vanalles en nog wat

vanochtend (vervoer)

Als ik de binnenlandse pers doorneem (nuja, DM & DS), vraag ik mij af of ik vandaag toch niet beter ook met de motor naar het werk was getogen. Laat ons maar optimistisch blijven en hopen dat ik –op een deftig uur– thuis geraak.

vanochtend (spraakverwarring)

Gezien ik sinds gisteren mijn wekker met vijf minuten heb vervroegd, heb ik nu tijd om in het Sint-Pietersstation mijn ontbijt (bij de Panos) te halen.

– Een croissant, een chocoladekoek en een lait russe, alstublieft.

“Alstublieft, meneer. Het was toch een koffie verkeerd hé,” vroeg de juffrouw terwijl ze mijn bestelling ingaf. Op het schermpje van de kassa lichtte in groene matrixprint ‘latte macchiato‘ op.

vanochtend (spek voor mijn bek)

Net (in DS) een mooie recensie over het optreden van het Spectra Ensemble in de Antwerpse Singel gelezen: Meeslepend minimalisme van Spectra. Geschreven door Maarten Beirens. Snel even gegoogled, en terecht gekomen bij zijn personeelsfiche op de KUL: […] waar hij in 1997 afstudeerde met een thesis over Amerikaanse minimal music. Daarbij sluit ook zijn doctoraatsonderzoek aan. Momenteel bereidt hij een doctoraatsthesis voor over Europese minimal music. Daarin worden minimalistische werken van Louis Andriessen, Karel Goeyvaerts, Michael Nyman en Gavin Bryars geanaliseerd en geduid. Alsook: De Europese minimal music. Niet alleen verschrikkelijk interessant, het past perfect in mijn interesses (maar het zal wel weer te technisch voor mij zijn, vrees ik).

vanavond (gokkend)

…wordt dertien plots ook úw geluksgetal.

Rinaldo

Twee sopranen, een mezzosopraan en twee contratenoren: er vielen hoge noten tijdens de opvoering van Rinaldo. De mannelijke hoofdrol werd vertolkt door een vrouw, en de twee mannelijke bijrollen klónken als vrouwen; enkel de ‘vijandelijke’ Saraceen werd voorzien van een diepe basstem. Voeg daaraan toe de verschillende dieren die op de scène werden gebracht, zowel levend als opgevuld: een hond, een ezel, een stapel vinken, en een gigantisch kuiken dat Rinaldo’s bruid, Almerida, wegkaapt. Jawel, Rinaldo is –op zijn zachtst gezegd– een spektakelopera.

een scene uit Rinaldo

Denk vooral niet dat dit spektakel louter ontsproten is aan het MTV-brein van hedendaagse dramaturg. Reeds in 1711 bij een bespreking van de première van de opera in London, schreef Joseph Addison in Spectator:

the opera houses production of Rinaldo is filled with thunder and lightning, illuminations and fire-works; which the audience may look upon without catching cold, and indeed without much danger of being burnt; for there are several engines filled with water, and ready to play at a minute’s warning

Rinaldo was Händels eerste opera voor London, in een tijd waarin de opera als een volledig gezongen muzikaal stuk nog als vernieuwend gold in Groot-Brittannië. Händel werkte daarvoor samen met Aaron Hill, die het schema uittekende voor de opera aan de hand van Torquato Tasso’s La Gerusalemme liberata, een episch gedicht over de Eerste Kruistocht. Het schema werd nadien uitgewerkt door librettist Giacomo Rossi. Het verhaal is niet echt diepgaand, maar wel bijzonder grappig en spektakulair. Ook muzikaal is de score opmerkelijk, met de castratenrollen, de gevarieerde muziek voor houtblazers, en de uitputtende improvistaties op klavecimbel aan het einde van de tweede scène.

een scene uit Rinaldo

Goffredo (Godfried van Bouillon), diens broer Eustazio, zijn dochter Almirena, en de ridder Rinaldo, vinden we allemaal terug bij de belegering van Jeruzalem, dat bezet wordt door de Saraceense koning Argante en Armida, tovenares en koningin van Damascus. Rinaldo wordt de hand van Almirena beloofd als ze erin slagen Jeruzalem in te nemen, maar Almirena wordt ontvoerd door Armida. Dan volgt een magisch avontuur om Almirena terug te vinden, gespijsd met enkele amusante intriges. Argante wordt verliefd op Almirena, Armida wordt verliefd op Rinaldo, en ondertussen proberen Goffredo en Eustazio alsnog de overwinning te behalen op de Saracenen. Armida tracht Rinaldo te verleiden door de vorm van diens geliefde aan te nemen. Rinaldo trapt echter niet in de val, maar ondertussen ontdekt Almira wel Argantes ‘verraad’ wanneer deze laatste Almira –in Almerida’s gedaante– probeert te verleiden. Als wraak verandert ze hem in een hond (schitterend in scène gebracht).

All’s well that ends well, want op het einde bevechten christenen en saracenen elkaar, waarbij –vanzelfsprekend– de kruisvaarders overwinnen, en de saracenen zich bekeren. Het finale gevecht bevat een aantal weinig subtiele verwijzingen naar de hedendaagse conflicten tussen west en oost (SCUD raketten, zelfmoordcommando), maar net zoals bij Händel is dat conflict niet de boodschap van de opera.

een scene uit Rinaldo

De opbouw blijft gedurende de ganse opvoering evenwel opmerkelijk, met verschrikkelijk veel wissels, waarbij op creatieve manier wordt omgegaan met de mogelijkheden van het podium.

De zang was van hoog niveau. Ik was vooral onder de indruk van Nicola Marchesini’s Goffredo, en Inga Kalna’s Armida, maar ook de andere rollen, en de muzikale ondersteuning van het orkest, werden met het nodige inlevingsvermogen en technische kennis ingevuld. Kortom, een geslaagde uitvoering.

Een Engelse vertaling van de oorspronkelijke tekst van Torquato Tasso, La Gerusalemme liberata (1575) vind je terug bij Project Gutenberg (Jerusalem Delivered). Het libretto van Aaron Hill & Giacomo Rossi, Rinaldo vind je (in het Italiaans) bij Public-Domain Opera Libretti.

Zie verder ook de besprekingen van Rinaldo door Anthony Hicks en Suzanne Aspden bij The Academy of Ancient Music.

Rinaldo, een Dramma Per Musica van Georg Friedrich Händel, gezien en gehoord in de Vlaamse Opera op 6 mei. Hoewel de voorstelling nog wordt vertoond op 10 mei en 13 mei, zijn er enkel nog (een beperkt aantal) kaarten beschikbaar voor vanavond (nadien zijn er ook nog voorstellingen in Antwerpen). Meer inlichtingen via het bespreekbureau in de Schouwburgstraat, 070 22 02 02, info@vlaamseopera.be (foto’s: Annemie Augustijns)

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt.)

seizoen 05-06: de bijloke

Traditie is een mooie zaak, en zo kan u ook deze keer weer van een divers aanbod proeven in De Bijloke: Musica Antiqua, Contemporain, East of Eden, Kwartetten, Symfonisch 1, 2, en 3. Met ook daarin dan weer de usual suspects: Paul Dombrecht (Il Fondamento), Jos van Immerseel (Anima Eterna), Philippe Herreweghe (Collegium Vocale Gent), Filip Rathé (Spectra Ensemble), het Symfonieorkest Vlaanderen, en het Vlaams Radio Orkest. De spelers zijn min of meer bekend, de inhoud bouwt verder op de voorgaande jaargang, kortom: variaties op een thema (dat zijn degelijkheid reeds heeft bewezen).

Wat ik u mag aanraden hangt –net wegens die diversiteit– sterk af van uw eigen voorkeur, dus ik licht er even mijn favorieten uit.

Uit Musica Antiqua haal ik snel even Van Immerseel en Anima Eterna met twee symfoniën (29, 40) en een pianoconcerto (21) van Mozart (20 jan 2006), en de Bachcantates 46, 101 & 102 door Philippe Herrewege en het Collegium Vocale Gent (23 feb 2006). Twee tips dus, en een wildcard: onder de ronkende titel La cantada Española en América brengt het ensemble Al Ayre Español op 27 april (2006) Zuid-Amerikaanse barokcantates ‘a la mañera española‘. Transcripties uit de archieven in Guatemala en Mexico door de dirigent Eduardo López Banzo.

Maar we krijgen ook twee keer Kagel: op 17 november, onder de toepasselijke naam November Music krijgen we vijf werken, waaronder een première (Auftakt) gespeeld door het Prometheus Ensemble en het Cello Octet Conjunto Iberico (cfr hun ‘recente’ Glass interpretatie). Voor wie zulks belangrijk vindt: het concert wordt bijgewoond door Kagel. En voor de tweede keer Kagel, brengt het Spectra Ensemble op 19 mei (2006) Die Stücke der Windrose (recent uitgebracht op het Winter & Winter label), en daarnaast ook werk van Peter Vermeersch en Dick Van der Harst (beide compositieopdrachten van De Bijloke). Het seizoen kan al niet meer stuk.

Ik ga even snel over Voix Gras en East of Eden –met als wildcard de Missa Caput van Ockeghem door Graindelavoix (17 feb 2006)– om terecht te komen bij het abonnement Recital. Eerste tip: op 11 februari (2006) brengt Thomas Zehetmair de vioolsonates van Ysaÿe en Paganini: ik ken alvast een paar mensen die daar heel tevreden mee zullen zijn. En als tweede tip: celliste Marie Hallynck brengt Bach (de vijfde cellosuite) en Reger op 14 oktober (2005). Hallynck vinden we ook terug bij Kwartetten, waar ze samen met het Prazák Quartet Hayden, Schönberg en Schubert brengt op 26 april (2006).

Ten slotte: de abonnementen ‘Symfonisch‘. Fin de Sciècle met het VRO: omschreven als een hommage aan de Belgische Jugendstil of Art Niveau kijgen we werk van Schönberg en de Maeterlinck Lieder van von Zemlinski (op 25 feb 2006); en het celloconcerto van Elgar door Wispelwey en het Symfonieorkest Vlaanderen (18 feb 2006).

Een heleboel, en dan heb ik er nog maar enkel de meest in het oog springende zaken uitgehaald. Je kan de brochure bestellen bij De Bijloke of ze afhalen te plaatse. De brochure is gratis. Veel genot.

seizoen 05-06: de vlaamse opera

Het ziet er weer goed uit. Zowel het aanbod van de Vlaamse Opera als van De Bijloke belooft een aantal interessante avonden voor het komende jaar (of wat had u verwacht).

Om maar meteen met het grootste project te beginnen: de Vlaamse Opera brengt de Ring! Let wel, om uw enthousiasme meteen een (klein) beetje te bekoelen: de cyclus wordt geprogrammeerd over de komende drie seizoenen. Dat betekent dat in juni (en begin juli) 2006 Das Rheingold gebracht wordt in de Opera te Gent. Enkel in Gent, want de Antwerpse Opera werd op 1 april gesloten voor de restauratiewerken; de producties worden voor 2005-06 in wisselende theaters in het Antwerpse gespeeld. Met uitzondering van Das Rheingold dus; er worden zelf speciaal bussen ingelegd om de Antwerpse operabezoekers tijdig tot in Gent te brengen. (Rest nu nog de vraag of we Siegfried samen met Die Walküre dan wel met Götterdämmerung in één seizoen voorgeschoteld krijgen.)

Het Antwerpse effect is ook duidelijk merkbaar in de opera’s die worden gebracht: maar liefst twee concertante uitvoeringen: Verdi’s Nabucco, en Donizetti’s Maria Stuarda; voeg daaraan toe de Prova D’Orchestra van composer in residence Battistelli (die ons dit jaar vergastte op het vooral scenografisch sterke Richard III), Händel’s Semele (een oratorium), en Lehár’s Die Lustige Witwe (een operette) en er blijven nog twee opera’s over (van de zeven) met echt uitgewerkte dramaturgie. Eigenlijk eentje, want Das Rheingold wordt niet in Antwerpen vertoond. Blijft over: Strauss’ Ariadne auf Naxos (waar ik naar uitkijk, ook al omdat ik zo te spreken was over Salome dit jaar).

Één voorstelling minder dan vorig jaar, de abonnementsprijzen zijn iets naar beneden gebracht, en er is een 9e categorie bijgekomen, wat de minimumprijs voor een abonnement naar 46 EUR brengt (voor de premières). Voor die prijs krijgt u waarschijnlijk slechts heel weinig te zien, maar dat is in het komende seizoen duidelijk minder van belang. (Nog even ter referentie: voor de duurste plaatsen moet u precies tien keer dat bedrag neertellen.)

Ik haal er drie tips uit: Das Rheingold, Ariadne auf Naxos, en Die Lustige Witwe (al ben ik zelf meer geïnteresseerd in Semele). Maar pin er mij niet op vast. En, bijna vergeten: de familievoorstelling De Toverfluit, een versie voor kinderen van Mozart’s Die Zauberflöte. Gezongen in het Nederlands, met voorstellingen o.a. tijdens de paasvakantie volgend jaar (voor 5+).

Bekijk echter ook de programmatie van de concerten, met o.a. de Polish Composers in Concert, in het kader van het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen, het Recital José Van Dam, met Schubert’s Winterreise, en het concert Battistelli, Rota, Stravinsky en Tipett in De Bijloke. Maar over het aanbod van De Bijloke lees je meer in een volgende entry.

jacob obrecht

Zaterdag was, naast ongetwijfeld zeventig andere opmerkelijke dingen, ook Obrechtdag (vijfhonderd jaar geleden stierf de Gentenaar Jacob Obrecht in Ferrara aan de pest). Jacob Obrecht (die het bij wikipedia helaas moet stellen met een wel heel karige nederlandstalige pagina) is een van de grotere componisten uit de renaissance, die echter pas in de tweede helft van de vorige eeuw uit de schaduw van Josquin Desprez is kunnen treden.

Tijdens het concert, zaterdag, werden de twee heren evenwel broederlijk naast elkaar opgevoerd (met een ratio van 8 tegen 2 voor Obrecht). Wie polyfonische muziek afdoet als saai, moet zoch maar eens dringend zijn oor weer te luister leggen bij een van beide meesters. En zeker aanhangers van het minimalisme zullen er hun gading vinden. Neem nu het verschrikkelijk eenvoudig lijkende Agnus Dei:

Agnus Dei,
qui tollis peccata mundi
Miserere nobis

Agnus Dei,
qui tollis peccata mundi
Miserere nobis

Agnus Dei,
qui tollis peccata mundi
Dona nobis pacem

Het is verbazingwekkend welk een rollende, buitelende, virtuoze, gevarieerde, en speelse muziek, met dit simpele vers wordt gevormd. Tuurlijk, het heeft allemaal een religieuze oorsprong, maar als u, zoals ik, voornamelijk naar de muziek luistert om de muziek zelf, mag dit detail bezwaarlijk tussen u en uw genot staan.

Driewerf helaas, heb ik een van de mooiere momenten aan mij laten voorbijgaan. Bijna pal in het midden van het concert, werd een hedendaagse compositie opgevoerd: In morte Iacobi Obrecht/Quand il lui plaît, een Motet à 5, van Annelies Van Parys. Ik was totaal onvoorbereid. Hoewel ik me het programmaboekje had aangeschaft, had ik verzuimd het door te nemen. En dan krijg je daar plots het koor, begeleid door een trombone, waarin de polyfonie slechts bedekt waarneembaar is, het houvast verdwenen. Tiens, dat klinkt modern, dacht ik nog. Waren ze vijfhonderd jaar geleden reeds met zo’n complexe muziek bezig? Componist Annelies Van Parys:

Het resulteerde in een werk dat bol staat van verwijzingen naar de muziek van de oude Vlaamse meesters. […] Hierbij wendde ik een toonsysteem aan dat een combinatie maakt van boven- en ondertonen van welbepaalde spilnoten wat leidt tot iets wat ik zou omschrijven als een hedendaags-modale toonspraak. Ten slotte verwijzen ook de retoriek en de technieken (imitatie, hoquetus, …) […] naar de muziek van Obrecht en tijdgenoten.

2005 viert ook het tienjarig bestaan van het kamerkoor El Grillo. Opgericht door dirigent Inge Bollaert, heeft het koor in 10 jaar tijd met een gericht repertoire van profane en religieuze polyfonie, een goede reputatie en een trouwe aanhang weten op te bouwen. Zo wisten ze zich vorig jaar nog, tijdens hun eerste deelname in de Provinciale Koorzangtornooien, te bevestigen met onderscheiding in de uitmuntendheidsgraad.

Disclaimer: Inge Bollaert, zoals de naam reeds laat vermoeden, is mijn nicht. Wie mij kent, weet echter dat zulks –soms tot míjn groot ongemak bij ontmoetingen achteraf– nog nooit enige objectiviteit in de weg heeft gestaan. Geloven hoeft u mij echter nooit, en ik kan u alleen maar sterk aanraden zélf de proef op de som te nemen.

De Jacob Obrechtdag vond plaats te Gent, op 30 april, en werd afgesloten met een Obrecht-concert “Orpheus in Gent” door kamerkoor El Grillo en ensemble La Caccia o.l.v.Inge Bollaert.

rhythm in de Bijloke

Donderdag bracht het Symfonie Orkest Vlaanderen, olv Etienne Siebens met Jean-Claude Vanden Eynden (piano), werk van Gershwin, Ravel, Fauré en Honegger in De Bijloke. Mijn date voor die avond liet helaas verstek gaan, waardoor ik het moest stellen met een lege stoel rechts en een heer op leeftijd aan mijn linkerzijde. Ik had het slechter kunnen treffen, want de heer bleek bijzonder goed in de muziekwereld onderlegd, waardoor mijn kennis trivia weer wat is aangescherpt.

Rhythm all over the place, en ook Siebens was in vorm, zowel tijdens als tussen de stukken. Gershwin swingt natuurlijk sowieso langs alle kanten, en het publiek had moeite om stil te blijven zitten. Siebens danste mooi mee met I Got Fascinatin’ Rhythm, en hoewel ik vond dat het orkest wel iets meer bezetting kon gebruiken, slaagden ze er toch in de zaal met de nodige ‘oompf’ te vullen.

Ook Ravel en Honegger hielden wel van het geflirt met de jazz of de populairdere muziek. Ravel’s Pianoconcerto in G werd beïnvloed door de upcoming jazzmuziek uit de tijd, maar vervalt zelfs tijdens de eerste beweging gauw terug in de echt klassieke muziek. De tweede beweging, het adagio assai bevat een prachtige solo voor piano, met veel gevoel gebracht door Vanden Eynden. (Jean-Claude Vanden Eynden werd op twaalfjarige leeftijd tot het conservatorium toegelaten, en was in 1964 (hij was toen zestien) laureaat Koningin Elisabeth Wedstrijd.)

Mijn favoriete stuk was evenwel de Ballade voor Piano en Orkest, Opus 19 van Fauré. Had ik in het programmaboekje niet gelezen dat dit stuk van Fauré was, ik had kunnen zweren dat het door Rachmaninov was gecomponeerd (ik ben nogal te vinden voor Rachmaninov). Dynamiek, subtiele koperblazers, climax-anticlimax; Fauré komt hoog op mijn lijstje ‘verder te ontdekken’ te staan.

De opstelling van het orkest, of liever de positie van de piano tijdens Ravel en Fauré, zorgde helaas wel voor een vertekening van het klankbeeld. Een deel van de strijkers en blazers werd van het publiek afgescheiden, waardoor de muziek vlakker en doffer klonk dan goed was. Groot voordeel was dan weer wel dat de piano er heel duidelijk doorklonk. Bij Honegger werd de piano schuin achter de rest van het orkest geplaatst, waardoor ze nog nauwelijks te onderscheiden viel.

En Honegger was dan weer de favoriet van Siebens. Niet alleen vergastte hij het publiek –totaal onverwacht– op een inleiding, maar de schwung die hij eerder al bij Gershwin opbracht was duidelijk terug. De Symfonie Nr. 4, Deliciae Basilienses is geschreven voor Paul Sacher en de twintigste verjaardag van het Basels Kamerorkest (toen geprofileerd als een van de belangrijkste orkesten voor nieuwe muziek). De muziek kent invloeden van Bach, Beethoven en Wagner, en eindigt in een polyfone structuur, waarin plots het deuntje van de Baselse karnaval weerklinkt. Siebens was zeer enthousiast over Honegger, en dat weerklonk zeer helder in de uitvoering.

Misschien niet het beste concert van het seizoen (een beetje vlak klinkend), maar zeer zeker heel gevarieerd en gedreven.

Gershwin – Ravel – Fauré – Honegger, door het Symfonie Orkest Vlaanderen olv Etienne Siebens. Gehoord donderdag 21 april in De Bijloke. Volgend concert: donderdag 28 april.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

und Chopin ist auch dabei

Ligeti kende ik enkel van de scores bij Kubrik (Eyes Wide Shut en 2001 A Space Odyssey), en van een aantal liederen die ik had gehoord tijdens Spinrag (niet zo lang geleden). Ik was daar toen echter zodanig over te spreken dat ik dit concert voor geen geld wou missen. Meer nog, ik besloot zelfs om –voor de eerste keer– naar de inleiding van het concert te gaan. Een goede keuze: niet alleen had ik mij op die manier verzekerd van een goede plaats, maar de informatie die door Filip Rathé (dirigent, artistiek leider) werd verstrekt, bleek allesbehalve overbodig.

Wat ik vooral zal onthouden van dit concert is niet zozeer de complexiteit van de composities an sich, maar vooral de geconcentreerdheid en de passie van de muzikanten, én het enthousiasme van het publiek (dat duidelijk wist waarvoor het getekend had).

Tijdens het eerste gedeelte (MonumentSelbstportraitBewegung; voor twee piano’s) werden de pianisten begeleid door twee muzikanten die minstens net zo aandachtig als zijzelf de noten van het blad aan het lezen waren, …om tijdig de bladzijden te kunnen omslaan. De concentratie bij de muzikanten was enorm. De partituur diende zo snel te worden gespeeld dat het mij niet zou verwonderd hebben indien diezelfde begeleiders met doekjes het zweet van het voorhoofd van de pianisten hadden gedept, en er ook nog eens in de coulissen masseurs hadden gewacht om de handspieren terug los te kneden. Het tempo was fenomenaal, en het eerste deel bleek, vooral na de inleiding, tóch zeer toegankelijk.

Slebstportrait bijvoorbeeld, voluit Selbstportrait mit Reich und Reily (und Chopin ist auch dabei), verwijst naar het ‘oude’ minimalisme, en vooral naar de Phase Shifting techniek van Reich (cfr zijn compositie Drumming). Chopin kwam pas op het einde van het stukje kijken, in een paar nep-citaten. Schitterend!

Het tweede deel was het Trio voor Viool, Hoorn en Piano, met het Hoorntrio (opus 40) van Brahms als voorbeeld. Gecomponeerd naar aanleiding van de 150e verjaardag van Brahms (in 1983) is het stuk niet alleen opgezet als hommage aan de componist, maar zijn de vergelijkingen met het voorbeeld vanzelfsprekend (de compositie, maar ook de bezetting, die uitgaat van de ongeventileerde hoorn). Het wordt aanzien als toegankelijk, en werd destijds door de avant-garde afgedaan als een terugkeer naar de conservatieve muziek. Tot groot ongenoegen van Ligeti.

Na de pauze kregen we nog het Concerto voor Piano en Orkest (met de typerend nadrukkelijke aanwezigheid van de percussie). Ligeti beschouwde dit werk als zijn artistieke credo: mijn onafhankelijkheid van zowel de criteria van de traditionele avant-garde als die van het gangbare postmodenisme. Het stuk werd gecreëerd in twee fasen: de eerste drie delen in 1985-86, de laatste twee werden pas achteraf toegevoegd, omdat voor Ligeti het derde deel niet volstond als slotbeweging.

Hoewel het als complexer werd beschreven dan het Trio voor Viool, Hoorn en Piano, vond ik het veel makkelijker om te volgen, of toch er bij te blijven; veel intrigerender en interessanter.

Filip Rathé had tijdens zijn inleiding nog verschrikkelijk fascinerende zaken te vertellen. Hoe de Ligeti flirt met de grens van de virtuositeit, en die grens graag overschrijdt; hoe hij, zoals Schumann, in de partituur schrijft so schnell als möglich om even later toe te voegen noch schneller; of bij de hoornpartij oben en in de marge daarbij vermeldt es ist möglich!, de muzikant daarbij bezwerend nog meer dan het beste van zichzelf te geven. De grenzen worden steeds verlegd. Waar vroeger Shostakovich nog werd beschouwd als aartsmoeilijk, wordt het nu aan muziekstudenten als oefening meegegeven. Binnen afzienbare tijd is het de beurt aan Ligeti.

Laat mij toch maar even klagen over de schabouwelijk slechte zitjes in de Bijlokekapel (keuze tussen keiharde, misvormde uitklapstoeltjes, of houten ‘koor’plaatsen waarschijnlijk zo gemaakt om ervoor te zorgen dat de geestelijken destijds zo min mogelijk zouden gaan zitten tijdens de eredienst). Dringend tijd om daar iets aan te doen.

Edoch, niet alleen de muziek, maar zoals reeds vermeld ook de uitstraling, het enthousiasme, de concentratie en het plezier van de muzikanten maakten van dit concert een uiterst geslaagd optreden. Blij dat ik erbij was.

Portret György Ligeti, door het Spectra Ensemble olv Filip Rathé. Gehoord én gezien op 14 april in De Bijloke.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

Giovanna d’Arco

Voor vele liefhebbers gaat er niets boven de Italiaanse opera (Verdi, Rossini, Puccini): theatraal, zwaar emotioneel, en vol passie, die ten dele aan de Italiaanse taal wordt toegedicht. Giovanna d’Arco, een opera in één proloog en drie bedrijven, is de zevende opera van Verdi, en werd nog nooit eerder in België opgevoerd. (Strikt genomen werd hij nog steeds niet ‘echt’ opgevoerd, want het betrof hier een concertante uitvoering.)

Het libretto werd geschreven door Solera, die voor Verdi ook reeds Nabucco had afgeleverd, en was vrijelijk geïnspireerd op Schiller (Die Jungfrau von Orleans). Het verhaal van Jeanne d’Arc is u allen waarschijnlijk welbekend: een 17-jarig meisje wordt in een visioen door God opgedragen om Frankrijk te bevrijden van de Engelsen. Ze slaagt erin de bezetting van Orléans te doorbreken, het begin van een reeks overwinningen die uiteindelijk de weg vrijmaken voor de kroning van Charles VII tot koning van Frankrijk. Niet veel later wordt ze door de Bourgondiërs overmeesterd en overgeleverd aan de Engelsen. Ze wordt vervolgens beschuldigd van godslastering, en tot de brandstapel veroordeeld.

Solera maakt van Schillers werk een indringend liefdesverhaal. Carlo (Charles VII), de toekomstige koning van Frankrijk, wordt in een droom opgedragen zijn zwaard en helm in een grot, aan de voeten van een Mariabeeld, af te leggen. In die grot bidt Giovanna tot de Heilige Maagd om haar te helpen tegen de Engelsen ten strijde te trekken. Ze overtuigt Carlo om samen met haar tegen de Engelsen ten strijde te trekken.

Giacomo, Giovanna’s vader, heeft beiden samen gezien, denkt dat de demonen hen in hun macht hebben, en denkt dat ze geliefden zijn. Hij spreekt een vervloeking over zijn dochter uit. Wanneer, door Giovanna’s toedoen, het tij keert ten voordele van Frankrijk, en zij haar taak heeft vervult, wil ze naar haar oude bestaan terugkeren. Carlo, die ondertussen op haar is verliefd geworden, wil haar niet laten gaan.

In een zwak moment geeft Giovanna toe dat ze Carlo liefheeft, en ze stemt ermee toe de kroning bij te wonen. In de kathedraal beschuldigt Giacomo zijn dochter van hekserij, en ondanks het aandringen en het geloof van Carlo in haar onschuld, weigert Giovanna de aanklacht te weerleggen. Het volk eist haar verbanning, waarop Giacomo haar uitlevert aan de Engelsen.

Uiteindelijk weet ze aan de Engelsen te ontsnappen, en keert ze terug naar de strijd, waar ze dodelijk wordt verwond. De Fransen behalen de overwinning, Carlo vergeeft Giacomo zijn dwaling, en Giovanna stijgt ten hemel. “It ain’t over til the fat lady sings.”

Ecco!… nube dorata m’innalza
Oh!… l’usbergo tramutasi in ale!…
Addio, Terra!… Addio, gloria mortale…
Alto volo… già brillo nel Sol!

(Zie!… Een gouden wolk verheft me… O!… Mijn harnas krijgt vleugels!… Vaarwel, Aarde!… Vaarwel, sterfelijke roem… Ik stijg steeds hoger… ik schitter reeds in de zon!)

De uitvoering: het Symfonisch Orkest en Koor van de Vlaamse Opera wordt gedirigeerd door de charismatische 80-jarige Silvio Varviso (debuteerde in 1961 in de Metropolitan Opera in New York, was muziekdirecteur in de van de opera’s van Stuttgart en Stockholm, en dirigeerde in zowat alle grote operahuizen). Giovanna werd niet vertolkt door Nelly Miricioiu, die moest laten afweten om gezondheidsredenen, maar door Marina Mescheriakova, die een niet geheel overtuigende vertolking bracht (nogal piekerig, vond ik). Een prachtige vertolking evenwel van de bariton Bruno Caproni als Giacomo, maar de ster van de avond was zonder enige twijfel de tenor Stefano Secco (Carlo). Zozeer als Varviso over charisma beschikte, wist Secco het publiek zonder enige moeite (verdiend) voor zich te winnen. Topklasse!

Giovanna d’Arco van Giuseppe Verdi; een libretto van Temistocle Solera geïnspireerd op Friedrich Schillers Die Jungfrau von Orleans. Nog op 8 en 10 april in de Vlaamse Opera te Gent.

(Dit artikel staat ook op gent.blogt.)

Ich habe deinen Mund geküßt

Ah! Ik heb je mond gekust, Jochanaän. Ah! Ik heb hem gekust, jouw mond, er lag een bittere smaak op je lippen. Smaakte het naar bloed? Nee! Het smaakte misschien naar liefde. Ze zeggen dat liefde bitter smaakt. Maar wat zou ’t? Wat zou ’t? Ik heb je mond gekust, Jochanaän. Ik heb hem gekust, jouw mond.

Het zijn meteen Salomes laatste woorden, gericht aan het hoofd van Johannes de Doper, dat ze slechts even daarvoor door koning Herodes van zijn romp liet scheiden.

Het libretto van Salome is een door Richard Strauss bewerkte versie van het gelijknamige toneelstuk van Oscar Wilde. Wilde had het oorspronkelijk in het Frans geschreven voor Sarah Bernhardt, en Strauss had het leren kennen in een Duitse vertaling via een Berlijnse produktie van Max Reinhardt. Veel werd er aan het toneelstuk niet gewijzigd; Strauss nam bijna integraal Wildes tekst over, en de opera gaat dan ook de geschiedenis in als een schoolvoorbeeld van de ‘literatuuropera’.

Het verhaal kent zijn oorsprong in de Bijbel, maar werd door Wilde uitgediept tot een tragedie over het verlangen naar het onbereikbare. In Strauss’ opera wordt Salome voorgesteld als een lolita (avant la lettre), wiens begeerte schril contrasteert met de kuisheid van de profeet Joachanaän (Johannes). Het conflict is onvermijdelijk.

Zoals het een lolita betaamt, windt ze vervolgens Herodes om haar vinger, die haar verzoekt voor hem te dansen. (Wildes Salome wordt niet voor niets met het Hooglied vergeleken.) Salome wilt enkel op zijn verzoek ingaan, nadat de vorst haar beloofd heeft eender welke wens in te willigen. Na de (zwoele) dans eist Salome het hoofd van Joachanaän. Wanneer het hoofd haar, tot afschuw van de aanwezigen, op een zilveren schotel wordt gebracht, neemt ze het in haar handen, en kust ze vol overgave Joachanaäns lippen, die haar even voordien door de profeet zelf werden geweigerd.

Ah! Ich habe deinen Mund geküßt, Jokanaan. Ah! Ich habe ihn geküßt, deinen Mund, es war ein bitterer Geschmack auf deinenLippen. Hat es nach Blut geschmeckt? Nein? Doch es schmeckte vielleicht nach Liebe. Sie sagen, daß die Liebe bitter schmecke. Allein was tut’s? Was tut’s? Ich habe deinen Mund geküßt, Jokanaan. Ich habe ihn geküßt, deinen Mund.

Herodes veroordeelt haar ter dood, maar eerder dan –zoals in het originele stuk– door de soldaten te worden omgebracht, laat regisseur Willy Decker haar het eigen leven benemen.

Strauss muziek is bijwijlen erg vlak, maar duidelijk merkbaar zijn de invloeden van Wagner. Net zoals vorige keer overstemde het orkest vaak de stemmen van de zangers, maar het leek mij ook niet bepaald een gemakkelijke partij om te brengen. De scène was duidelijk gebouwd om de duurdere plaatsen te behangen, want ze liep hoog en stijl naar achteren op, waardoor wij, op hogere en goedkopere plaatsen stukken theater moesten missen. De aankleding was sober, zodat alle aandacht op de tragedie kom worden gericht.

De ontvangst door het publiek was –eigenaardig genoeg– maar matig te noemen; ik heb me in elk geval geen moment verveeld.

Salome, van Richard Strauss; een bewerking van het toneelstuk van Oscar Wilde in een vertaling van Hedwig Lachmann. Nog op 6 en 9 april in de Vlaamse Opera te Gent.

(Dit artikel staat ook op gent.blogt)

goulash

Tsja, en dan was er nog de geplande Bijloke-date, zaterdag. Op naar de 19e en zelfs 20e eeuw, met volgend programma:

  1. Bartók: Hongaarse Boerenliederen
  2. Brahms: Concerto voor Viool en Cello, Opus 102
  3. Liszt: Symfonisch Gedicht, Nr. 12: ‘Die Ideale’
  4. Kodály: Dansen uit Galanta

Het begon eigenlijk een beetje voorzichtig met Bartók. Een werk uit 1933, en al ben ik dan verslingerd aan Music for Strings, Percussion and Celesta (in een uitvoering van Mavrinsky), dit kon me niet geheel overtuigen. Alsof het orkest eerst moest warmgedraaid worden.
(Uit Music for Strings, Percussion and Celesta werd ooit de tune voor het VRTnieuws gehaald.)

Het Concerto voor Viool en Cello van Brahms. Ach Brahms was al meteen wat anders. De passie kon niet op: er was een meer dan behoorlijke symbiose tussen beide solisten, en het publiek kreeg waar het voor gekomen was. De muzikanten werden achteraf trouwens navenant beloond met woest voetgeroffel. Marie Hallynck (de celliste) leek wel heel erg in trance; beide solisten wiegden als twee treurige elzen in een herfstwind. Maar mooi dat het was.

Pauze, en dan Liszt. Ik ben geen fan van Liszt. Ik vind het saai, oppervlakkig en uniform. En dan mogen ze bij De Bijloke nog honderd keer schrijven: Die Ideale, naar een gedicht van Schiller, vertelt geen verhaal maar brengt sfeer. Was het trouwens geen tijdgenoot die ooit schreef: ‘De mens hoort alleen datgene wat hij verstaat’!?. Jammer, maar dan heb ik er helaas niets van verstaan. Next.

Want Kodály, daar hadden ze pas fun mee. Opnieuw 1933, maar dit klonk geheel anders dan het stuk van Bartók. Veel meer leven, veel meer plezier; je kon de muzikanten geamuseerd hun partituur zien lezen alsof het de eerste keer was dat ze die onder ogen kregen. En weer kregen ze het publiek op de hand.

Een langgerekt applaus aan het einde, dat na de derde terugkomst van de dirigent abrupt werd onderbroken door een handgebaar, en de aanhef van… toch wel, een van Brahms’ Hongaarse Dansen. De eerste keer dit seizoen dat ik een encore heb gekregen.

“Kodály, Brahms, Bartók, Liszt”, werd opgevoerd in De Bijloke op zaterdag 19 maart.

(Volgende afspraak: 1 april voor de opera, 14 april voor De Bijloke. U mag weer even ademhalen.)