Machines should work: Imagine Raymond

Imagine Raymond, De Casino, Sint-Niklaas
in het kader van de Jazzlab Series

De laatste maanden word ik nogal geplaagd door een veelheid aan migraines. Het immer wisselende weer zit daar voor een groot deel tussen, en die ondingen zijn ondertussen dermate vanzelfsprekend dat ik gewoon kan functioneren overdag. Mijn doen en laten lijken mij vaak wel wat wazig, en ik onthoud nog veel minder dan vroeger, maar goede notities kunnen daar makkelijk aan verhelpen. Minder aangenaam zijn de avonden: het lukt gewoon niet om lang weg te gaan, laat staan om het geluidsvolume van de mij anders zo geliefde concerten te ondergaan. De concerten die ik al heb bijgewoond in 2018 zijn op twee vingers te tellen. Het aantal keren dat ik ’s avonds wat uitgezakt ben, op drie. Samen net goed voor één hand dus. Niet echt compatibel met een branche waar het nooit echt begint voor 21u.

Toen ik de kans kreeg om te gaan luisteren naar Imagine Raymond, heb ik daarom even getwijfeld. Ik had echter al een paar kansen aan mij laten voorbij gaan (o.a. in Gent en in Leuven), en ik wou het echt wel horen. Sint-Niklaas is niet ver, De Casino is een goede zaal, en ik had de zoon mee om mij terug naar huis te dragen.

Het concept Imagine Raymond is een heruitvinding van het vroegere Wofo, dat in 2012 reeds door Vlaanderen trok met een eerste interpretatie van de muziek van Raymond Scott (dezelfde Raymond uit de groepsnaam). Scott (1908-1994) was een Amerikaanse componist, muzikant en uitvinder en had een enorme invloed op de ontwikkeling en het gebruik van elektronische muziekinstrumenten —zo zou helaas pas echt na zijn dood blijken. Wofo bracht reeds een eerste eerbetoon aan de componist die niemand kant maar iedereen al heeft gehoord —hoewel Scott nooit echt een soundtrack heeft geschreven, werden zijn composities in meer dan honderd cartoons gebruikt. Met Imagine Raymond wordt het avontuur nog even verder doorgetrokken: de groep werd uitgebreid met electronicawizzard Dijf Sanders en videomaker Victor Van Rossem.

Imagine Raymond is absoluut een visuele belevenis. Dat gaat van een bijna voor de hand liggende parallel tussen instrumentatie op het scherm en geluid (het klavier weerklinkt als het klavier op het scherm wordt getoond), over sinus golven en andere oscillatoren, tot een herwerkte soundtrack bij het bewegende beeld. Het beeldmateriaal wordt live bijgestuurd door Van Rossem, wat bijdraagt tot het improvisatorische karakter van de muziek. Van Rossem haalde zijn inspiratie uit archiefmateriaal uit (voornamelijk) de jaren 30 tot 50, waaronder deze (nu) hilarische IBM reclame, machines should work, people should think (korte stukje hieronder, langere versie op youtube). Met muziek van Raymond Scott natuurlijk!

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=PyBNR8ThrNQ]

In de composities sijpelt nog steeds duidelijk de hand van Xavier Verhelst door, en de uitbreiding met de electronica van Dijf Sanders is bijzonder complementair: een gedegen aanwinst, die de muziek een extra dimensie geeft zonder geforceerd over te komen of de overhand te nemen. Naast de herwerkingen van de Scott tunes zitten er ook een paar eigen composities tussen, die helemaal passen in de leefwereld van Imagine Raymond. Een bijzonder mooi eerbetoon.

Voor wie meer wil weten over Raymond Scott is er de uitstekende documentaire Deconstructing Dad: The Music, Machines and Mystery of Raymond Scott (2010) (gezien op het Filmfestival in 2011). Het staat helaas nog niet op Netflix.

(Voor de volledigheid: het einde van het concert hebben we helaas gemist: het was de trein van 22u of die van 23u —dat uurtje langer ging niet gelukt zijn.)

Citadelic (31.05-05.06.2017)

Het zou ons misschien een beetje te ver drijven om te stellen dat Citadelic zowat het meest ondergewaardeerde festival in Vlaanderen is –zeker gezien de aangename opkomst, dit jaar– maar het festival wordt zeker in waarde onderschat. Citadelic, destijds begonnen als Jazz sur l’Herbe onder impuls van Mathias Van de Wiele, was dit jaar aan de tiende editie toe, en brengt steevast een keure van opkomende muzikanten en minder bekende gevestigde waarden uit de jazz. De nadruk ligt (lag) op free jazz, maar Citadelic evolueert mee met de muziek. Jazz is bijzonder uiteenlopend, en dat is te merken aan de concerten, van het trio Patrick De Groote – Chris Joris – Paul Van Gysegem tot het duo Ruben Machtelinckx & Karl Van Deun en het kwintet Bardo. En alles daartussen natuurlijk.

Organisator Rogé Verstraete is een gezellige chaoot, met een gigantisch hart voor jazz. “Wat vindt ge van ons podium?”, vroeg hij vol trots toen ik de eerste avond naar De Beren Gieren kwam luisteren. Het hoofdpodium had langs drie kanten een houten geraamte gekregen, waarop daags nadien wonderwel een dak was verrezen. (“Ze voorspellen regen hé!”) Nog een dag later was het geluidssysteem vervangen door een installatie van beduidend betere kwaliteit. Het is Rogé ten voeten uit: het festival wordt à la minute aangepast en verder uitgerust, een paar muzikanten worden al eens te elfder ure vervangen, en de concerten beginnen zelden op tijd. Maar alles wordt opgelost, in een zeer ontspannen sfeer, voor een groot stuk geïmproviseerd, net zoals de jazz zelf.

Niet iedereen komt helemaal voor de muziek. Dit is het Citadelpark, het weer is buitengewoon goed tijdens het pinksterweekend, de muziek is gratis, de drank (relatief) goedkoop (2 jetons van 1,25 euro voor een pint —13 dan nog– of frisdrank of water, 3 voor wijn of zwaarder bier), en de tafeltjes voor het hoofdpodium en de glooiingen errond vullen zich gretig op.

De concerten vinden afwisselend plaats op het hoofdpodium, of in de halve cirkel voor de ingang van het Kuipke. Een verdwaalde fietser of politiecombi durft al eens tussen publiek en muzikanten door te manoeuvreren –dat hoort erbij, en de muzikanten willen er al eens een muzikale allusie op maken tijdens het concert.

Het was helaas onmogelijk om alles mee te maken, maar elk gemist concert bracht spijt mee. Al was de vreugde om de meegemaakte concerten des te groter. Ik heb zonder meer genoten van al het onderstaande. Uitkijken naar de elfde editie! Dank u, Rogé en de fantastische muzikanten!

De tiende editie van Citadelic vond plaats in het Citadelpark te Gent, van 31.05 t.e.m. 05.06.2017

De Beren Gieren // 31.05.2017 // Simon Segers (drums), Fulco Ottervager (piano), Lieven Van Pee (double bass)

Lilly Joel // 31.05.2017 // Jozef Dumoulin (keys), Lynn Cassiers (voice & electronics)

Patrick De Groote – Chris Joris – Paul Van Gysegem // 01.06.2017 // Patrick De Groote (trumpet & flugelhorn), Paul Van Gysegem (double bass), Chris Joris (drums, percussion & piano)

Wandjina // 02.06.2017 // Ambroos De Schepper (saxophones), Benjamin Hermans –> Rob Banken (alto saxophones & weird sounds), Geert Hendrickx (guitar & weird electronic sounds), Kobe Boon (double bass), Jens Van Esch (drums)

Steiger // 02.06.2017 // Gilles Vandecaveye (piano & keys), Kobe BooN (double bass), Simon Raman (drums)

Jorgy Rossy Vibration Quintet Ft. Mark Turner, Al Foster // 02.06.2017 // Jorgy Rossy (ES) (vibraphone), Jaume Llombart (FR) (guitar), Mark Turner (US) (saxophones), Doug Weiss (US) (double bass), Al Foster (US) –> Joey Baron (drums)

Moker // 03.06.2017 // Mathias Van De Wiele (guitar & alt horn), Bart Maris (trumpet), Jordi Grognard (reeds), Lieven Van Pee (double bass), Giovanni Barcella (IT) (drums)

Rodrigo Fuentealba invites Philipp Weies & Tsubasa Hori // 03.06.2017 // Rodrigo Fuentealba (guitars), Philipp Weies (guitar), Tsubasa Hori Taiko (Japanese drum)

Llop // 03.06.2017 // Erik Bogaerts (saxophones), Benjamin Sauzereau (guitar), Brice Soniano (double bass), Jens Bouttery (drums)

Bruno De Groote / Ben Faes Duo // 05.06.2017 // Bruno De Groote (guitars), Ben Faes (double bass)

Bardo // 05.06.2017 // Gilles Vandecaveye (piano/keys & vocals/spoken word), Cesar De Sutter (voice & guitar), Rob Banken (saxophone & bass clarinet), Lieven Van Pee (electric & double bass), Elias Devoldere (drums)

Chantal Acda

Wat was dat.

Een paar maanden geleden (of was het al meer dan een jaar?), had ik de live-albums van Chantal Acda ontdekt in Tidal (eerst Live In Dresden, en wat later verscheen ook Live In Münster). Die albums lagen hier verscheidene weken op repeat, en haalden vervolgens een plaatsje op mijn zeer bemeten ‘offline content’ lijst op de gsm. De platen zijn live opnames, en hoewel dat geen vervanging is voor een echt optreden, biedt zo’n momentopname vaak een extra dimensie boven een studio-album. De concertdatum in Gent stond dan ook al geruime tijd in mijn agenda gemarkeerd.

Als voorprogramma kregen we de fragiele, verlegen stem van Eyemèr. Mooi, nog een beetje onwennig op het podium misschien, maar vol belofte. De stem zat goed (bij momenten heel goed, maar vaak zat er wat te veel galm op), en deed op zijn best wat denken aan Edie Brickell uit haar tijd met de New Bohemians.

En toen kwam Chantal Acda op het podium, vergezeld van een keure muzikanten: Alan Gevaert (bas), Gaëtan Vandewoude (gitaar, keys), Eric Thielemans (drums) en Niels van Heertum (euphonium). Van verlegenheid viel hier niets te merken. Het duurde een paar liedjes eer ik er ook maar aan dacht om iets van notitie te nemen, zozeer palmde deze muziek de zaal in.

Hoewel ik ondertussen redelijk vertrouwd was met het minder recente (live) werk, gaat zo’n concert toch nog wel een grote stap verder. Live is Acda absoluut zaalvullend, met bijzonder veel zelfzekerheid en présence –een beetje onverwacht, gezien haar stem en de schijnbare broosheid van de composities. De groep hangt heel goed aaneen, de grapjes vliegen rond (“we wachten op jou hé Eric”, klonk het toen Thielemans even de inzet voor het volgende nummer vergeten was), en we kregen zelfs inzicht in Acda’s innerlijke Jane Fonda toen ze het over haar extreme fitness obsessie had. Maar ik dwaal af.

I Need You To Go (“soms moet je al eens banden verbreken”) is een van de topnummers van het nieuwe album, compleet met vintage gitaardrama en doorzettende percussie als enig houvast. Hartenbrekend! Fight Back is, samen met Our Memories enorm typerend voor haar stem en stijl. Ik had eigenlijk geen idee dat Acda een Nederlandse was, tot ik haar tijdens het concert hoorde praten, en terwijl dat zeker bijdraagt tot de klankkleur van haar stem, is er gelukkig geen sprake van nederengelse uitspraak.

Over klankkleur gesproken: dat euphonium van Niels van Heertum, jongens toch, wat een verrijking. Mag ik fan zijn? (Sst. Ik ben al langer fan, maar niet verder vertellen.)

(My Night, met die stevige walking bass, was er ook bij –Alan Gevaert had er duidelijk schik in.)

“Voor mij lijkt het alsof ik nog maar tien minuten bezig ben, maar eigenlijk zitten we nu al aan de laatste twee nummers van de avond”, klonk het plots. Gelukkig kwam er nog een encore.

Twijfelen hoefde ik helemaal niet, dus na afloop haalde ik meteen de lp in huis. Ik heb nu drie Acda-albums bij mijn ‘offline content’ staan. Nee, dat is niet overdreven.

Chantal Acda (cd-release) / support: Eyemèr speelde woensdag 10 mei in de Handelsbeurs.

Op 4 augustus 2017 palmt Chantal Acda de Club Stage van Jazz Middelheim in. Ze speelt die dag vier keer, met evenveel verschillende projecten. Moet ik het nog zeggen? Niet te missen!

Amir ElSaffar (Lezing & Concert)

Twee jaar geleden organiseerde Prof. Stef Slembrouck voor het eerst een reeks lezingen over jazz, aan de Faculteit Letteren & Wijsbegeerte van de UGent. Dat kende een redelijk succes, want op elke lezing waren toch wel 40-50 mensen aanwezig. Dit jaar neemt hij de draad opnieuw op, onder de noemer Know Your Jazz. Voorlopig is het nog niet drummen (ongeveer de helft zoveel mensen dan twee jaar geleden), maar vermoedelijk zit het slechte weer daar ook wel voor iets tussen.

De Iraaks-Amerikaanse trompettist Amir ElSaffar mocht de spits afbijten, en nam ons mee op een stukje van zijn eigen ontdekkingstocht doorheen allerlei invloeden die zijn muziek richting hebben gegeven. In de praktijk kwam het vooral neer op een introductie tot de Arabische muziek aan de hand van het maqam muzieksysteem. Sterk vereenvoudigd is maqam te vergelijken met de Westerse toonladders en het minor/majorsysteem in de muziek, alleen is het een pak uitgebreider. De Arabische muziek werkt met een microtonaal systeem, waarbij gebruik wordt gemaakt van toonsprongen kleiner dan onze gebruikelijke halve toonafstand. Een bijzonder boeiend gegeven, dat u zeker al hebt gehoord –het zorgt mede voor de herkenbaarheid van de Arabische muziek.

Cruciaal in de lezing –en belangrijk om de muziek van het concert daags nadien goed te kunnen inschatten– was het concept heterofonie. De muziek die opgebouwd wordt uit de verschillende maqams, werd vroeger op het gehoor ingestuurd. Elke maqam laat ruimte voor interpretatie, en het staat de muzikant vrij om die zelf op te bouwen. Vaak werd een eigen interpretatie gepuurd uit een synthese van de het beluisteren van de verschillende varianten, en het is dan ook eerder regelmaat dan uitzondering dat twee muzikanten eenzelfde maqam op een verschillende wijze uitvoeren. En dat is dan heterofonie: eenzelfde stuk dat door meerdere muzikanten tegelijkertijd op een andere manier wordt ingevuld.

Het concert van het Amir ElSaffar Two Rivers Ensemble begon met een drumsolo, gevolgd door een melodie van de trompet. Het concept van de heterofonie uit de lezing wordt meteen in de praktijk omgezet wanneer ook de oud en de buzuq in actie schieten. Ritme zou een bepalende factor worden voor het concert, in een steengoede triobezetting van drum, bas en trompet. Bassist François Moutin is zonder meer de held van het concert, met de fenomenale virtuositeit waarmee hij de muziek door alle stijlen heen mee dirigeert. Hij voelt zich duidelijk net zo goed thuis in de Westerse jazz als in de Arabisch geïnspireerde melodieën.

Er wordt voornamelijk gespeeld uit Crisis, een suite die ElSaffar in 2013 heeft gecomponeerd. Na openingsnummer From the Ashes volgde The Great Dictator, wat ruimte bood voor de voor de hand liggende grap over Trump. “When I was writing this piece in 2013 I of course didn’t anticipate the current state of affairs.” Soms is het iets te gemakkelijk om te scoren.

ElSaffar wisselde zijn trompet af met de hammered dulcimer, een trapezevormig snaarinstrument dat wordt bespeeld met hamertjes. Hij zong daarbij ook een fragiele, emotionele tekst, die vlijtig ondersteund werd door oud en buzuq. De buzuq was vaak iets te opdringerig in deze bezetting, en de tenorsax misschien iets te bedeesd. Saxofonist Ole Mathisen paste nochtans goed in het verhaal –er waren een paar heel mooie unisono momenten van sax en trompet– maar bleef over het algemeen te veel op de achtergrond. Op het einde van het concert ruilde Zafer Tawil zijn oud in voor een drum, en kregen we zelfs een mooi duelling banjos-moment met Stéphane Galland.

Het concert was enorm verscheiden, van maqam tot free jazz, en was dan ook zeer representatief voor de verscheidenheid en de veelheid aan invloeden waaraan ElSaffar zich graag laat blootstellen. Het publiek kon het duidelijk ook smaken, want men hield niet op met applaudisseren tot een bisnummer kon afgedwongen worden. Hopelijk krijgt dit ensemble nog de kans om in onze contreien te spelen.

De lezing van Amir ElSaffar vond plaats in het kader van de reeks Know Your Jazz, aan de faculteit Letteren & Wijsbegeerte van de UGent op woensdag 22.02.2017

Amir ElSaffar Two Rivers Ensemble gehoord in Muziekcentrum De Bijloke, Gent op donderdag 23.02.2017 / Amir ElSaffar, trompet, hammered dulcimer; Ole Mathisen, tenorsaxofoon; Zafer Tawil, oud, tabla; François Moutin, contrabas; Tareq Abboushi, buzuq; Stéphane Galland, drums

BRAIN//CHILD

Kent ge dat? Het ligt op de tip van uw tong, maar het wil er maar niet uit rollen (het zou bij mij nochtans met een schone Gentse ‘r’ zijn). Dat gevoel heb ik nu al een week. Ergens in mijn hoofd zit er een connectie die maar niet gelegd wil worden. De muziek van het (met gastmuzikant Bo Van der Werf) tot sextet uitgebreide kwintet van Artan Buleshkaj en Daan Demeyer klinkt zó vertrouwd in de oren, maar ik kan ze net niet thuisbrengen. Zelfs niet (of juist daardoor niet) na een ganse week naar hun pas uitgebrachte eponieme album te hebben geluisterd. Ik ging vorige maandag (13.02.2017) luisteren in Trefpunt.

De sfeer in Trefpunt (ik kom daar veel te weinig) is in niets vergelijkbaar met die van pakweg de Hot Club. Het overgrote deel van de mensen komt er om te praten (en te drinken), en de muziek lijkt op het eerste gezicht eerder een secundaire rol te spelen. Wanneer de muzikanten hun optreden starten –beschamend op tijd voor een jazzgroep– worden ze door het grootste deel van het café dan ook passief genegeerd. Passief, daarmee bedoel ik dan dat de meeste mensen wel doorhebben dat er gespeeld wordt, maar daarvoor hun gesprekken niet onderbreken. Naarmate de inleiding van nauwelijks hoorbaar aanzwelt tot stevig, verstillen de gesprekken en gaan de hoofden steeds meer meeknikken op het dwingende ritme. “Niet echt heletegans belabberd, dienen jazz.” Wanneer wat later het nummer “Between One and Two” (een stuk van Daan Demeyer) wordt geïntroduceerd, roept iemand uit het publiek algauw “lies three“. Abstracte wiskunde heet dat.

De muziek is heel harmonisch. Grote stukken melodie worden unisono gespeeld door groepjes instrumenten: Fender Rhodes met sax en gitaar, tenorsax en bariton sax, elektrische bas en Fender Rhodes en bariton sax, … Johann Fux zou trots zijn op zoveel contrapunt. Het draagt bij tot de onmiddellijke herkenbaarheid van de muziek, maar haalt tegelijkertijd meteen ook de spanning wat uit de toch wel heel lineaire muziek.

Af en toe komen er wel eens dwarse slagen van drummer Raf Vertessen of haakse ritmes van bassist Alessandro Fongaro tegenover, maar het geheel blijft vooral goed te volgen –zelfs wanneer toetsenist Daan Demeyer helemaal loss gaat op zijn Fender Rhodes. En de muzikanten spelen goed. Op het album valt het niet zo meteen op, maar tenorsaxofonist Nicolò Ricci voelt zich ook live helemaal thuis in die heerlijke hoge registers van zijn instrument.

Iedereen krijgt de kans om uit te blinken, van de opvallende toetsenist (live meer dan op het album) die tijdens een schone drumsolo met gefrutsel aan een paar elektronische gizmo’s voor een neutrale achtergond zorgt, tot de drone van de bassist en alles wat ik hierboven reeds vermeldde. En nee, we vergeten vanzelfsprekend Bo Van der Werf niet.

Het lijkt wel alsof Van der Werf ervoor behoed is het laken niet te veel naar zich toe te willen trekken. Zijn solo’s zijn vooral to the point, helemaal noodzakelijk in het muzikale dénouement en ontdaan van de vaak goedkope franjes die men bij de somtijds iets te overijverige jonge garde wel eens pleegt terug te vinden.

Maar ik ben er nog steeds niet uit dus. Ik herken in de muziek flarden van Toine Thys, maar net zo goed Yves Peeters. Het is vooral de manier waarop die sax aanblaast, en dan de harmonie erachter. Luistert u vooral zelf eens (naar ‘Wetty Sprinter’ bijvoorbeeld), en laat het mij gerust weten als u het gevonden hebt. Live beslist nog meer de moeite dan op plaat trouwens!

[spotify id=”spotify%3Aalbum%3A76D7yVoHUJIISzEi7jDeeY” width=”320″ height=”320″ /]

BRAIN//CHILD feat. Bo Van der Werf, gehoord in Trefpunt, Gent op maandag 13.02.2017 / Nicolò Ricci, tenorsax; Artan Buleshkaj, gitaar; Daan Demeyer, Fender Rhodes; Alessandro Fongaro, elektrische bas; Raf Vertessen, drums; Bo Van der Werf, baritonsax

BRAIN//CHILD is nog steeds op release tour, en vallen o.a. te beluisteren op woensdag 22.02 in Café De Koer (Meibloemstraat 86, Gent).

Artan Buleshkaj speelt op donderdag 9.03 in duo met Daan Demeyer bij Opatuur in Mub’art – Brasserie MSK (Fernand Scribedreef 1, Gent)

Movable Type + Jukwaa 221

Het was slechts bij toeval dat ik aan de Bijloke-manufactuur van vorige vrijdag herinnerd werd. Thijs Troch had in allerijl (daags ervoor) nog een bericht gepost op facebook, en daardoor waren er toch nog een dozijn extra gegadigden opgedaagd. De avond was in twee gedeeld, met eerst een ietwat experimenteel concept van Movable Type, gevolgd door Jukwaa 221, waarvoor Troch extra reclame had gemaakt. En Movable Type had een special guest, zo bleek uit een haastig geposte foto op Instagram: “Vanavond! Zowaar met Liesa Van der Aa.”

Bij Movable Type mocht het publiek op het podium van de concertzaal plaatsnemen, lekker dicht bij de muzikanten (eigenlijk in een vergelijkbare setting met het Kraakhuis voor het tweede deel van de avond). Movable Type startte met (laat renaissance of vroeg-) barokke muziek, waarbij de blikvanger (en ‘klankvanger’) zonder twijfel de cornetto (of zink) van koperblazer Lambert Colson was. Ook Jon Birdsong zou zijn trompet een paar keer voor dat vreemde instrument inruilen. De klank van de cornetto is zeer vergelijkbaar met die van een trompet, behalve dan dat het instrument vaak van hout is gemaakt, en daardoor een warmere klank krijgt.

De klassiekere stukken werden afgewisseld met meer jazzy werk, en het was er de muzikanten voornamelijk om te doen om een staalkaart te bieden van de mengeling van de muziekstijlen, zowel inhoudelijk als instrumentaal. Dat kwam exemplarisch tot uiting bij de bloemenreeks, die begon met twee versies van Petite Fleur: een compositie van een vroeg-barokke componist en de bekende tune van Sidney Bechet. Voor die laatste versie kwam Liesa Van der Aa op het podium, met een loepzuivere (duh) en empatische stem.

Anthony Romaniuk speelde trouwens net zo goed op klavecimbel als piano, en Nathan Wouters stak met zichtbaar genoegen een heleboel effecten op zijn (akoestische) bas (nooit gratuit), inclusief een synthesizer die perfect paste in het stuk dat toen werd gebracht.

Jukwaa 221 trok zich rustig op gang. De klanken druppelden het Kraakhuis binnen zoals regen tegen een zolderraam. Een voorzichtige druppel hier, en kort salvo daar, bijgestaan door een aanhoudend geroffel op de drum, dreigend als een donder die toch maar niet dicht genoeg komt om het onweer in volle razernij te laten losbarsten. Een toevallig melodie tikt voorbij, de druppels pikken het tempo even op, en worden dan opnieuw rustig. Het onweer zou altijd op veilige afstand blijven.

De inleiding van dit concert was zuiver ritmisch. De contrabassen spelen geen melodie, en Nils Vermeulen tikt zelfs de ganse (lange) intro met zijn vingers op de klankkast. Thijs Troch raakt nauwelijks de toetsen van zijn (prepared) piano aan, maar ligt languit met het bovenlichaam in de klankkast de snaren te beroeren. Wat opvalt –in die twee keren dat ik hem kort na elkaar heb bezig gezien– is dat Thijs Troch, nog veel meer dan vroeger, erg bezig is met geluid en klank (vs melodie).

Ritme zou de rode draad doorheen het concert blijven (zelfs al klatert de piano bijwijlen). Heel even lijkt het op phase shifting uit te draaien, wanneer alle instrumenten op het zelfde ritme beginnen te spelen, maar de muziek wordt alleen subtiel dreigender, zonder dat de ritmes uit elkaar gaan lopen. (Ik speur angstvallig naar een douche, met al die Bernard Herrmann-vibe.) Sleutelwoord voor deze muziek is zonder twijfel filmisch. Wie zich mee laat voeren op de muziekstroom, gaat mee op een boeiende trip.

Movable Type & Jukwaa 221, gehoord in Muziekcentrum De Bijloke, Gent op vrijdag 10.02.2017
Movable Type: Lambert Colson, cornetto | Jon Birdsong, trompet, cornetto | Anthony Romaniuk, piano & klavecimbel | Nathan Wouters, contrabas | Guest – Liesa Van der Aa, zang
Jukwaa 221: Thijs Troch, piano | Nils Vermeulen, contrabas | Laurens Smet, contrabas | Sigrfied Burroughs, drums | Elias Devoldere, drums

Frederik Leroux + Bart Maris en Thijs Troch

Met maandelijkse regelmaat strijkt de (mobiele) jazzclub Opatuur neer in De Centrale. De geafficheerde muzikanten zorgen steevast voor een mooie staalkaart van de Belgische jazzscene (Opatuur schuwt de andere kant van de taalgrens niet), en ze treden er vaak op in een minder voor de hand liggende bezetting. Menig samenspel of muzikantencombinatie is (mede) ontstaan onder de vleugels van Opatuur. Er wordt nog steeds gespeeld zonder drums, dat spreekt vanzelf, en zonder stem ook —of het moet zijn dat die ene onverlaat geheel onvoorzien en tegen de instructies in, het heeft vermogen toch enkele keelklanken uit te stoten onder het mom van extended instrumentation. Het ontlokt aan de ingewijden steevast een glimlach die zich door de zaal verspreidt als in een klaslokaal nadat de durfal kattenkwaad heeft uitgehaald.

Tot vorig seizoen vonden de concerten plaats in de cafetaria van De Centrale, bij momenten gretig voorzien van ritmische begeleiding door de danslessen erboven of de concerten elders in het gebouw. Dat bood een mooie uitdaging voor de muzikanten, daar niet van, maar ideaal was het niet.

Sinds oktober mag Opatuur echter gebruik maken van de Kelderzaal van het wereldcultuurhuis. Een ‘kleine’ schaalvergroting naar een oppervlakte van 200 m2, die voor de jazzconcerten wordt ingericht als een intieme club. Er is een voorgeborchte met toog en veel licht, een intiem, schaars verlicht gedeelte met tafeltjes en stoelen voor de luisteraars, en het podium. En er zijn vele knopjes waar Opatuur zich met genoegen aan kan uitleven, zodat hij naast de microfoons waarmee hij de concerten op zijn laptop opneemt, nu ook de lichten secuur kan afstellen naar zijn behoefte.

Opatuur heeft niet alleen een nieuwe locatie, er is ook een nieuwe format. Van de gebruikelijke concerten is het Opatuurconcert —spontaan, zo lijkt het wel— geëvolueerd tot twee geheel verschillende sets met andere bezetting of zelfs helemaal andere muzikanten. Eind vorige maand gingen we luisteren naar Frederik Leroux solo + Bart Maris en Thijs Troch duo.

Frederik Leroux focust zich al een hele tijd op banjo. En al werden wij indertijd helemaal wild van zijn improvisaties op gitaar, die banjo lijkt steeds meer een onderdeel van Leroux te worden. Het concert begon dan ook met een Leroux in innige omhelzing met zijn instrument. Enkel een paar intieme klanken werden uit de banjo getokkeld, maar naarmate de set vorderde, werd de muziek steeds weidser, en stelde ook de muzikant zich steeds opener op voor het publiek. Het was alsof er ter plekke een taal werd uitgevonden om met het publiek te communiceren; met de ontwikkeling van een vocabularium en een grammatica kwam ook een verhaal waarvan de stukken steeds meer samen kwamen.

Op het einde van de set werd de uitbundigheid tot zo’n toppunt gedreven, dat het tragisch en aangrijpend werd —nee, niet melancholisch of droevig, maar bijna pijnlijk. Een schitterende apotheose.

Op de scène stond al de ganse avond een buffetpiano te wachten op de begerige vingers van Thijs Troch. Op een tafel ernaast stond een klavier, omgeven door een horde bakskes waar menig gitarist jaloers van zou worden, en daar nog eens naast een stoel met een al even impressionante rig voor de trompet. De piano werd die avond niet gebruikt.

Aan de oppervlakte was het voornamelijk de trompettist, Bart Maris, die het woord zou nemen. Troch stuurde vanuit de achtergrond bij, zorgde voor een basis en een veld waarop Maris kon verder breien. Maris liet aan één stuk door zijn trompet of bugel praten, nu eens in een beschaafde conversatie (met zichzelf of met Troch), dan weer schril schreeuwend of klanken spuwend op het publiek. In dat laatste geval werd de elektronica van de trompet stevig bijgetreden door de toetsenist. Soms was het niet eens een kwestie van klank of geluid, maar van harmonische tempi die van elkaar werden afgepakt en (soms (bijna)) contrapuntisch werden teruggestoten.

Het was een zorgvuldige symbiose, die tussen beide muzikanten werd opgebouwd. En al viel er dan muzikaal of (vaker) louter op volume wel eens een leider aan te duiden, het was vooral het samenspel dat van deze set een interessante belevenis maakte.

Frederik Leroux solo + Bart Maris en Thijs Troch duo, gehoord bij Opatuur in de Kelderzaal van de Centrale, op 29.01.2017

Lubomyr Melnyk @ Botanique (12.12.16)

Het was zo lang geleden dat ik de Botanique had bezocht, dat ik vergeten was hoe dicht dat eigenlijk bij het station ligt. Een retourtje Brussel kost 18 euro, en veel volk zit er niet meer op de trein, ’s avonds.

De Botanique is een Franstalig bastion, van de deurwachters tot de bar. Ik voelde me even als een potloodventer, toen de buitenwipper mij –zeer vriendelijk overigens– verzocht mijn vest even te openen. Hij sprak Frans, ik antwoordde in het Nederlands, we maakten daar allebei geen enkel probleem van.

De weg naar de Orangerie gaat langs de serre, een excuus voor wat triestige planten en stilstaand water, en toegang tot de zaal wordt verleend via de bar. Goede marketing natuurlijk. Betalen moet met jetons, die voor 2,5 euro per stuk uit een kastje aan de muur kunnen gehaald worden. De meest gangbare drankjes kosten één jeton –redelijk democratisch toch?

We hadden het voorprogramma overgeslagen, en de zaal zat behoorlijk vol. Er was nog plaats aan de zijkant, waar ik naast een kolos terecht kwam, die het grootste deel van het concert voorovergebogen zat, zodat ik maar sporadisch een stukje van pianist Lubomyr Melnyk te zien kreeg. Krappe zitjes, en het contact met mijn buurman was van een redelijk vrijpostige aard, dat ik er bijna avances in moest lezen.

Melnyk is berucht om zijn gigantisch snelle pianospel, dat zonder meer verbazingwekkend is, maar al gauw een beetje van een gimmick wordt. De voortdurend klaterende waterval van noten (geloof mij, dit is een adequate omschrijving), verbergt steevast een tragere ballade maar herbergt op zijn best ook een aantal intertekstuele verwijzingen naar harmonieën uit andere stukken –soms al meer herkenbaar dan anders. Er zat ook nogal wat phase shifting in de composities, maar die werd vaak op creatieve manier aangevuld.

Aan elk stuk ging een uitleg vooraf, die meestal ongeveer zo lang duurde als het stuk dat daarna werd gespeeld. Er was het fragment uit de twee en een half uur durende compositie voor ballet, waarbij Melnyk met aanstekelijke gretigeheid terugdacht aan de dansers die rond zijn piano sprongen bij de uitvoering ervan. Elk van die wel 50.000 spieren van die lichamen waren zichtbaar, slaakte hij verrukt uit.

De pianist zette af en toe een vooraf opgenomen stukje synthesizer of piano in om hem te begeleiden bij de muziek die hij speelde. Dat was verder op geen enkele manier hinderlijk of gekunsteld. Wel jammer natuurlijk –maar dat is een stokpaardje– is dat zo’n piano versterkt wordt, in een eigenlijk toch wel relatief kleine zaal. Het was ook een erg kleine piano (kwart of hooguit halve vleugel).

Het concert was best interessant –de man ís een fenomeen– maar wat aan de korte kant (een klein uurtje). Blij om het live te hebben meegemaakt, maar ik voel niet meteen de nood om hem snel terug te zien.

Tom Vermeir speelt Chet

Tom Vermeir had gelijk: Chet is geen jazz. Hij had dat ergens beweerd in één of ander interview –dat ik vanzelfsprekend niet terugvind in de digitale archieven van de drie kranten en het weekblad waarop we zijn geabonneerd. “Wie naar Chet komt om naar jazz te luisteren, zal bedrogen uitkomen.” Ik parafraseer met heel veel vrijheid, maar daar kwam het op neer, gelooft u mij maar.

In Chet, een concert met veel bindteksten of een toneelstuk met veel muziek (zo liet hij ons kiezen, waarschijnlijk in datzelfde interview), brengt Vermeir een eerbetoon aan trompettist en zanger Chet Baker. Vermeir laat zich op het podium bijstaan door Dag Taeldeman (gitaar) en Frederik Heuvinck (percussie, elektronica) –companen van zijn tijd bij A Brand— en Ben Brunin (bas).

De rode draad door de monoloog, is de val van Chet Baker uit het raam van zijn kamer in het Amsterdamse Hotel Prins Hendrik. Hoe jammer dat iedereen zich vooral die val herinnert, terwijl die man zoveel meer was, liet Vermeir ergens optekenen. Een beetje raar dan, dat de ganse monoloog eigenlijk voornamelijk om die val draait.

Chet gaat over een man die geen voet meer aan de grond krijgt, overvallen wordt door angsten en hallucinaties, en uiteindelijk dan maar gaat vliegen, want vliegen is vrijheid. Wat hem natuurlijk met een helse smak onderaan die hotelkamer doet belanden. Veel meer is er niet aan, aan de voorstelling, die toch echt wel wat diepgang mist, en heel erg met randje van de eentonigheid flirt. Pas op, Vermeir acteert zeer degelijk, dat volstaat helaas niet om te blijven boeien.

Maar geen jazz dus in Chet. Dat was een uitstekende zet van Vermeir. De muziek in de stukken van Chet Baker kregen een poppy jasje om, en dat had een grote meerwaarde kunnen bieden. Helaas probeert Vermeir zelf dan weer iets te veel de stem van Chet Baker te imiteren, wat hem eigenlijk niet lukt. Kijk, de muziek van Chet Baker is vaak aan de monotone kant –luister eens naar het populaire album The Best of Chet Baker Sings, en u weet na drie liedjes al wat ik bedoel. Chet Baker weet daar zelf voldoende subtiele details in te leggen om het enigszins boeiend te houden, maar Vermeir slaagde daar niet in. De begeleidingsmuziek werd dan ook nog eens verder doorgetrokken naar de monotone drone (en niet op een free jazz manier), die van de stukken op hun best soft pop liedjes maakte (denk 10cc –ik hoorde bij associatie meermaals I’m Not In Love). En het is niet dat die mannen niet kunnen spelen, of dat Vermeir niet kan zingen. Het slotnummer, Volare, kwam er meer dan perfect uit –het was bijkanst jazz!

Bijzonder irritant is ook de tenorsax, die Vermeir bijna de ganse voorstelling rond zijn nek draagt, en waar hij ook op speelt. Niet dat ik ook maar iets tegen een tenorsax heb –ik speel zelf een noot of dertig (de rest is wat moeilijker) op zo’n tenor. Maar dat een eerbetoon aan l’angelo con la tromba d’oro, trompettist Chet Baker, een sax in de hoofdrol krijgt, dat vraagt toch nog wel net iets te veel willing suspension of disbelief. Een trompet gelijkt in de verste verte niet op een tenorsax –en dan heb ik het natuurlijk niet alleen over het fysieke aspect.

Het is een beetje jammer. Vermeir speelt goed, de setting ziet er patent uit, en de muzikanten kunnen spelen. Het verhaal is echter te gekunsteld en te ijl, bevat te veel herhaling om boeiend te zijn, en wordt door de muziek nog verder de monotonie in getrokken.

Christophe Devisscher Quartet @ De Handelsbeurs

“Doordat het luchtverkeer verstoord is, raakt Satoko Fujii niet in België”, stond er op de site van de Handelsbeurs. Het Christophe Devisscher Quartet speelde daardoor niet in een double bill, maar bracht twee sets van (een dikke) 45 minuten. Het was niet de enige wissel, want ook pianist Christian Mendoza werd vervangen (door Bart Van Caenegem). Het kwartet nam eind 2015 het nieuwe album A Fisherman’s Tale op, dat tijdens een JazzLab series tournee in maart werd gepresenteerd.

Devisscher heeft lang gewacht om eindelijk onder eigen naam met een groep naar buiten te treden. Hij speelde lang als sideman in allerlei formaties, van Pascal Schumacher tot Frank Deruytter en Bart Defoort, en het is een beetje een understatement om te beweren dat hij een graag geziene en opgemerkte muzikant is. De muziek van het kwartet is gemakkelijkheidshalve te omschrijven als aan de oppervlakte toegankelijk, en biedt veel ruimte voor ritme en tempo, waarbij elk instrument breed aan de beurt komt.

Christophe Devisscher Quartet, Handelsbeurs, Gent, BE, 24.03.2016

We onthouden met veel gemak het laatste nummer van de avond, La Mariposa, genoemd naar de Chileense vriendin die Devisscher nog heeft gehad. Het is een zeer aanstekelijk en bijna groovy nummer, dat bijzonder energiek inzet, maar door de iets te lange bas- en drumsolo’s een beetje op een anticlimax in de coda leek aan te sturen.

Verder was er ook Oy, genoemd naar de uitroep waarmee in Australië (en ik dacht ook Groot-Brittannië) terecht worden gewezen. De muziek was net zo: als een ongehoorzaam kind leek het alle kanten uit te willen, terwijl het op en tijd in de maat moest worden gehouden. Het was een zeer intrigerend stukje, dat qua sound dicht leek aan te leunen bij het Charlie Brown gevoel.

Meest doordringend was het nummer Nominal Velocity, dat door Devisscher werd opgedragen aan de recent overleden Guy Van de Poel, freelance jazzfotograaf en graag geziene gast bij de Belgische jazzmuzikanten. Nominal Velocity begint als een solo piano ballad, waarna eerst door de bas, en snel nadien ook indringend door de sax van Frank Deruytter wordt ingepikt. Pas dan komen er de voorzichtige brushes van Dré Pallemaerts bij. De piano blijft helemaal de hoofdrol spelen, waarbij de instrumenten als een heel breed klankpallet worden ingezet. Het stuk klonk, zeker in de context, als een golvende klaagzang, waarin telkens voorzichtig wat hoop werd geïnjecteerd. Mooi.

Christophe Devisscher Quartet, Handelsbeurs, Gent, BE, 24.03.2016 // Christophe Devisscher (contrabas), Frank Deruytter (tenorsax), Christian Mendoza –op het concert vervangen door Bart Vancaenegem (piano), Dré Pallemaerts (drums) // A Fisherman’s Tale is verschenen bij Cornfish Music.

Recent bracht Christophe Devisscher ook een album met Carlo Nardozza uit, Duology, met een aantal herkenbare maar toch eigenzinnige interpretaties van bestaand werk. Wij onthouden daaruit zeer graag de (ondertussen tot Belgische standard verworden) Valse des Escargots van Carlo Nardozza en de intrigerende bewerking van het largo van Dvoraks Symfonie Nr 9.