Bin-jip

Bin-jip is de derde in het rijtje die ik van regisseur Ki-duk Kim heb gezien. Louter fotografisch is hij misschien iets minder interessant, maar ook qua sfeer is er een duidelijke verschuiving t.o.v. de andere twee (Samaritan Girl en The Isle). Hoewel het aspect geweld nog steeds in het verhaal aanwezig is, komt Bin-jip veel meer over als een poëtische, magisch-realistische film.

Tae-suk rijdt Korea rond op zijn motor. Overdag hangt hij flyers aan de deuren van huizen, zodat hij ’s avonds kan zien welke (tijdelijk) onbewoond zijn. Daar breekt hij in, maar enkel om voor zichzelf in onderdak te voorzien. Als tegenprestatie ruimt hij op, doet de was, en repareert hij gebroken huishoudtoestellen.

still from the movie

Wanneer één van de huizen toch niet leeg blijkt te zijn, ontmoet hij Sun-hwa, die door haar echtgenoot onderworpen en mishandeld wordt. Wanneer de echtgenoot later thuiskomt, slaat Tae-suk hem neer, en samen met Sun-hwa vlucht hij op zijn motor. Wat later worden ze echter betrapt, moet Sun-wha opnieuw naar haar echtgenoot, en wordt Tae-suk in de gevangenis opgesloten. (De rest moet u zelf maar gaan zien.)

Bin-jip betekent ‘leeg huis’; de Engelse titel van de film is 3-Iron. Ki-Duk Kim verklaart het zelf als volgt:

It was last October when the idea first came to me. I was removing a flyer that was pasted over the keyhole on my front door when it suddenly occured to me that the houses that had these ads intact must have been empty. The image of an empty house that no one enters led to a story of a very lonely person cut off from others. An I wanted to make a film about a man who goes in and fills that emptiness with warmth. People who play golf would know that the 3 iron is the least used club. Imagine the 3 iron stuck in and expensive leathery golf bag but only rarely used. Its image parallels that of an abandoned person or an empty house. At the same time it is the tool with which Tae-suk rescues Sun-hwa and so signifies a hopeful change as well.

still from the movie

Hoewel de ganse film tussen Tae-suk en Sun-hwa geen woord wordt gezegd, is de eenheid en de passie tussen beide protagonisten compleet. Bin-jip is een optimistische, dromerige film, die het volledig moet hebben van de sfeer. Het gebrek aan dialoog is absoluut geen tekortkoming, maar toont nog maar eens de kracht van het beeld over het woord aan. U zal zich geen moment vervelen.

(Opnieuw) een aanrader.

Bin-jip (2004), van Ki-duk Kim, gezien in de Sphinx aan de Sint-Michielshelling (Korenmarkt). De trailer kan u hier bekijken.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

films 200507

Zie ook vorige maand:

* te vermijden / ** genietbaar / *** onderhoudend / **** aanrader // ***** onmisbaar

Waarbij de vijf sterren slechts uitzonderlijk worden gegeven; de eigenlijke rating is dus een score van 1 tot 4.

  1. Lost in Translation (Sofia Coppola) ***+
    Dit overtrof vele, vele keren mijn verwachtingen. Toegegeven, mijn verwachtingen waren enorm laag, maar dit is echt wel een geslaagde film. Hollywood, maar toch verteerbaar. Zeker de moeite waard.
  2. La Niña Santa (Lucrecia Martel) *
    Forget about it. Zie ook deze bespreking.
  3. War of the Worlds (Steven Spielberg) **
    Nice try. Maar mist vanalles. Een verhaallijn bijvoorbeeld. Of nuances. Zie ook deze bespreking.
  4. My Summer of Love (Pawel Pawlikowski) ***
    Hebt u het gezien? De sterren lopen op. Geslaagde film, die wegblijft van de clichés. Mooie fotografie. Zie ook deze bespreking.
  5. Samaritan Girl (Ki-duk Kim) ***+
    Ik denk dat ik fan begin te worden van Ki-duk Kim. Een soms dromerig-onschuldige film, sterk contrasterend met het thema. Zie ook deze bespreking.
  6. Charlie and the Chocolate Factory (Tim Burton) ***
    Ik ben fan van Johnny Depp, en weet ook Tim Burton best te smaken. Een geslaagde verfilming, hilarisch en vaak borderline slapstick. Vol verwijzingen, o.a. naar 2001 a Space Odyssey. Te plaatsen in de categorie Mars Attacks!. (Ik kijk zeer erg uit naar Corpse Bride.)

boeken 200507

Zie ook vorige maand:

* te vermijden / ** genietbaar / *** onderhoudend / **** aanrader // ***** onmisbaar

Waarbij de vijf sterren slechts uitzonderlijk worden gegeven; de eigenlijke rating is dus een score van 1 tot 4.

  1. Die Trying (Lee Child) **+
    Ik zie nog steeds Lucky Vanous (Chance Bowman in 18 Wheels of Justice) voor mij, maar, in tegenstelling tot juffrouw Hoffman, worden Childs schrijfsels er beter op. Ik kijk uit naar nummer drie.
  2. Vuur (Bart Koubaa) ***(+)
    Zeer overtuigend. Half treinreizend Vlaanderen heeft deze roman gratis gekregen, maar mijn spooravontuur was daarvoor blijkbaar te laat begonnen. Niettegenstaande, is dit money well spent. Koubaa is, samen met Peter Terrin, sterk op weg mijn favoriete Vlaamsche auteur te worden.
  3. Spitzen (Thomas Rosenboom) ***
    Licht en luchtig, een fragment uit een leven. Geen meesterwerk, wel aangenaam om lezen. Het heeft mij in elk geval benieuwd gemaakt naar meer van Rosenboom.
  4. The Visitor (Lee Child) ***
    Nummer drie hadden ze niet, dus ben ik maar met nummer vier gaan lopen. Child wordt decidedly beter met de tijd. Of ik word zijn schrijfstijl gewoon.
  5. De thuiskomst (Anna Enquist) ***+
    Zeer mooi, zeer droevig, zeer fatalistisch. Welk een schijnbaar nutteloos, leeg, droevig leven. Niet lezen in een depressieve bui.

Blue Note Festival

Hoe zat het nu met het Blue Note Festival? Uw reporter diende zijn dagen te verdelen tussen de Gentse Feesten, het (BN) festival, en de computer, waardoor enige verslaggeving wat vertraging heeft opgelopen.

In de nasleep van de Gentse Feesten heeft menigeen zijn stem geroerd over de omvang ervan, en een mogelijke ‘oplossing’ om het bezoekersaantal de volgende jaren vooral niet meer te laten klimmen. Op bepaalde momenten waren er meer ’toeristen’ dan inwoners in Gent, en andere evenementen en festivals, zoals Polé Polé, hadden dan ook af te rekenen met een nijpend plaatsgebrek. Los van de vraag of festivals sowieso thuishoren op de Feesten, toonde Blue Note aan dat het allemaal ook ‘ruimer’ kan.

Briskey (i)

Blue Note Festival heeft om te beginnen al de locatie mee. Het is gelegen net buiten de Gentse feesten kernzone, maar dicht genoeg bij het openbaar vervoer (Sint-Pietersstation), én bereikbaar met tram 1 via de Park+Ride aan Flanders Expo. De Bijlokesite is (grotendeels) ruim genoeg om het doelpubliek aan te kunnen, zelfs al was die ruimte dit jaar beperkt door de bouw- en restauratiewerken die er momenteel plaatsvinden.

Daarnaast zit het ook snor met het concept van de programmatie. Het ‘core‘ jazz publiek wordt bediend tijdens het eerste deel (All that jazz), dat net voor de Feesten van start gaat. Goed getimed om na het festival nog volop van de Feesten zelf te kunnen genieten (van het Jong Jazztalent in Gent concours bvb). Het tweede deel, waarvoor subtiel een vraagteken achter de omschrijving werd geplaatst (All that jazz?) spreekt meer aan tot het Feestenpubliek, dat met een swingender programmatie zeker aantrekking heeft gevonden.

All that jazz

Och! Het eerste deel ging alvast goed van start. Belgiës grootste belofte, het Robin Verheyen Trio, winnaars van de Jong Jazztalent wedstrijd in 2004, mochten, samen met de McCoy Tyner Allstars, het festival openen in de concertzaal van de Bijloke. Of zoals Branford Marsalis het formuleerde: Man, you know how to play that saxophone. Now you’ve got a whole lifetime to think about what you want to say.

Terence Blanchard (ii)

Wij gingen vooral op zoek naar wat we dan omschrijven als bezielde artiesten: muzikanten waarvan niet noodzakelijk het professionalisme afdroop, maar die veeleer plezier hadden in hun muziek, en dat ook konden overbrengen op het publiek. Zo onthouden we uit dit luik het zeer aanstekelijke Bert Joris Quartet, de gestreamlinede Dee Dee Bridgewater, Stefano di Battista, mr cool, Terence Blanchard, en beklagen we ons de Dave Holland Big Band te hebben gemist. Dat betekent overigens niet dat de anderen niet goed bevonden waren, enkel dat voornomende groepen net dat ietsje meer wisten te bieden. Want ook John Scofield, Richard Galliano en Don Byron zetten een uitstekende set neer.

All that jazz?

Solomon Burke (iii)

Dat het Feestenpubliek ook effectief de weg naar BNF heeft gevonden, mag duidelijk zijn. Tijdens de optredens van Van Morrison en Buena Vista Social Club, waren de voorziene 3.500 staanplaatsen in de tent gauw gevuld. Zo goed gevuld zelfs, dat een deel van het publiek vrede moest nemen met de schermen buiten, om het concert te kunnen volgen. Het tweede luik van het BNF paste dan ook (meestal) perfect in de Feesten.

Briskey, Solomon Burke, Louie Vega, Tony Joe White, Erik Truffaz, Van Morrison en Buena Vista Social Club wisten als geen ander hun publiek te bespelen. Zelf hebben we daarenboven ook nog genoten van Nouvelle Vague, Mariza, en Cassandra Wilson. Als de programmatie volgen jaar volgens dezelfde teneur wordt verdergezet, zal de organisatie een grotere tent mogen bestellen.

Stefano di Battista (ii)

Special Nights

Over Joost Zweegers zijn de meningen zijn verdeeld. Terwijl bijna unaniem ’s mans durf wordt vermeld voor het aanpakken van een jazzlegende (Chet Baker), is deze reporter verheugd dat het bij die ene poging zal blijven. De zenuwen speelden hem te parten, zoals ook duidelijk bleek uit het feit dat naar het einde toe, met de das ook de stem van de zanger pas goed is losgekomen.
Van Morrison was een buitenkans: een dergelijke act voor een zo luttele som te zien krijgen, was weinige fans ontgaan. Een geslaagd concert, ware het een beetje routineus. Al was de Ierse bard uitzonderlijk goed geluimd, zo heb ik mij laten vertellen.

Wat ons betreft alvast een geslaagde editie. Het maakt er onze verwachtingen voor volgend jaar alleen maar groter op.

De vierde editie van het Blue Note Festival had plaats van 14 t/m 24 juli 2005 op de Bijlokesite. Foto’s van het festival vind u in deze twee flickr sets: deel 1: All that jazz & deel 2: All that jazz?

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

Samaritan Girl (Samaria)

Ki-duk Kim, de regisseur van Samaritan Girl, is een bezig baasje. De laatste vijf jaar heeft hij maar liefst 10 films gemaakt, waaronder The Isle, Spring, Summer, Autumn, Winter… and Spring, en Bin-jip. Die laatste gaan wij overigens volgende week bekijken.

Typerend voor zijn films is alvast de prachtige fotografie en, tenminste in de films die wij hebben gezien, een lichte penchant voor het schokkende. Al wordt dat dan weer wel met zulk een evidentie voorgesteld, dat ook het publiek er makkelijk over gaat.

still from the movie

In Samaritan Girl zijn twee meisjes op zoek naar geld om een reis naar Europa te bekostigen. Daartoe laat een van beiden (Jae-Young) zich prostitueren, terwijl de andere (Yeo-Jin) de zaken behartigt. Alles gaat goed tot Jae-Young door de politie betrapt wordt. Om haar onder een arrestatie uit te komen, springt Jae-Young glimlachend uit het raam op de derde verdieping. Ze is net niet dood, en met hevige verwondingen wordt ze door haar vriendin op de rug naar het ziekenhuis gedragen. Als Jae-Young toch nog komt te overlijden, besluit Yeo-Jin, als boetedoening, alle vroegere klanten opnieuw op te zoeken om met hen te slapen en hun geld terug te geven.

Kim toont met grote vanzelfsprekendheid potentieel schokkende situaties, zonder te vervallen in sensatiezucht. De film gaat over verlies, schuldgevoel, religie zelfs, en onschuld. Er is het verlies van een vriendin voor Yeo-Jin, het verlies van (de onschuld van) een dochter voor Yeong-ki (Yeo-Jins vader), en de manier waarop met dit verlies wordt omgesprongen. Dit klinkt allemaal behoorlijk beladen, maar op geen enkel moment wordt deze film moralizerend. Meer nog, het is absoluut niet nodig met deze interpretaties rekening te houden om van de film te kunnen genieten.

Een aanrader.

Samaritan Girl (2004), van Ki-duk Kim, gezien op DVD, maar draait momenteel ook in Studio Skoop aan het Sint-Annaplein.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

My Summer of Love

Derde keer goede keer? My Summer of Love is in elk geval de beste film uit het rijtje deze week. Zoals in de eerste film gaat het ook hier om een bildungsfilm, een adolescente zoektocht naar zichzelf. Evenmin wordt hier een boodschap uitgedragen, al gaat het wel een duidelijk afgelijnde episode in het leven van Mona, het hoofdpersonnage.

Mona leeft samen met haar broer op het Engelse platteland. Ze raakt echter totaal van hem vervreemd wanneer hij zich bekeert en zijn pub omvormt tot een geloofscentrum. Tamsin is een decadent en verwend meisje, dat net van school werd gestuurd, en de zomer op de landhuis van haar ouders moet doorbrengen.

beeld uit de film: moped

Wanneer de meisjes elkaar ontmoeten, klikt het meteen. Het is vooral de verveling die beide meisjes steeds dichter naar elkaar toe drijft, en de Summer of Love wordt al gauw een zomer vol experimenten en spelletjes. Regisseur Pawlikowski slaagt er echter wonderwel in om dit alles met veel evidentie neer te zetten zonder in clichés te vervallen. Hoewel daar mogelijkheden genoeg toe waren.

Want ondanks de verscheidenheid aan onderwerpen die worden aangeraakt, is Summer of Love geen film die ’te veel’ wil zijn. Het verhaal blijft gefocused op Mona en Tamsin, met een sterke bijrol voor Mona’s broer Phil. De ontknoping is verrassend, zij het niet geheel onverwacht, en de film is uitgewerkt tot een passend geheel.

My Summer of Love is gebaseerd op het gelijknamige boek van Helen Cross (haar debuut), dat we meteen op onze boekenstapel hebben bijgelegd. Maar vooral Pawlikowski is duidelijk een regisseur om in de gaten te houden. Mooi.

My Summer of Love (2004), van Pawel Pawlikowski, gezien in de Sphinx aan de Sint-Michielshelling (Korenmarkt). De trailer kan u hier bekijken.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

War of the Worlds

Het vraagt veelal durf of domheid om een klassieker aan te pakken. In zeldzame gevallen kan dat hele mooie resultaten opleveren, maar, u hoort me al aankomen, dit is er niet zo een. Begrijp me niet verkeerd, Spielbergs War of the Worlds is geslaagd entertainment, maar ook niet meer dan dat. Verschillende stijlen worden door elkaar gehaspeld, denkfouten worden niet weggewerkt, en het einde, tsja, dat einde: het is en blijft Hollywood.

Het gelijknamige boek van H.G. Wells, The War of the Worlds, werd reeds –met wisselend succes– herhaaldelijke keren bewerkt: verschillende verfilmingen, een musical, een stripverhaal, maar vooral de radiobewerking van Orson Welles. Voor de recente filmversie was een budget van 132 miljoen USD uitgetrokken.

beeld uit de film: tripods

De film wil teveel ineens zijn, en mist daardoor focus of visie. Het is een science fiction film met gedateerde elementen (waarschijnlijk in een poging authetiek over te komen, getuige de off-screen commentaar aan het begin en op het einde), maar tegelijkertijd heeft het veel meer weg van een rampenfilm. De aliens zijn vaak slechts een aanleiding om vooral het menselijke aspect te beklemtonen (hoe gedraagt men zich in dergelijke omstandigheden), maar het wordt allemaal niet uitgediept.

Helaas is deze film ook een post-9/11 vehikel. In het huidige tijdsbeeld passen aliens precies veel minder goed dan terroristen, en het is jammer dat zulks ook in een Hollywoodspektakel moet worden benadrukt. Wanneer het dochtertje –pas met papa en broer op de vlucht geslagen– vraagt “dad, are those the terrorists“, dan wordt het er voor mij niet makkelijker op mij in de film in te leven. Vergeef mij, maar dergelijk realisme heeft in deze film niks te zoeken.

Het gaat wel vooruit (zelfs de episode in de kelder): de 116 minuten zijn voorbij voor u er erg in hebt. De denkfouten en inconsistentie neemt u er dan maar bij.

War of the Worlds (2005), van Steven Spielberg, gezien in de Decascoop aan Ter Platen (speelt ook in de Studio Skoop aan het Sint-Annaplein).

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

La Niña Santa

Om niet meteen in een Groot Zwart Gat™ te vallen na de Gentse Feesten, besloten we gisteren nog maar eens een filmpje mee te pikken. Keuze te over, en gezien de (review)sterren en de synopsis, opteerden we voor La Niña Santa. Een vergissing, zo bleek.

Het Heilige Meisje uit de titel is Amalia, die samen met haar (gescheiden) moeder in La Ciénaga woont, waar ze een hotel uitbaten, en waar op het moment van het verhaal, een artsencongres plaatsvindt. Na koorrepetities krijgt Amalia met haar vriendin Jose(fina) onderricht in geestelijke roeping en geloof.

still van de film: Amalia

Wanneer Amalia na zo’n sessie op straat naar een theremin speler staat te kijken, voelt ze hoe een man achter haar zich op een intieme manier tegen haar aanduwt. Later blijkt dat de man Dr. Jano is, een getrouwd man, tot wie haar moeder zich aangetrokken voelt. Amalia heeft meteen haar roeping gevonden, en volgens de synopsis wordt haar missie de man van zijn zonden te verlossen. Nergens in de film wordt echter gewag gemaakt dat de man een zondaar zou zijn, en ik kan me niet van de indruk ontdoen dat Amalia’s motivatie vooral te vinden is in de nieuwsgierigheid van haar ontluikende sexualiteit.

Had men mij verteld dat de film was gemaakt door een man, ik zou het onmiddellijk hebben geloofd. De film zit vol puberclichés van oudere mannen die voor tienermeisjes vallen, hartsvriendinnen die –vanzelfsprekend– lesbisch geïnclineerd zijn, geen voorhuwelijkse sex, en dan toch weer wel, etc. Hoewel er best wel mooie scènes in voorkomen, zit de verhaallijn veel te wankel en vooral voorspelbaar in elkaar. Al moet ik toegeven dat de regisseur erin geslaagd is het einde niet te verpesten (en zoals u onderhand misschien wel weet, is dat voor mij een belangrijk criterium).

Niettemin blijft La Niña Santa een in de reviews gehypte en overschatte film, die rustig voortkabbelt (zoals het water in het zwembad van het hotel), maar niet weet te boeien. Het is een (te) subtiele opeenstapeling van clichés en zal hoogst waarschijnlijk door een aantal katholieke onderwijsinstellingen worden aangewend als klasfilm. Om gauw te vergeten.

La Niña Santa (2004), van Lucrecia Martel, gezien in Studio Skoop aan het Sint-Annaplein.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

All that jazz? (dag 1)

Gisteren ging op het Blue Note Festival de All that jazz? reeks van start, met Briskey, Lizz Wright, Cassandra Wilson, en Solomon Burke.

Briskey was heel goed, maar zoals Terence Blanchard te vroeg geprogrammeerd (heb er enkel de laatste vier songs van gezien wegens daarvoor te lang blijven plakken op Jong Jazztalent in Gent, waar er uitsteken impro-jazz van El Stick te horen viel). Isolde Lasoen sprong vrolijk van de drums naar de vibrafoon; Dorona Albert, wat een stem; en frontman Gert Keunen rondde af.

Lizz Wright stond er gewoon. Goede presence, sterke stem (doet een beetje aan Tracy Chapman denken), en heel geschikt als aanzet naar Cassandra Wilson. Maar misschien was anderhalf uur een beetje lang.

Cassandra Wilson: ijzersterk, maar niet zo’n goed concert. Een beetje lang uitgesponnen, met lange instrumentale tussenstukken, waar het publiek die avond niet op zat te wachten. Her en der vroeg men zich af, of men niet beter Dee Dee Bridgewater en Cassandra Wilson had gewisseld in de programmatie. Bij Dee Dee zat er duidelijk meer swing in de zaak, terwijl men de indruk had dat het publiek gisterenavond veel meer op zoek was naar een stoel om comfortable naar Wilson te kunnen luisteren. Niettemin vocaal zeer sterk.

En dan is er het fenomeen Solomon Burke. Een instrumentaal openingsnummer, soul, geen jazz, waarin een stevige set muzikanten (veel koper, gitaar, basgitaar, drums en een Hammond orgel) rond een rood fluwelen troon staan opgesteld. Van Burke geen spoor. Na de intro worden de lichten gedimd, schuifelen een aantal crewmensen de scène op, met tussen hen in een breed zwart doek. Daarachter, geheel aan het oog van het publiek onttrokken, bevindt zich Solomon Burke, die in een rolstoel de scène wordt opgebracht. Rolstoel weg, daarna ook doek weg, en lo and behold, it’s the King of Soul, Mr. Solomon Burke, compleet met paars glitterpak, en een rode hermelijn op zijn schouders. De mantel wordt algauw afgegooid, waarop Burke zich in zijn troon laat vallen. En dan zijn we vertrokken voor meer dan anderhalf uur spetterend entertainment, ambiance alom, geen mens te stram die stil blijft staan.

Bovendien zonder noemenswaardige pauze tussen de liedjes. Het ene liedje amper voorbij, een korte bindtekst, en hop, we zijn weer vertrokken voor het volgende. De greatest hits of Soul, zonder adempauze. Het publiek was er gek op.

All that jazz? (dag 1), gezien in het kader van het Blue Note Festival, in De Bijloke, op maandag 18 juli. Foto’s volgen nog.

zweegers tempts baker

Vlakaf zeggen dat het slecht was, zou gelogen zijn. Beweren dat het een hoogvlieger was evenzeer. Maandagavond trad een bloednerveuze Joost Zweegers op voor een goed gevulde Blue Note festivaltent. De set opende instrumentaal, met toch wel de betere muzikanten van de Belgische jazz (o.a. Bert Joris en Ewout Pierreux); aan de muzikanten zou het alvast niet liggen.

Joost Zweegers sings Chet Baker (xv)

Zweegers miste vooral in het begin een duidelijke richting, wat zich soms vertaalde in een beetje onvastheid. Zijn stem was eerder vlak, monotoon, zonder een zwaarder timbre met de nodige nuances. Al deed hij ijverig zijn best het gemis daaraan op te smukken met een glas whiskey en een sigaret (wat van hem nog geen Gainsbourg maakt natuurlijk).

Joost Zweegers sings Chet Baker (vi)

Het contrast tussen de muzikanten en Zweegers was niet klein. Trompettist Bert Joris had zaterdag al een indrukwekkende set neergezet, en gaf maandag een al even goede interpretatie van Baker weer (die klankkleur!). Daarnaast moet ook Ewout Pierreux worden vermeld, die niet alleen zeer vakkundig Zweegers begeleidde, maar tijdens de solo’s zijn echte muzikaliteit kon voorleggen.

Joost Zweegers sings Chet Baker (iii)

Na Cry me a River, ongeveer halverwege de set, ging het duidelijk beter, maar helemaal los kwam hij pas bij het tweede (laatste) bisnummer, Never back down. Een song van zijn recente CD, die (naar ik aanneem) door Frank Vaganée (van het Brussels Jazz Orchestra) van jazzy arrangementen werd voorzien, en waar hij zich duidelijk veel meer in thuisvoelde.

Joost Zweegers sings Chet Baker (xiv)

Kortom, Zweegers is zeker niet –zoals sommigen misschien hadden gewild– op zijn bek gegaan, al is wel gebleken dat hij zich in zijn eigen genre beter thuisvoelt. En dat lijkt me (voor beide genres) een goede zaak.

Joost Zweegers sings Chet Baker, gezien in het kader van het Blue Note Festival in De Bijloke, op maandag 18 juli. Meer foto’s vind je in deze Blue Note Festival 2005 flickr set