Albums 2012 (I)

Eigenlijk ging ik met klassiek beginnen, maar ik bleef het maar uitstellen en ik kreeg net een bestelling van Rombaux binnen, dus toon ik bij deze nog eens mijn (toch aldaar) legendarische albumtapijt.

Het legendarische albumtapijt door Bruno Bollaert

  1. Sketches and Ballads / Full Blast & Friends / 2011
    Peter Brötzmann, Ken Vandermark, Thomas Heberer, Marino Pliakas, Dirk Rothbrust & Michael Wertmüller: als dat geen leutig luistermoment wordt, weet ik het ook niet meer.
  2. Modern Music / Brad Mehldau & Kevin Hayes / 2011
    Composed and arranged by Patrick Zimmerli; de Newyorkse componist en saxofonist is zich (opnieuw) in the spotlight aan het werken, eerst met deze plaat, en ondertussen is hij ook bezig met een stuk voor Joshua Redman met een strijkkwartet, een bassist en percussie. De première daarvan is voorzien voor herfst 2013.
  3. Bienestan / Aaron Goldberg & Guillermo Klein / 2011
    Doen verder ook mee, o.a. drummer Eric Harland en saxofonist Miguel Zenón. Bevat een bewerking van één van mijn favoriete jazznummers, All The Things You Are.
  4. What is the Beautiful? / The Claudia Quintet +1 / 2011
    John Hollenbeck presenteert The Claudia Quintet met vocals (Kurt Elling en Theo Bleckmann); de +1 komt door pianist Matt Mitchell.
  5. Samdhi / Rudresh Mahanthappa / 2011
    Het heeft er ongetwijfeld niets mee te maken, maar de titel van dit album laten me denken aan Baron Samedi, u ongetwijfeld bekend uit de James-Bondfilm (of het gelijknamige boek) Live and Let Die. We gaan voor de muziek.
  6. Before the Rain / Noah Preminger / 2011
    De naam Preminger associeert een mens eerder met Otto –, maar ik heb geen idee of deze jonge saxofonist verwant is met in 1986 overleden regisseur.
  7. Otrabanda / Sam Vloemans / 2011
    Ge moet daar zeker eens naar luisteren, Bruno. Bij deze.
  8. Donkere Golven / International Trio / 2011
    Dat internationale trio bestaat uit Joachim Badenhorst, Steve Swell en Ziv Ravitz, die hun in Brooklyn opgenomen en gemasterde muziek mochten uitbrengen bij De Werf. En verder dan Badenhorst moet ik niet lezen om van dit album te willen proeven.
  9. Praten Dialect / Nathan Daems Quintet / 2011
    Uit dezelfde Werfstal komt dit debuut van Nathan Daems, en iedereen die hen aan het werk heeft gezien weet dat (a) dit kwintet absoluut de moeite is (b) de Jong Jazztalent jury goed werk verricht.
  10. Smart Matter / Turtleboy / 2011
    Het schijnt dat dit goed is. Geen idee waar ik mij aan mag verwachten.
  11. A Dreamers’ Christmas / John Zorn / 2011
    Volgens Guy ‘windpokken’ Peters de beste kerstplaat ever.

(vorige lijst)

Cello (VI)

We beginnen elke les op zowat dezelfde manier. Thomas stemt de cello met pijnlijke accuratie, checkt mijn zithouding, de hoek van de cello, hoe ik de strijkstok vasthoud, en of ik wel ontspannen ben. “Denk aan niets, en denk vooral niet over hoe je moet bewegen”, beklemtoont hij. Ik krijg er een paar nieuwe oefeningen bij. Vloeiend een keer of twee over een kort stuk van de stijkstok heen en weer bewegen, aan de slof, in het midden, aan de tip, en dan pas de lange noten over de hele strijkstok op de losse snaar spelen. En ook de strijkstok heel snel van de tip tot aan de slof duwen, en omgekeerd trekken van de slof tot de tip. Daarbij mag ik niet op het geluid letten, maar enkel op de resulterende houding aan het eindpunt. Thomas corrigeert; millimeterwerk, met een nauwkeurigheid zoals hij die toepast bij het stemmen, en vraagt mij telkens de posities losjes te onthouden, en wanneer mogelijk daarnaar terug te grijpen. Hij is al zeer te spreken over mijn manier van strijken, en mijn houding in het algemeen.

Hij verbetert ook mijn pizzicato. Ik mag de snaar niet wegtrekken langszij, maar eerder omhoog. En we werken aan de positie van mijn linkerhand. Ik leer gigantisch veel bij. “De hand moet los zijn, om een ballet te kunnen dansen op de snaren; zeker als we dan aan snellere noten zullen beginnen.” Ik werk geduldig verder aan de basis, want ik besef ondertussen hoe belangrijk het is.

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=V7edkwJsgN0&w=500&h=284]

De heilige graal van de cellisten: de zes suites van Bach für Violoncello solo. Ik heb de partituren al liggen (Urtext editie), maar aan meer dan ze mee te lezen als Janos Starker of Jean-Guihen Queyras of Pieter Wispelwey of Ophélie Gaillard ze spelen, kom ik vooralsnog niet toe natuurlijk (en dan nog).

Deconstructieve techno(jazz)

Toen ik zo’n twee jaar geleden naar de Botanique ging om er het Portico Quartet aan het werk te zien, kwam ik redelijk gelukkig terug. Portico stond toen nogal vooraan in de nieuwe jazz, en was melodisch, structureel en aanstekelijk. Twee jaar later heeft Nick Mulvey de groep verlaten –hij werd vervangen door Keir Vine– en heeft Portico Quartet een nieuw album uit. Mulvey was een virtuoos op de hang, de convexe tegenhanger van de concave steeldrum. Vine heeft het instrument overgenomen, maar terwijl Mulvey mee de sound van de groep bepaalde, is Vine veel minder aanwezig. Helemaal op de voorgrond staat nu de elektronica: het geluid van elk groepslid wordt vervormd, en de nadruk wordt nog veel meer op herhalend ritme en ambient sound gelegd.

De muziek is zwaar repetitief, en spreekt weinig tot de verbeelding. Dat levert een album op dat –op bescheiden volume– perfect dienst kan doen als geluidsbehang, en met de volumeknop op 12 neigt dat serieus naar trance of house of New Age of lounge, of vult u zelf maar aan. Technojazz is de term die daarop wordt geplakt denk ik, maar u herkent ongetwijfeld de muziek zoals ze populair was rond de eeuwwisseling (denk aan pakweg Sven Van Hees).

Krassport & Portico Quartet @ De Bijloke, Gent, BE , 15/02/2012 door Bruno Bollaert

Aan Portico Quartet ging gisteren in De Bijloke, eerst nog Krassport vooraf. Een trio Duitsers deconstrueerde voor het publiek The Planets van Gustav Holst (mijn iPhone verbeterde dat naar Holtz). Fantastisch opzwepende muziek is dat; het begin van Mars, the Bringer of War lijkt zo uit een Star Wars film te zijn weggerukt. En hoewel het oorspronkelijk werd geschreven voor een piano duo, komt er zelfs een orgel aan te pas, want Holst vond de piano te percussief voor Neptune, the Mystic.

Krassport speelde op piano, drums, en gitaar, en vooral die laatste werd multifunctioneel ingezet. De klank van de elektrische gitaar werd verkleurd tot die van een orgel, de drum introduceerde een paar interessante tegendraadse ritmes, maar de hoofrol bleef weggelegd voor de piano. Helaas kwam die niet altijd boven het geweld uit, zodat de muziek vaak wat houvast miste. Het concept was interessant, maar de uitwerking leek zich niet altijd van dat concept te kunnen losmaken. Aanstekelijk was de herhaling van het Leitmotiv, maar dat volstond niet als kapstok om het hele project aan op te hangen. Bonuspunten voor de sympathieke Manuel Krass, die het concept bij aanvang in het Nederlands voorstelde. Hij las het van een bladje papier, maar het maakte het publiek heel bereidwillig voor wat volgde –en dat was nodig ook.

Portico begon pas rond 21.30 u. en voor dit soort muziek was dat toch wat laat. Meer dan één luisteraar droop af voor het einde, en toen de jongens van Portico bij afloop naar de zijkant van het podium stapten, veerde zowat gans de zaal op, niet om te applaudisseren, maar om snel het bed te kunnen opzoeken.

Absoluut schitterend evenwel van De Bijloke dat ze dit soort muziek (durven te) programmeren, zelfs al draait het muzikaal dan toch niet zo interessant uit als verhoopt.

Scott DuBois Quartet

Scott DuBois Quartet @ De Werf, Brugge, 11/02/2012 door Bruno Bollaert Scott DuBois Quartet @ De Werf, Brugge, 11/02/2012 door Bruno Bollaert

Scott DuBois Quartet, De Werf, Brugge, BE, 11/02/2012 – Scott DuBois (g), Gebhard Ullmann (ts, bcl), Thomas Morgan (b), Kresten Osgood (d)

Scott DuBois Quartet @ De Werf, Brugge, 11/02/2012 door Bruno Bollaert Scott DuBois Quartet @ De Werf, Brugge, 11/02/2012 door Bruno Bollaert

“’t Zal redelijk heavy zijn”, had ik te horen gekregen, een beetje voor de aanvang van het concert. Het moet zijn dat ik onderhand het een en het ander gewoon ben, want behalve dan dat het gigantisch veel te luid stond, viel deze muziek best te pruimen. Er zat een (klein) beetje noise tussen, er werd wat op het gevoel gewerkt, maar het grootste deel van dit concert was bijzonder harmonisch. Bonuspunten voor drummer Kresten Osgood, die zich bijzonder lijfelijk in de muziek inleefde, en voor het encore dat hij –in duo met bassist Thomas Morgan– uit zijn mouw schudden. Hij speelde geen drumsolo, maar floot een wel heel bijzondere interpretatie van All The Things You Are.

Cello (IV & V)

Vorige week was het de vierde les, vandaag de vijfde. Mijn linkerarm en -hand beginnen stilaan –maar nog lang niet helemaal– gewoon te worden aan de eerste positie (en dan heb ik het over het gevoel van de spieren, niet over de positie zelf). Goed voor de noten si – do – do # – re; mi – fa – fa # – sol; la – si b – si – do; re – mi b – mi – fa. Vergis u niet, die noten lijken elkaar op te volgen, maar de snaren staan van hoog naar laag. Met de losse snaren bij tokkel ik dus (deze keer in volgorde van laag naar hoog, eerste noot is de losse snaar, tweede is de eerste noot van de eerste positie, er valt dus telkens een halve noot vantussen): do / re – mi b – mi – fa; sol / la – si b – si – do; re / mi – fa – fa # – sol; la / si – do – do # – re. Net iets meer dan twee octaven.

Eerste positie door Bruno Bollaert

Telkens ik oefen zeg ik de noten luidop erbij, en bekijk ik waar ze zich op de notenbalk bevinden. Zo’n fasleutel (of bassleutel) is niet meteen veel moeilijker dan een solsleutel (ofte vioolsleutel); de noten lijken gewoon twee posities lager te liggen op de notenbalk. De eerste vier maten op de tweede balk van die partituur (waar 3a onder staat), zijn la – si b – si b – la. Op de solsleutel liggen die twee stappen hoger; als het een solsleutel zou zijn, zouden de noten een fa en een sol zijn (sol b om precies te zijn).

Vorige week mocht ik die vier balken enkel pizzicato spelen, sinds vandaag mag ik ze aan het einde van mijn pizzicato-oefening ook al eens strijken. “Vergeet niet, Bruno,” gaf Thomas mij nog mee, “de rechterhand moet ontspannen blijven, de linkerhand mag iets harder indrukken, maar mag niet knellen natuurlijk.” (Thomas heeft een nadrukkelijke Duitse tongval, dus het klinkt zoiets als “die rechterhand moest ontschpannen bleiben.”)

En al beweert Thomas dat het goed vooruit gaat, het is lang niet evident. De houding van strijkstok en schouder zijn goed, maar aan mijn legato ga ik nog moeten werken (plots gaat dat er zijn, zegt hij –bij de sax was dat ook zo). Ook de spreiding van de vingers is iets wat tijd zal vragen; mijn ringvinger heeft de neiging mijn middenvinger op te zoeken. Ik zal daar maar niets achter zoeken.

Tips voor uw speelgemak (van John Holt)

Ergens had ik aan iemand nog wat meer beloofd uit dat boek van John Holt, Never too late (Da Capo Press, 1978, 1991). Vooral hoofdstuk 1 (A Week of Music), en hoofdstukken 10 (Playing and Learning) en 11 (Apple Hill) en de epiloog (Clearing a Space) zijn interessant. Een vorige keer haalde ik al een paar stukken uit het begin aan; hieronder volgen een paar citaten uit het laatste deel van het boek.

People are not all that worried about your musical problems and troubles, they have musical problems enough of their own. Play if you can, don’t if you can’t, but in any case, shut up. [p. 193]

Dit is absoluut de waarheid. Toen ik begon in het orkest van de V.E.M., was ik bloednerveus, en al zeker toen ik voor de eerste keer een solo moest spelen –en er niks van terecht bracht. Geen kat heeft mij raar bekeken, laat staan uitgelachen. Er is geen enkele reden voor een angstaanval, dat had ik gelukkig snel door. Spelen in een orkest is niet alleen fantastisch an sich, het is ook een van de beste manieren om vooruitgang te boeken.

When a raw beginner looks at a piece of music, he sees groups of five lines and on them arrangements of little round dots and other marks. What they mean, what they would sound like, and how to make them on a cello, he hasn’t the faintest idea. The skilled cellist, looking at the same notes, knows: 1) The names of the notes, A, C, D, F-sharp, etc., 2) what key these notes are in, 3) if these notes make some sort of chord, what chord that is, 4) the musical intervals between the notes, that this note and that note are a third apart, or a fifth, etc., 5) the rhythmic pattern that these notes make, 6) what those notes should sound like, 7) where those notes are on the fingerboard of the cello –and they are all in more than one place, 8) the various motions of fingers, hands, arms, and bow –and there are many of these, some easier or more musical than others– that would produce these notes. He has built all of this knowledge so completely into his mental-muscular model that as het looks at these notes his ears hear them and his arms, hands, and fingers play them. [p. 197]

1: check; 2: begint langzaam te komen, t.t.z. ik ken de volgorde waarin kruisen gaan voorkomen in de voortekening (fa – do – sol – re – la – mi – si; ik denk niet dat ik al een partituur met mi en si kruis heb gehad) maar ik weet nog steeds niet in welke toonsoort (key) die dan staan; 4: heel passief; 5: check; 6: in verhouding tot elkaar wel; 7&8: op de sax, niet op de cello

Of course, if I now have to play a piece in a key with many flats or sharps, I first have to play some scales in that key to “teach” my hand where to go on the fingerboard. When I first tried to play a piece in the key of E (four sharps), I began by thinking in the key of C, and trying to remember each time I had to make a note sharp. This was very hard, as hard as it would be for me now to try and play atonal music. After struggling with this for a while I thought, maybe this would be easier if I learned to play the scale in the key of E –and it proved to be so. Soon the hand knew where to go. [p. 206]

Op de cello kan ik dit nog helemaal niet toepassen (ik zit aan les 4 ondertussen), en op de sax pas ik dit passief toe.

But crucial as technique is, and elusive as is its mastery, you don’t get picked for the Chicago Symphony because you can hit the right notes. That’s where interpretation, or “musicianship” comes in. How to taper a phrase or stress a note. How to convey the nuances of feeling no musical notation can fully represent. How to breathe life into a score written for another time and place… [p. 213: Robert Kanigel citeert Robert Pierce]

Daar is nog veel werk aan. Ik ben al blij als ik in mijn enthousiasme de op de partituur gemarkeerde overgangen van ff – f – mf – mp – p – pp niet uit het oog verlies.

Even in music there are things I will have to give up. For years I have been exploring the world of music through recordings […] I have tried to hear as much as I could […] In these searches I have listened to a lot of bad music, but I have also found much treasure, beautiful music that most musicians have never heard or often even heard of. Turning up these gems, and telling other people about them, has been one of my greatest pleasures. But I am beginning to see that more and more I am going to have to choose between playing and listening. I can’t explore all of music can’t even hear all that has been recorded; it would take lifetimes. To produce more music, I am going to have to consume less. I already consume less than I used to, but I will have to cut down still more. This will be hard, as hard as for many people to cut down or give up TV or smoking. [p. 238]

Dit manifesteert zich steeds meer. Ik probeer zoveel mogelijk van de televisie weg te blijven, maar het is moeilijk om minder naar muziek te luisteren. Het klopt natuurlijk helemaal, wat Holt schrijft. En al zeker als je meer dan één instrument speelt. De oefeningen voor cello zijn momenteel nog uiterst beperkt, maar dat neemt met elke les toe.

Cello (III)

Vorige week kreeg ik op de valreep nog de vingerzettingen voor de eerste positie mee. Op de cello die ik van de V.E.M. huur, werden de plaatsen voor de eerste en derde vinger afgeplakt; de tweede vinger (middenvinger) moet daartussen en de vierde (de pink) moet redelijk ver voorbij de derde gestrekt. Het is belangrijk dat die posities in het spiergeheugen komen, want op strijkinstrumenten staan immers geen fretten zoals bij een gitaar. Ik heb geen idee of dat ooit geprobeerd is, dan wel of dat zo gebleven (?) is voor de flexibiliteit van de toonvorming (een la # en een si b zijn eigenlijk niet geheel dezelfde noot, al is dat wel zo op bijvoorbeeld de piano en op de gitaar).

Edoch, ik mocht deze week spelen met de eerste positie. Enkel pizzicato, strijken mag ik nog steeds enkel op de tweede en derde losse snaar. Dat strijken begint iets makkelijker te gaan, heb ik de indruk. Mijn rechterhand lijkt als vanzelf een beetje een comfortabele, ontspannen positie op te zoeken, al ben ik er redelijk gerust in dat Thomas dat nog wel weer wat zal aanpassen. Ik ga nu ook op zoek naar een manier om legato te strijken, dat wil zeggen: zo vlot mogelijk de wissel van strijkrichting te laten verlopen. Van links naar rechts en andersom, zonder bij die wissel te versnellen of te verluiden of te verzachten of te vertragen –een werk van jaren, neem ik aan.

Dotzauer door Bruno Bollaert

Ik heb ook een eerste oefenboek mee naar huis gekregen: de Violoncello-schule van J.J.F. Dotzauer, Band I: Erste und halbe Lage (er zijn er drie; volgen nog: Zweite bis fünfte Lage; Die überige Lagen). Het eerste deel is al goed voor 108 oefeningen om de cello te leren kennen. En net zoals toen ik begon te lopen, ontdek ik weer spieren waarvan ik niet wist dat ik ze had. De grootste opgaven zijn momenteel: (1) de vingers van mijn linkerhand spreiden, (2) mijn linkerelleboog hoog genoeg houden, en (3) ontspannen. Vooral mijn linkerhand betrap ik wel eens op een death grip.

Cello (II)

De grip die ik onthouden had van de eerste les had ik voldoende geoefend, enkel mijn duim en pink moesten nog beter. Maar ziet, ik mag strijken! Op twee snaren nog wel. De re en de sol (de middenste twee) zijn de minst moeilijke om mee te beginnen. Voor de buitenste, de la en de do, moet men immers de rechterarm te veel kantelen naar resp. boven of beneden om comfortabel het strijken aan te leren.

Het sleutelwoord is ‘ontspannen’. Ontspan de grip, de hand, de arm, de schouders, het ganse lichaam; de snaar wordt niet tot trillen gebracht door kracht, maar door de balans van de strijkstok en het gewicht ervan. Het klinkt allemaal wat overweldigend, en voor een beginner is het dat ook, maar Thomas zegt dat de strijkstok een heel vanzelfsprekende verlenging van mijn arm gaat worden. We are the Borg, you will be assimilated!

Ondertussen lees ik het boek Never Too Late van John Holt uit 1978. Holt was een muzikale laatbloeier, die op zijn veertigste cello begon te spelen (daarvoor zong hij al, en speelde hij dwarsfluit, dus zo’n muziekn00b was hij niet echt). Het eerste hoofdstuk beschrijft A Week of Music, zijn muzikale week zoals hij ze beleeft wanner hij het boek schrijft (en dus al cello speelt). Enorm herkenbaar wordt het, wanneer hij beschrijft hoe hij zijn plaats zoekt in het orkest waarin hij meespeelt.

It is a new piece, new for us, new certainly to me. I have a faint hope that since we are reading it through for the first time the conductor will take it at a slightly slower tempo, which will give me a chance to catch a few more of the notes. No such luck. We take it at full speed, faster, even, than many professional orchestras. Most of the players are considerably better than I am, and certainly better music readers; even if the music sounds a bit ragged, they are catching most of the notes. Ahead of me I can see the fingers and bow of our number three cellist flying over the instrument. No problems for her. For me it is a wild scramble. It is hard for me even to make my eyes move fast enough across the lines of notes, let alone play those notes. My mind is full of frantic thoughts. Here come some quarter notes, I can play them at least. But now a strange-looking passage. Are these octaves? How in the world do I finger this section? How do I play it when I don’t even know what it sounds like? Ah, three measures of rest. At least I can count this, one-two-three-four, one-two-three-four, one-two-three-four, play! Oops! Too soon; I am a beat ahead of the cellists in front of me. How in the world could I have miscounted those measures of rest. Could they have made a mistake? No. No time to worry about it; here come a bunch of sixteenth notes, I’ll never make them at this tempo. Try to catch the first note in each group of four, the way they all tell you. That’s a lot easier said than done. […] Out of the corner of my eye I see that my partner has lost his place. With the left index finger I point it out to him on the music, moving the finger along for a measure or two until het gets the swing of it.

Ik kan niet onder woorden brengen hoe herkenbaar dit is. Zelf in het orkest van de V.E.M., waar het er allemaal nog gemoedelijker aan toe gaat, en niemand aan zijn lot wordt overgelaten. Uiteindelijk moeten we natuurlijk wel de stukken doorspelen, en als het een stuk is dat ik nog maar amper heb gespeeld (of geoefend), dan is mijn ervaring toch wel heel gelijkend op wat Holt beschrijft. Karen, de andere tenorsax in het orkest, staat veel verder dan ik (ze speelt de ingewikkelde passages soms gewoon van het blad), maar ook wij duiden voor elkaar meer dan eens op het blad waar we juist zitten in het stuk dat we spelen.

Wat trouwens erg helpt bij een nieuw stuk (om thuis te oefenen, in het orkest is daar geen mogelijkheid toe), is dit:

He also told me of something I now do often, which is to take a piece of music and hum aloud (or tap) the rhythm. In this way I can get the rhythmic feel of a piece before actually trying to play the notes.

Ik had het trukje zondag (nog voor ik het terugvond in dat boek) aan Tessa geleerd, die zich door een moeilijke passage aan het werken was (met o.a. een achtste rust aan het begin van een maat). En tegelijkertijd sloeg ik mezelf voor het hoofd omdat ik dat vanzelfsprekend zelf veel te weinig toepas.

My name is Billie Holiday

Wie kent Viktor Lazlo nog? De Frans-Belgische zangeres werd in de jaren 80 bekend met Canoë Rose en Pleurer des rivières (een Franse adaptatie van Cry Me A River), maar het echte succes kwam er pas in 1987 met Breathless.

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=fyHSyWaB7XA&w=500&h=369]

Het is de tijd van Miles Davis’ You’re Under Arrest en van de serie Miami Vice, vol zwoele blaasinstrumenten die langoureuze noten inzetten en muziek die vandaag slechts spaarzaam bijval kent. Viktor Lazlo, née Sonia Dronier en zichzelf hernoemd naar het personage uit Casablanca, neigde toen muzikaal steeds naar de foute kant van de jazz, met een eerder vlakke stem met weinig coloratuur. Echt doorgebroken is ze nooit, en in de jaren 90 verdween ze muzikaal grotendeels op de achtergrond. Er zijn nog een aantal pogingen tot come back geweest; de meest recente dateert uit 2007, met het album Begin The Biguine uit. Sinds de jaren 90 is ze vooral actief als actrice.

Dit jaar toert Viktor Lazlo met de show My name is Billie Holiday door Vlaanderen. Ze wordt bijgestaan door een schitterende begeleidingsband, met Michel Bisceglia op piano, Werner Lauscher op contrabas, Marc Lehan op drums en Nicolas Kummert op saxofoon. De show is tot in de puntjes verzorgd: het geluidsvolume stond net goed (helemaal niet te luid zoals we op concerten gewoon zijn); het licht was sober maar zeer efficiënt en doeltreffend gebruikt; de band viel op de juiste momenten in (of uit). Bij de aanvang van de show achtte de bezoeker zich in een intieme kroeg –ook het geluid was dermate gemanipuleerd dat het een vintage feel in zich had.

Lazlo ziet er nog steeds patent uit, maar ze is helaas geen jazz zangeres. Haar stembereik en timbre volstonden niet om de liedjes voldoende doorleving te bezorgen, en ze was op haar sterkst wanneer de muziek de popperige kant uitging. Haar zang was trouwens niet altijd even toonvast, en het Franse accent waarmee ze de Engelse teksten brengt, is mogelijks een acquired taste die wij nog niet hebben verkregen. Er had ook nog net wat meer speelse interactie mogen zijn met de begeleidingsband. Naar het einde van de show kwam die interactie die er wel, maar de toeschouwer kreeg toch net iets te veel het gevoel naar een schooltoneel te kijken.

Het was bijzonder bevreemdend, de professionele omkadering en de schitterende begeleidingsband, tegenover de minder beklijvende performance van Viktor Lazlo. U hoeft mijn woord niet voor waarheid te nemen trouwens; een groot deel van het publiek werd bereid gevonden de show met een staande ovatie te belonen.