Het was zo lang geleden dat ik de Botanique had bezocht, dat ik vergeten was hoe dicht dat eigenlijk bij het station ligt. Een retourtje Brussel kost 18 euro, en veel volk zit er niet meer op de trein, ’s avonds.
De Botanique is een Franstalig bastion, van de deurwachters tot de bar. Ik voelde me even als een potloodventer, toen de buitenwipper mij –zeer vriendelijk overigens– verzocht mijn vest even te openen. Hij sprak Frans, ik antwoordde in het Nederlands, we maakten daar allebei geen enkel probleem van.
De weg naar de Orangerie gaat langs de serre, een excuus voor wat triestige planten en stilstaand water, en toegang tot de zaal wordt verleend via de bar. Goede marketing natuurlijk. Betalen moet met jetons, die voor 2,5 euro per stuk uit een kastje aan de muur kunnen gehaald worden. De meest gangbare drankjes kosten één jeton –redelijk democratisch toch?
We hadden het voorprogramma overgeslagen, en de zaal zat behoorlijk vol. Er was nog plaats aan de zijkant, waar ik naast een kolos terecht kwam, die het grootste deel van het concert voorovergebogen zat, zodat ik maar sporadisch een stukje van pianist Lubomyr Melnyk te zien kreeg. Krappe zitjes, en het contact met mijn buurman was van een redelijk vrijpostige aard, dat ik er bijna avances in moest lezen.
Melnyk is berucht om zijn gigantisch snelle pianospel, dat zonder meer verbazingwekkend is, maar al gauw een beetje van een gimmick wordt. De voortdurend klaterende waterval van noten (geloof mij, dit is een adequate omschrijving), verbergt steevast een tragere ballade maar herbergt op zijn best ook een aantal intertekstuele verwijzingen naar harmonieën uit andere stukken –soms al meer herkenbaar dan anders. Er zat ook nogal wat phase shifting in de composities, maar die werd vaak op creatieve manier aangevuld.
Aan elk stuk ging een uitleg vooraf, die meestal ongeveer zo lang duurde als het stuk dat daarna werd gespeeld. Er was het fragment uit de twee en een half uur durende compositie voor ballet, waarbij Melnyk met aanstekelijke gretigeheid terugdacht aan de dansers die rond zijn piano sprongen bij de uitvoering ervan. Elk van die wel 50.000 spieren van die lichamen waren zichtbaar, slaakte hij verrukt uit.
De pianist zette af en toe een vooraf opgenomen stukje synthesizer of piano in om hem te begeleiden bij de muziek die hij speelde. Dat was verder op geen enkele manier hinderlijk of gekunsteld. Wel jammer natuurlijk –maar dat is een stokpaardje– is dat zo’n piano versterkt wordt, in een eigenlijk toch wel relatief kleine zaal. Het was ook een erg kleine piano (kwart of hooguit halve vleugel).
Het concert was best interessant –de man ís een fenomeen– maar wat aan de korte kant (een klein uurtje). Blij om het live te hebben meegemaakt, maar ik voel niet meteen de nood om hem snel terug te zien.
Ik hou wel van de sfeer van de Botanique, maar ik kom er eigenlijk ook te weinig, terwijl het vlak bij mijn werk is en mijn treinabonnement al betaald is.