Diary voor Cattleya (Bisceglia’s eigen groep). Elk van deze cds draagt onmiskenbaar de stempel van de Biscegliastal.

Nature Boy heb ik onlangs nog voor Het Project besproken, en zelfs nu het concert al een tijdje achter ons ligt, blijf ik bij mijn oorspronkelijke impressie: ik heb het wel voor Verbiest op sax. Op de cd komt veel minder goed over wat voor warme klanken de man uit zijn instrument kan halen. Bij de title song merk je daar nog het meeste van, maar zelfs dat verdwijnt eigenlijk in het niets bij de live perfomance. Het is iets té veel studio-opname geworden en er klinkt een beetje te weinig van de rauwe en doorleefde klank door. Vergeleken met de warmbeheerste versie van Nature Boy op Gruarins Profondo Blu, mist de albumversie van Verbiest dan wel wat gevoel. Niettemin een geslaagd album, sober, solide, en veilig.

Speelser wordt het al op Diary, het derde album van Cattleya, een trio met Michel Bisceglia (piano), Volker Heinze (bass), en Harald Ingenhag (drums). Cattleya, voor wie het zich mocht afvragen, is een Amerikaanse orchidee, vernoemd naar de Engelsman William Cattley, en tevens een metafoor uit Prousts À la recherche du temps perdu. Het trio laat zich al langer door Proust inspireren, getuige daarvan de titels van de vorige albums: Le Temps Perdu (2000) en Madeleine (2003). De noten tuimelen al eens over elkaar, er is een zekere mate van variatie, aantrekken en afstoten, maar eerlijk gezegd had ik eerder dit jaar net iets meer plezier met Inner You. Al ligt de cd hier herhaaldelijk en met veel plezier op repeat.

Helemaal goed wordt het pas met Alano Gruarins Profondo Blu. De cd is warm en omarmend, en hoewel bepaalde thema’s op Diary lijken terug te keren, worden ze bij Gruarin beter uitgewerkt. Voor dit debuutalbum werden dan ook een heleboel registers opengetrokken. Onder andere het Kryptos Quartet en (vooral) Bert Joris gooien er hoge ogen, maar het is vooral het talent van Gruarin zelf dat dit album op stevige hoogte tilt.

Mag ik u een tip geven? Elk van deze albums (maar met stip dat van Gruarin) kan u met gerust hart aan een jazzliefhebber (in wording?) cadeau doen. Het is misschien niet meteen de meest avontuurlijke jazz, maar er is geen beetje muziekliefhebber die dit niet op prijs zal stellen. De albums zijn te koop via Digiland Records of iTunes (Profondo Blu, Diary, Nature Boy).

twee rietjes, één dubbel

Louis Sclavis en Piet Van Bockstal nodigden elkaar uit in het kader van de muzikale samenwerking tussen Vooruit en De Bijloke Muziekcentrum. Beide rietblazers brachten bovendien elk een extra muzikant mee: Sclavis bracht zijn vaste percussionist François Merville mee, en Van Bockstal introduceerde pianist Thomas Dieltiens.

Lees meer over dit heerlijk concert bij Het Project: Louis Sclavis in De Bijloke

Vacancy

Wanneer David en Amy met autopech stranden in een godvergeten gat (dat welgeteld één garage en één motel telt), rest hen niets anders dan er te overnachten. De garage is immers gesloten, en de eenzame publieke telefoon blijkt niet te werken. De moteleigenaar mag dan niet meteen van het meegaande type zijn, hij biedt hen meteen en zonder meerprijs de bruidssuite aan. Waar het verschil zit met een gewone kamer wordt niet meteen duidelijk, maar de groezeligheid van hun logement blijkt al gauw het minste van hun zorgen te zijn. David vindt er een videotape met een slasherprent, met daarin een kamer toch wel heel erg op die van hen lijkt.

U hoeft geen horrorfan te zijn om de tekenen te herkennen: het verdwaalde koppel, de autopech, de psychopatisch aandoende gerant in het enige motel in de wijde omtrek –waarin overigens geen andere gasten blijken aanwezig te zijn. Vacancy windt er dan ook geen doekjes om. In deze prent gaat het om de spanning en de actie, en de nochtans beloftensvolle onderhuidse spanning tussen het koppel wordt weinig tot niet uitgewerkt.

Op het eerste gezicht lijkt er niets mis met de relatie tussen David (Luke Wilson) en Amy (Kate Beckinsale). David is de typische man die te trots is om toe te geven dat hij verloren is gereden, en Amy is de even typische vrouw die hem het bloed onder de nagels haalt. maar al gauw blijkt dat dit koppel eigenlijk geen koppel meer is. De reden waarom komen we met mondjesmaat te weten, maar als u niet oplet, hebt u hem gemist. Jammer, want het had zeker kunnen bijdragen tot het verhaal.

Regisseur Nimród Antal windt er geen doekje om. Ondanks de eerder trage eerste tien minuten van de film, raast hij er als een trein vandoor met een opeenstapeling van clichés, die echter wonderwel blijken te werken. De film heeft weinig pretentie op dat vlak, en misschien is het net daardoor dat de toeschouwer geboeid blijft kijken. Het publiek in de zaal slaakte regelmatig een gil, wat de atmosfeer in dit geval zeker ten goede kwam.

Antal gaat evenwel zo snel, dat hij in de eindscènes van de film zichzelf voorbij loopt. De film vertraagt heel plots, de spanningopbouw verdwijnt, en daarmee ook de geloofwaardigheid van het verhaal. Het einde is veel te abrupt, en dezelfde mensen die even daarvoor nog hard zaten te gillen, vragen zich schouderophalend af wat er nu eigenlijk aan de hand was. Jammer, want het is een film met genoeg potentieel (in het genre). Als u voor dit soort films te vinden bent, kan u dan ook met gerust hart gaan kijken. Maar misschien beter niet net voor u met de wagen op (motel)vakantie vertrekt.

Vacancy, van Nimród Antal met Kate Beckinsale, Luke Wilson en Frank Whaley. Te zien in Kinepolis Gent (Decascoop).

(Deze bespreking verscheen eerder op Gentblogt.)