slechte punten

We scoren dus slecht voor geschiedenis, zo vindt men. Het clichébeeld dat historisch besef toeneemt met de leeftijd, klopt niet. In een test naar aanleiding van de Nacht van de Geschiedenis scoren 18- tot 34-jarigen even hoog als de andere leeftijdscategorieën. Ze halen gemiddeld zes op tien.

Jammer dat men meteen de 18- tot 34-jarigen blijkbaar in één categorie onderbrengt.

De vraagstelling verliep als volgt: er werd gepolst naar de meest bewonderde en meest gehate persoon (ik weet niet hoe het met u zit, maar ik heb zo niet meteen een antwoord klaar), en daar bovenop kreeg men nog eens tien kennisvraagjes (niveau secundair onderwijs; antwoorden helemaal onderaan, in omgekeerde volgorde!):

  1. Van wie werd België onafhankelijk in 1830?
    1. Duitsland
    2. Frankrijk
    3. Nederland.
  2. Wanneer leefde Karel de Grote?
    1. Voor keizer Karel
    2. Gelijktijdig met keizer Karel
    3. Na keizer Karel
  3. In welke cultuur vindt de uitdrukking ‘Spartaanse opvoeding’ haar oorsprong?
    1. De Egyptische
    2. De Griekse
    3. De Romeinse
  4. Wat is het Davidsfonds?
    1. Een bank- en verzekeringsinstelling
    2. Een derdewereldorganisatie.
    3. Een cultuurvereniging en uitgeverij
  5. Wanneer kregen vrouwen in België stemrecht bij de parlementsverkiezingen?
    1. Ongeveer 60 jaar geleden
    2. Ongeveer 120 jaar geleden
    3. Ongeveer 180 jaar geleden
  6. Welke Griekse dichter uit de Oudheid schreef de Ilias en de Odyssee?
    1. Erasmus
    2. Homerus
    3. Papandreu
  7. De Koran is het heilig boek van?
    1. De boeddhisten
    2. De joden
    3. De moslims
  8. Van wie is de zogenaamde evolutieleer?
    1. Charles Darwin
    2. Thomas Edison
    3. Isaac Newton
  9. In 1492 ontdekte Christoffel Columbus Amerika. Daardoor kwamen er heel wat nieuwe producten naar Europa. Wat was daar niet bij?
    1. aardappelen
    2. papier
    3. tabak
  10. Rangschik de volgende kunstschilders chronologisch:
    Jan Van Eyck, Pablo Picasso, Pieter Paul Rubens

Waarbij al meteen opvalt dat de helft van de vragen direct van toepassing zijn op België. Inclusief een vraag-van-de-sponsor. En dan is de objectiviteit al meteen zoek.

Los daarvan heb ik geschiedenis altijd een verschrikkelijk fascinerend vakgebied gevonden. Tot mijn grote spijt werd (wordt ?) het vak vooral met oogkleppen aan gegeven, en lag (ligt) de nadruk vooral op het van buiten blokken van hele hopen tekst en data. Terwijl het interessante aan geschiedenis veeleer te zoeken is in de verbanden met alle andere vakgebieden, de samenhang, de invloeden, het waarom.

Hoe kunt ge het in godsnaam hebben over de schilderkunst in de 15-16eE en dat niet betrekken op de politiek en de economie en de literatuur, om nog maar te zwijgen van de invloed op de pre-raphaelites 300 jaar later.

*zucht*

(10-JVEPPRPP/9-2/8-1/7-3/6-2/5-1/4-3/3-2/2-1/1-3)

airworld

Vrijdag werd de nieuwe tentoonstelling in het Gentse Design Museum ongetwijfeld plechtig geopend. Uw reporter kon er helaas, wegens andere verplichtingen, niet bij zijn. Niet getreurd, zondag voormiddag is het museum gratis toegankelijk, dus trok ik, gewapend met mijn fototoestel en mijn vijfjarig zoontje, de vertrekhal binnen.

Meteen werden we begroet door een hele rij (transparante) airhostessen, die ons galant naar de rest van de tentoonstelling begeleidden.

de tentoonstelling

In de binnenruimte staan een aantal maquettes van luchthavens opgesteld, en rondomrond staan achtereenvolgens een groot aantal schaalmodellen van vliegtuigen, voorbeelden van vliegtuiginterieurs, vaatwerk, en een grote nadruk op de evolutie van vliegtuigstoel.

Op de benedenverdieping kan je nog meer uniformen bewonderen, en een aantal Sabena memorabilia.

de piloot

Wat mij steeds weer aanspreekt aan het Design Museum, is dat het overkomt als een gezellige, intimistische en bevattelijke plaats. Geen gigantische ruimten waar je vijf dagen moet voor uittrekken om je doorheen te worstelen, maar een museum waar je gerust op een verloren moment nog snel eens kan binnenstappen. En waar ook de kleinsten altijd wel weer iets aan hebben.

Airworld, nog tot 19 juni in het Gentse Design Museum, in de Jan Breydelstraat.

(Dit artikel is ook terug te vinden op gent.blogt)

goulash

Tsja, en dan was er nog de geplande Bijloke-date, zaterdag. Op naar de 19e en zelfs 20e eeuw, met volgend programma:

  1. Bartók: Hongaarse Boerenliederen
  2. Brahms: Concerto voor Viool en Cello, Opus 102
  3. Liszt: Symfonisch Gedicht, Nr. 12: ‘Die Ideale’
  4. Kodály: Dansen uit Galanta

Het begon eigenlijk een beetje voorzichtig met Bartók. Een werk uit 1933, en al ben ik dan verslingerd aan Music for Strings, Percussion and Celesta (in een uitvoering van Mavrinsky), dit kon me niet geheel overtuigen. Alsof het orkest eerst moest warmgedraaid worden.
(Uit Music for Strings, Percussion and Celesta werd ooit de tune voor het VRTnieuws gehaald.)

Het Concerto voor Viool en Cello van Brahms. Ach Brahms was al meteen wat anders. De passie kon niet op: er was een meer dan behoorlijke symbiose tussen beide solisten, en het publiek kreeg waar het voor gekomen was. De muzikanten werden achteraf trouwens navenant beloond met woest voetgeroffel. Marie Hallynck (de celliste) leek wel heel erg in trance; beide solisten wiegden als twee treurige elzen in een herfstwind. Maar mooi dat het was.

Pauze, en dan Liszt. Ik ben geen fan van Liszt. Ik vind het saai, oppervlakkig en uniform. En dan mogen ze bij De Bijloke nog honderd keer schrijven: Die Ideale, naar een gedicht van Schiller, vertelt geen verhaal maar brengt sfeer. Was het trouwens geen tijdgenoot die ooit schreef: ‘De mens hoort alleen datgene wat hij verstaat’!?. Jammer, maar dan heb ik er helaas niets van verstaan. Next.

Want Kodály, daar hadden ze pas fun mee. Opnieuw 1933, maar dit klonk geheel anders dan het stuk van Bartók. Veel meer leven, veel meer plezier; je kon de muzikanten geamuseerd hun partituur zien lezen alsof het de eerste keer was dat ze die onder ogen kregen. En weer kregen ze het publiek op de hand.

Een langgerekt applaus aan het einde, dat na de derde terugkomst van de dirigent abrupt werd onderbroken door een handgebaar, en de aanhef van… toch wel, een van Brahms’ Hongaarse Dansen. De eerste keer dit seizoen dat ik een encore heb gekregen.

“Kodály, Brahms, Bartók, Liszt”, werd opgevoerd in De Bijloke op zaterdag 19 maart.

(Volgende afspraak: 1 april voor de opera, 14 april voor De Bijloke. U mag weer even ademhalen.)

ondertussen (II)

’s Avonds was de trein leeg. Want hoewel ze ’s ochtends, bij het afscheid in Noord, had verteld dat ze tegen de middag terug in Gent moest zijn (Gent! Ze woont in Gent!), had ik toch de ganse dag op haar aanwezigheid gehoopt.

De trein zat afgeladen vol, dat wel. Nog een geluk dat ik mezelf als een van de eersten aan de trein had kunnen opdringen, én dat Noord aan het begin van de Brusselse treinroute naar het westen ligt, want anders had ik gegarandeerd geen plaats meer vrij gevonden. Ik was naar de bovenverdieping gespurt, waar ik me op een tweezitsplaats had geïnstalleerd, aan vensterszijde mijn gerief, en zelf was ik aan de gangkant gaan zitten. Zo had ik meteen én een plaats voor haar, én kon ze mij makkelijk zien zitten als ze deze wagon zou binnenstappen. (In de eerste wagon, op de eerste plaats, op de eerste verdieping.)

Maar zowel Centraal als Zuid brachten enkel meer onbekende gezichten. Een goede tien minuten buiten Brussel had ik de moed volledig laten zakken. Ik ging een lang weekend tegemoet.

-*-

Met die ene aanraking was alles rond ons verdwenen. En toen ze nog net iets dichter naar me toe leunde, ademden we eventjes dezelfde lucht in en een zucht later kusten onze lippen.

Nu kan ik me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren of de wagon op datzelfde moment is leeggelopen, dan wel of onze medereizigers discreet hun blikken hebben afgewend, en in Zuid en Centraal zo snel mogelijk zijn buitengevlucht. Vast staat dat er dingen zijn gebeurd die men normaliter niet op een trein vermag mee te maken. En dat plots, ergens temidden van wild bazuingeschal, zij mijn hand opnieuw aanraakte.

“We rijden net Noord binnen,” fluisterde ze.

Ook toen wist ik niet met welk een kracht zij zich uit de betovering had kunnen losmaken, maar mijn gelaat moet opnieuw diezelfde verbijstering hebben verraden als een luttel kwartier daarvoor, want ze glimlachte opnieuw.

“Ik stap met je mee uit,” zei ze vastberaden, doch net alsof ze ook zichzelf met die uitspraak wist te verbazen (alleen vrouwen kunnen dat).

Maar amper vijf minuten later stond ik, met nog een kus, en een voornaam, alleen buiten aan het Noordstation, op weg naar het werk. En hoewel de zon reeds overtuigend de lente inluidde, scheen het mij toe alsof het de volgende uren onophoudelijk zou regenen.

erin maar niet eruit

Momenteel zit ik moederziel alleen thuis (een aquarium met een 20 vissen, en twee katten, waarvan één toch wel heel indringend om aandacht vraagt, niet te nauw genomen). Mijn madam heeft mij laten zitten voor een congres in Praag, en mijn zoon is afgedropen bij zijn grootouders, omdat hij aan het vroege en onregelmatige ritme van zijn vader maar niet kan wennen (behalve in ’t weekend dan, als hij om 6u30 aan mijn bed staat). Zodoende mocht ik alleen de ontspanner van mij fototoestel zien te triggeren.

Veel grote human-fitting kasten hebben we hier niet in huis. We hebben boven ergens een kamer tot een soortement walk-in-closet omgebouwd, maar een foto in een dergelijk grote ermm… ‘kast’ kwam mij al té onnozel over. Daarom leken de ondergoedlades mij een degelijk alternatief.

de kast

Edoch: ik moet niet zo flexibel zijn als jimbaar, want in één (of zelfs meerdere) lade(n) bleek ik niet te passen (zelfs niet als mijn schoen mocht buiten blijven):

de open laden

Dan maar de laden eruit, en o wonder, nu paste ik wel in de kast:

de gevangenis

Al was het makkelijker om ín die kast te kruipen, dan er nadien weer uit te geraken. As a matter of fact, als iemand even zou willen langskomen om die kast weer op te heffen, anders mag ik hier blijven zitten tot Tessa woensdag terug thuiskomt. Of misschien dat ze mij morgen toch op het werk gaan missen?

Help?!

verstokt

Met een beetje tegenzin heb ik besloten toch maar het stokje te beantwoorden (gekregen van i.). Eigenlijk vind ik het een beetje té persoonlijk, maar dat is maar hóe je erop antwoordt.

Omschrijf jezelf in 5 woorden.
Te veel wikken en wegen.

Wat vind je mooi aan jezelf?
Mijn zoon. Al moet ik toegeven dat dit specifiek onderdeel zich nu iets meer dan zes jaar geleden van míjn lichaam heeft losgemaakt.

Hoe voel je je op dit moment?
Ledig. Ik ben een zomermens, en de recente kilte zit nog in mijn kleren. Vraag het mij binnen een maand nog eens.

Zou je iemand anders willen zijn?
Nope. Ik heb eigenlijk nooit met iemand gedweept (behalve dan een geruime tijd met the Beatles), maar ik denk niet dat ik met iemand zou willen ruilen. Er zijn wel dingen die ik zou willen kunnen, of zou willen veranderen, maar niet genoeg om andermans leven te leiden. Of ook nog: elke medaille heeft zijn keerzijde, en die van mij ken ik tenminste een beetje.

Personen aan wie je dit stokje doorgeeft?
Aan Steven, Tim, en Vincent.

sterbend

Ik had mij vergist. De afspraak voor het Bijloke concert was vandaag, en niet gisteren. Geen probleem, en maar meteen van de nood een deugd gemaakt: ik was enorm benieuwd naar Hertels Die Sterbende Heiland. Uitgevoerd door Il Fondamento, o.l.v. Paul Dombrecht, met Vera Ehrensperger (sopraan), Maximillian Schmitt (tenor) en Stephan MacLeod (bas). Il Fondamento speelt overigens op authentieke instrumenten.

Op een of andere manier blijf ik er steeds in slagen de inleiding tot de concerten te missen, maar o.a. DS had reeds uitvoerig over het concert bericht, en het programmaboekje ging op de zaken nog veel dieper in.

Hertels muziek klinkt verbazingwekkend modern. Bepaalde stukken lijken wel regelrecht uit de romantiek (Mendelssohn, von Weber) geplukt, terwijl andere juist heel nadrukkelijk barok (Bach, Telemann) waren. Wat (in dit geval) betekent: veel spielerei en dialoog tussen de instrumenten (of het nu stem of instrument was). Heel veel variatie, stukken meer dan je soms van muziekstukken uit die beweging of periode zou verwachten. (Ik had de avond tevoren bijzonder weinig geslapen, en een uitzonderlijk drukke dag achter de rug, maar ik kreeg tijdens het stuk geen kans om wat van die slaap in te halen –als dat al een criterium mag zijn.)

Het libretto werd door Hertel met veel gevoel voor dramatiek verwerkt (meteen worden ook de Joden nog eens de dood van Christus aangewreven), en de wisselwerking tussen koor en solist zorgen naar het einde toe voor een grote spanning. Hoe Hertel (of toch dit stuk) zo lang verborgen mocht blijven, mag een raadsel wezen, maar och, als je bekijk hoe abondant zowel de muziekstukjes als de componisten destijds in Duitsland waren, is de waarschijnlijkheid groot dat er wel meer meesterwerken in de archieven begraven liggen.

(Vanavond gaat het er overigens iets moderner aan toe: met Kodály, Brahms, Bartók en Liszt springen we van de 18e naar de 19e en zelfs 20e eeuw.)

Johann Wilhelm Hertel (1721–1771): Die Sterbende Heiland, uitgevoerd door Il Fondamento, in De Bijloke, 18/03/2005

(Dit artikel is ook terug te vinden op gent.blogt)

omdat het moet

Ik ben een eigenaardig mens –maar dat had u misschien al zelf ontdekt. Ik zou misschien niet zover willen gaan om te zeggen dat het mij helemaal niet interesseert of dit weblog nu gelezen wordt of niet, maar het is in elk geval niet van primair belang. Mits enige uitzondering, is mijn ‘publiek’ eigenlijk ook niet veel meer dan een (welkome!) vlek, een beetje zoals een acteur te zien krijgt door de waas van licht vanop een podium. Niet dat ik al veel op een podium heb gestaan, maar zo werd het mij reeds menige keer uitgelegd.

Wat ik alvast niet doe, is schrijven voor een welbepaald publiek. Meestal stort ik mij op een onderwerp (hifi, muziek, fotografie, zolders, inkomensverspreiding), waar ik dan geruime tijd over bericht. Sommige onderwerpen blijven terugkomen, andere zijn gedoemd om in de archieven eenzaam weg te kwijnen. Vandaar ook mijn huidige interesse in wiki’s of afgeleide systemen, om mijn muziek etc collecties een waardiger bestaan te geven.

Mijn teksten worden ook zelden of nooit geëditeerd voor ze on-line komen. Ttz ze worden wel geëditeerd, maar niet gecensureerd, met als gevolg dat sommige dingen wel eens verkeerd kunnen overkomen, of worden misverstaan.

Bovenstaande is daar waarschijnlijk ook een voorbeeld van, want eigenlijk wou ik iets schrijven over mijn lof voor de amateur (ofte ‘liefhebber’), die schrijft, tekent, fotografeert, (we)blogt, chocolade pralines maakt, in den hof werkt, loopt, voetbalt, en vult u zelf maar verder aan, niet (noodzakelijk) omdat hij anders ontploft, maar des te meer omdat hij het nu eenmaal leuk vindt. (Dit bijna geheel vanuit mijn afkeer van de zogenaamde professionelen in alle mogelijke vakgebieden, die, in zeer grote getale, u uw eigen nier als een nieuw hart kunnen verkopen. En neen, dan heb ik het hier niet specifiek over salespeople of de juffrouw die u des avonds –telefonisch– terug bij Belgacom probeert te krijgen.) De grootste vergissing die men echter, mijns inziens, kan begaan, is van zijn liefhebberij zijn beroep te maken –en geloof mij, ik kan het weten.

Eenmaal de verplichting er is, wordt alles anders. Je moét werken, moét recensies schrijven, moét websites afhebben tegen deadlines, moét een volgende huwelijksreportage maken, moét vijfhonderd kilo pralines maken voor diezelfde trouw, want anders komt er geen brood op de plank. En daarmee is de leute ervan af.

Goed, dit maar om te zeggen dat ik een backlog heb van een aantal zaken. En dat die zeker nog zullen volgen, maar dat ik niet weet wanneer.

(Richt ik mij nu tot een publiek, tot mijzelf, of tot die mensen van wie ik weet dat ze dit lezen?)

meanwhile, op de trein

Treinreizigers hebben zo hun routine, heb ik ondertussen al ontdekt. Elke dag zie je dezelfde gezichten, die op steeds dezelfde zitjes proberen plaats te nemen, en o wee de nieuweling die zich op de plaats van een ancien probeert neer te planten. If looks could kill lijkt plots geen loos gezegde meer.

Onderhand leer je de gezichten kennen, en begin je te weten wie waar de trein zal verlaten. In mijn geval loopt de trein in Brussel Centraal zo goed als leeg, waardoor in de benedenverdieping van mijn wagon (de voorste), nog slechts drie –soms– vier personen overblijven die verder rijden naar Noord, waarvan eentje zelfs helemaal naar Schaarbeek.

Vandaag zat er echter bijzonder weinig volk op de trein. Niet geheel abnormaal voor een vrijdag, maar toch iets minder dan verwacht. Waarbij dient opgemerkt dat de mensen naar Noord duidelijk noeste en aanhoudende werklieden zijn, want minstens twee van de drie bekende gezichten had ik bij het betreden van míjn benendenverdieping in míjn wagon reeds op hun gewoonlijke plaats aangetroffen.

Ook ik had echter met de routine gebroken, want na de beperkte hoeveelheid slaap, die mijn deel was geworden na de blogmeeting gisterenavond, had ik mij laten verleiden tot een kop koffie –1,75 EUR voor instant poeder vermengd met heet water in een styrofoam beker. Waardoor ik evenwel, meer nog dan anders, het tafeltje bij de vier zitjes die ik ’s ochtends als de mijne claimde, geheel kon bezetten.

Dat werd dan, achtereenvolgens: iPod uit de jaszak, boek en bril op tafel, vest keurig op het zitje naast mij opgevouwen, de Hadley ertegen, neerzitten, iPod earbuds in de oren, Rameau aan, bril opzetten, en beginnen lezen. Vandaag vooraf gegaan door het neerzetten van de beker koffie, en, eenmaal gezeten, het verwijderen van het deksel (efficiënt om te verhinderen dat de inhoud op het perron dan wel op mijn kleren zou zijn geëindigd), en die voorzichtige eerste slok. Te warm, dat spreekt voor zich.

Eerder deze week had ik elke dag het omvangrijke en loodzware Quicksilver meegetornd, waar ik na drie dagen van teveel afleiding slechts tot pagina 150 was gevorderd, waardoor ik gisteren had besloten het opnieuw even bij lichtere pulp te houden als treinlectuur (waarin ik na amper één heen- & terugreis tot evenzoveel pagina’s als drie dagen Quicksilver was geraakt). Na één hoofdstuk (ik ben vanochtend maar tot pagina 157 gekomen) kwam er plots iemand op de plaats tegenover mij zitten. Hóógst ongebruikelijk, want de trein was reeds zo lang uit het station vertrokken, dat men redelijkerwijs mocht aannemen dat iedereen nu wel een plaats had gevonden. Oh shit, dacht ik nog, straks gebeurt mij iets als bij Michel. En we hebben het er gisteren nog over gehad.

Want waarlijk, tegenover mij zat nu een –op zijn zachtst uitgedrukt– frisse jongedame, aan wie het duidelijk te merken was dat de lente haar intrede had gedaan. (En mocht ze dat nog niet gedaan hebben, dan zou ze, bij het zien van… maar ik dwaal af.) Hoe fris ze ook mocht zijn, ze had mij uit mijn concentratie gehaald –want daar leent die routine zich uitstekend voor, elke ochtend. Ze brengt mij in een bepaalde state of mind, waardoor ik, met de muziek op de achtergrond, geheel in een boek vervat geraak (wat eerder bij Quicksilver, routine ten spijt, absoluut niet wou lukken). Maar nu werd ik willens nillens uit mijn trance gerukt. Bovendien sprak ze mij aan.

“Ik lees graag wat je schrijft.”

Pardon? Dat moet ik verkeerd begrepen hebben. Ik legde mijn boek opzij, haalde mijn earbuds uit mijn oren, en vroeg haar of ze haar vraag even wou herhalen.

“Dat ik graag lees wat je schrijft.”

In een flits zag ik Jim Carrey in The Mask, wiens onderkaak op tafel viel, zijn tong daarbij over diezelfde tafel uitrollend, bij het aanschouwen van zijn vrouwelijke tegenspeelster in de Nightclub. Dat beeld moet ook voor mijn lentenimf duidelijk zichtbaar geweest zijn.

“Op je weblog.”

Het beeld van zonet leek mij plots geheel ontoereikend.

Ze glimlachte. “Ik lees je nog maar een paar maanden, sinds ergens eind vorig jaar, maar ik probeer, wanneer ik kan, ook je archieven anti-chronologisch verder te lezen.”

Ze glimlachte nog meer. “Ik veronderstel dat de verrassing compleet is? Sorry, maar ik moest je gewoon ontmoeten.”

Ze stond op. “Ik zal je verder laten lezen.” Weer die glimlach.

Een heleboel details vielen mij plots op. Hoe ze haar haar droeg, hoe haar handen eruit zagen, en haar ogen, hoe ze minstens één knopje van haar dieprode bloes teveel had open gelaten, en de kniehoge rok.

-Euh, nee, wacht, stootte ik uit, terwijl ik krampachtig probeerde een goede reactie te formuleren. Maar dit bleek al ruimschoots te volstaan, en ze ging weer zitten.

-Hoe…? begon ik, maar ze onderbrak me.

“Ik wist dat je in Brussel werkt, van je weblog. En dat je met de trein ging. Ik wist ook dat je redelijk vroeg moest vertrekken, omdat je ’s avonds ook vroeg terugkwam. Dus was ik van plan elke ochtend de rein naar Brussel te nemen, op zoek naar jou.”

-Maar hoe…

“En ik wist natuurlijk hoe je eruit zag, omdat ik naar je foto heb gegoogled. De rest was een kwestie van geduld. En geluk waarschijnlijk.”

-En hoe lang zoek je me zo al? Hoelang reis je al naar Brussel?

“Vandaag is dag één.” Ze keek me recht in ogen, boog een beetje naar voor, zodat ik alle moeite van de wereld moest doen mijn ogen niet naar dat knopje van haar bloes, of godbetert nog verder, te laten afdwalen, en raakte mijn hand aan. “Het was duidelijk voorbestemd.” Ze lachte.