BNRF (viii): lege feesten

het publiek bij jazz juiceGeen kat was er voor het eerste optreden gisteren. “Neuh, er staat geen hond, man”, verbeterde mijn Nederlandse collega Liesbeth (van JazzPodium). Jazz Juice kondigde zichzelf aan als een experiment tussen een DJ en live muzikanten. Weliswaar van een totaal andere leest geschoeid dan de samples van Uri Caines Bedrock.

DJ Graham B gebruikte (voor de gelegenheid) jazz standards die hij vermangelde tot een clubsound met dansbare latin beat, waarop de muzikanten –trompet, altsax, keyboards, percussie én zang– gretig inpikten. Het leek me perfect voor die club-scène, al moet ik meteen toegeven dat ik daar absoluut geen ervaring mee heb. De zangeres was niet meteen de nieuwe Billie Holiday te noemen, al was al blij zolang ze zich niet te veel aan het scatten waagde.

het publiek bij orishas“We can do hip-hop, we can do jazz, we can do salsa. What do you want?” vroeg Roldán González, één van de vier rappers van Orishas. Hip-hop en salsa kregen we in overvloed, van jazz heb ik weinig gemerkt. Dat hoefde ook niet, in dit tweede luik van Het Festival, want het publiek was gisteren duidelijk gekomen om te dansen. Nog een geluk dat de temperatuur in de tent iets afgekoeld was, want de kudde (tiener-)meisjes die de eerste rijen bevolkten, waren anders gegarandeerd in zwijm gevallen voor de charmes van de Cubaanse jongens. Een totaal ander publiek –ondertussen iets talrijker opgekomen dan voor Jazz Juice– dan bij US3. Al stak die laatste groep er met kop en schouders boven uit.

Fiesta! vooral bij Amparanoia. De tent was amper voor de helft gevuld (als het al zoveel was), maar Amparanoia kreeg iedereen aan het dansen. De associaties met Mano Negra en Almodóvar liggen voor de hand; de band leek zo uit een film van de Spaanse regisseur gestapt.

Amparanoia is de groep rond Amparo Sanchez, die op 16-jarige leeftijd reeds haar eerste band uit de grond had gestampt. De muziek is zonder meer aanstekelijk, als is ze misschien een beetje te doorzichtig. Percussie en lead gitaar blijven voorzichtig op de achtergrond, zodat alle aandacht gaat naar de zangeres en de bassiste (Carmen Niño). Trompettist (José Alberto) zorgt voor de dramatische toets. Én groot feest –zelfs bij de meest schrijnende liedjes– en de perfecte opwarmer voor het slotconcert.

het publiek (front row) bij los van vanWant als Amparanoia al feest was, dan ging iedereen écht uit de bol bij Los Van Van. Een vrolijk chaotische boel, met veel te veel (?) muzikanten en een wel verschrikkelijk rondborstige zangeres. Wat ze misten aan subtiliteit hadden ze des te meer aan présence en enthousiasme, waarmee ze zelfs de heren in het ‘perskot’ aan het dansen kregen. Een opvallende grote vertegenwoordiging van ‘Latijnse’ Gentenaars, gisterenavond, die duidelijk goed wisten wat voor buitenkans de concerten gisteren waren.

BNRF (vii): jaune

Gisteren op Het Festival (in ’t kort, wegens te weinig tijd):

Jaune Toujours: een enthousiaste, meeslepende band, vol goede bedoelingen en engagement, met een veelheid aan instrumentatie, maar er ondanks (?) toch in slagend de muziek beluisterbaar te houden (geen wall of sound).

Tony Allen: lijkt (fysionomisch) goed op Art Blakey (en een beetje op Miles). Is mij maar weinig van bijgebleven, behalve dat het aartsmoeilijk is om zo’n donkere mens, die zich dan nog in de schaduw achter een drumstel verbergt, fotografisch vast te leggen.

Chucho Valdés: een van de beste concerten van Het Festival. Man, man, kan die vent piano spelen. Een van de (héél) weinige mensen die erin slagen klassieke muziek in hun spel te introduceren zonder mij kotsneigingen te bezorgen. Het ging dan ook niet echt om een interpretatie van die klassieke stukken, maar veeleer een soort citeren. Intertekstualiteit heet dat in de literatuur. Zeer goed!

Cesario Evora: het eerste kippenvelmoment. Niet zozeer door haar zangprestaties –ze zingt eerder vlak en monotoon– maar door haar charisma. Na haar eerste liedje buig ik door de knieën, om mijn foto beter te kunnen kadreren, en wat denkt ge, ze buigt toch niet terug zeker?! Er kwam veel dergelijke interactie (niet alleen met de fotografen), en het publiek wist dat zeer op prijs te stellen.

BNRF (vii): eddy wally

De vraag is ondertussen geworden wat er als eerste gaat begeven: de D70 (de spiegel durft al eens te haperen) of mijn computer. En dan heb ik het over de PC, want op mijn prehistorische mac moet ik er niet aan denken beeldbewerking te verrichten. Komen bij op het verlangenlijstje (voor de volgende editie –meer van deze blahblah volgende week):

  • een macbook (pro versie helaas, want ik heb de screen estate nodig voor beeldbewerking op locatie –een ferme hap uit het budget)
  • een groothoek, de AF 14 f/2.8 bijvoorbeeld.

De monopod heeft het ondertussen al laten afweten: slechts twee van de drie gedeeltes zijn nog uit te schuiven. Nog geen maand oud; ik zal maandag eens in de fnac moeten langsgaan (hopelijk heb ik mijn betalingsbewijs hier nog ergens liggen).

Skeemz is eigenlijk totaal mijn ding niet. Ik heb mezelf een tijd lang wijsgemaakt van wel –al had dat vermoedelijk meer met twee van de groepleden te maken dan met de eigenlijke muziek. Want een goede groep is het wel degelijk. “Je croyais que c’étaient des noirs,” vertelde een Fransman mij, die me vroeg waar hij hier ergens ‘des gauffres‘ kon kopen. Vermoedelijk had hij ergens tussen Liège en Brussel een verkeerde afrit genomen.

Lien en Isolde op eenzelfde podium, daar kan geen man aan weerstaan. Voeg daarbij funk en groove, en dan neem ik er het beetje rap nog wel met plezier bij. Een dun maar niettemin enthousiast publiek. Met reden!

Het optreden van Us3 alleen al verantwoordt de aanschaf van de groothoek. Die mannen blijven niet staan. Geen seconde. Op welgeteld vier seconden heeft een van de rappers een fles water van de grond opgepakt, voor de helft geleegd, en terug neergezet. Ik heb de sequentie en de exif info om het te bewijzen. Niet één scherpe foto zit daartussen. Veel te snel voor een telelens.

Niet meteen mijn muziek, al associeerde ik het te snel met rap volgens juffrouwen i. en Elize, en kon ik de opzwepende muziek best op prijs stellen. Nadeel was wel het volume; oordopjes in, want mijn maag begon het erg lastig te krijgen van die bassen. Tof om mee te maken, iets erover –voor mijn smaak– om te kopen. Maar het publiek was er wild van.

Sergio Mendes was slapstick. Vond ik Tania Maria al een beetje te commercieel en teveel een best of, dan was het bij Mendes al helemaal om zeep. Hij valt niet beter te omschrijven als een Braziliaanse Eddy Wally –met mijn excuses aan die laatste. Slechtste optreden tot nog toe, en een sisser voor een anders uitstekende reeks op deze festivaldag.

BNRF (vi): kieken zonder kop

Het begon al bij de kortgeknipte Sioen, waar ik telkenmale opnieuw de fronstage bekroop in de schampere poging de frontman te betrappen op het beroeren van het orgel dat de groep had meegebracht. Helaas (?) ipv Frederik werd het uiteindelijk Laurens, maar het publiek was er niet minder enthousiast om. Gerateerd dus, al was dat veel minder erg dan de foto-op die ik heb gemist toen Frederik S. tijdens dat stukje plots met Laurens S. in duet ging. Even dacht ik nog, dat doet hij straks opnieuw, dus bleef ik het ganse nummer maar rondhangen, tot hij uiteindelijk opnieuw achter de piano plaatsnam. Jammer, het was een mooi beeld geweest.

Raul Midón is voor mij de ontdekking van Het Festival. Ik ben al best te vinden voor vrouwelijke singer-songwriters, en Midón is een van de weinig mannen die mij met zijn stem meteen heeft ‘gepakt’. Één (blinde) man, en twee gitaren (en een heuptas met daarin o.a. een fles water geborgen), en toch wist Midón het publiek gedurende ruim anderhalf uur te boeien. Dikke pluim.

Dr. John is blues. De man draait al, wat, dik veertig jaar (?) mee, en was voor een aantal bluesfans dan ook dé reden om naar Gent af te zakken. Ik denk niet dat ze op hun honger zijn blijven zitten.

De opkomst wordt bovendien steeds talrijker. Dat leverde een potentieel mooi beeld op, opzij van de tent, ware het niet dat ik geen enkele groothoek bij me had —Jos had me graag zijn 14mm geleend, maar toen ik dat besefte stond ik al lang op een van de containers van het goed weggestoken bouwwerf-gedeelte van de Bijloke site met de Leica en daarop een 50mm. Misschien hang ik nog wel eens op een ander moment de held uit. (Opgelet kiddies: dt was wel mét toelating van de organisatie én op eigen risico. Do not try this at home. Of op Het Festival, alwaar u met recht en reden én sneller dan u erop geraakte, er opnieuw van zal worden afgesleurd.)

Randy Newman was alles wat u ervan kon verwachten. Tot en met het obligate Short People (let’s get it over with, moet hij gedacht hebben toen hij het als derde nummer programmeerde). En amper stonden wij weer buiten van de frontstage of het begon te regenen. Waarna ik als een kip zonder kop, met het fototoestel in een vuilzak gewikkeld, de site begon af te lopen, om toch maar ergens sfeerbeelden te kunnen vastleggen. Halsbrekende toeren uitgehaald, met een publiek dat het toonbeeld was van geduld en vriendelijkheid.

Gisteren heb ik alleen gelukkige mensen gezien overigens. Ook toen het publiek na Newman naar buiten stroomde in de regen, had –zonder uitzondering– elke passant een brede glimlach op het gezicht. En dat is toch wel het mooiste wat je als organisator kan overkomen.

BNRF (v): tropisch

Mijn werkstek kan wedijveren met de frontstage in de Festivaltent op Het Festival. Eigenlijk ben ik best tevreden dat ik nergens geen thermometer ter beschikking heb, maar ik vermoed dat de temperatuur hier aan de computer zo’n 35 graden zal bedragen. De jaloesies zijn (en blijven de ganse dag) gesloten, de ramen aan de zuidkant blijven ’s ochtend geopened, en een ventilator tracht voornamelijk de computer voor verkoeling te zorgen. De frequentie van het aantal douches ligt gelijk aan het aantal keren dat ik thuiskom: ’s ochtends bij het opstaan, ’s middags als ik van Jong Jazz Talent terugkeer, en ’s avonds als ik van Het Festival terug thuiskom. Niet dat het helpt.

De frontstage kan je bij momenten best beschouwen als een sauna. In de tent zelf zitten de toeschouwers zichzelf met de blauwe ‘ping-pong palletjes’ van BNRF koelte toe te wuiven –op marketing vlak een zeer geslaagde operatie– maar wij hebben enkel onze lenzen, de reeds verhitte lijven van de collega’s in de nauwe pit, én de gezellige hitte van de belichting. Die artiesten moeten afzien!

Gisteren heb ik mijn eerste twee filmpjes (Fuji Superia 800) teruggehaald, en het resultaat was opnieuw behoorlijk te noemen. Vandaag krijg ik o.a. Madredeus in analoge versie terug, en ik ben benieuwd wat de film met het licht heeft aangevangen. Ik plaats binnenkort wel wat online, al moet het worden gezegd, dat de scans absoluut de print niet kunnen weergeven.

De publicaties blijven ook komen; in toevoeging tot de vorige reeks, werden mijn foto’s weer gebruikt voor:

Gisteren ben ik het nog tijdens het concert van Toots afgebold (het was toen net 00:00). Ik was te moe, en we zitten nog maar aan de helft. Geen fotobewerking vandaag, nieuwe foto’s komen er dus pas morgen bij.

BNRF (iv)

Het is weer veel te laat geworden, gisteren. Tot half drie –ik had nochtans voorgenomen onmiddellijk na het laatste concert huiswaarts te gaan– met Jos gebabbeld. Tsja, over jazz, en fotografie, en dan komt er geen eind meer aan natuurlijk. Danig onder de indruk geraakt (niet alleen van Jos’ kunnen natuurlijk) van Aperture (draaide op de G4 powerbook), en dat die software de digital photo editing (aka digital workflow) toch wel serieus vooruit laat gaan. Amper nood om in Photoshop te werken.

Moeilijk licht, gisteren, met afwisselend te helder –dus witgewassen highlights– en donker –in een mate waarin enkel een Noctilux mogelijks redding kan brengen. Jos heeft een prachtige foto van Teresa Salgueiro (Madredeus), gemaakt met een 28mm. (Ik probeer ernaar te linken zodra hij on-line komt. Normaal gezien zal dat hier, op de BNRF site zijn.)

Tania Maria was een goede opwarmer –ze liet zich niet licht fotograferen, verscholen achter een synthesizer en een grote vleugelpiano– maar ook niet meer. Ze bracht een best of van allerlei meeslepende Latijnse songs, en wist het publiek zeker mee te krijgen. Maar het was een beetje té. Te populair, te kunstmatig. Maar nogmaals, uitstekend als opwarmer.

Ed Motta zette die trend verder, kreeg het publiek op zijn hand toen hij zijn liefde voor bier beschreef, en dan nog het Belgische bier (vanzelfsprekend) de hemel in prees. Geen bluf, want achter de schermen, zo hoorde ik daarna, wist hij eenieder te verbazen met zijn kennis van het –naar keuze– donker of amber of kriekrode gerstenat.

Er was geen plaats meer vrij in of rond de tent bij Madredeus. Populair wel degelijk een understatement, en vermoedelijk was dit nog maar de voorbode van de taferelen die zich bij Cesario Evora en vooral Randy Newman zullen voordoen. Begrijpe wie kan, want erg veel variatie steekt daar niet, in het repertoire van die groep. We kregen twee of drie liedjes de tijd om foto’s te maken, maar, op het licht na, maakte dat weinig uit. Zowel de zang als de bijhorende danspassen leken mij gedurende het hele concert identiek. But the crowd loved it. (En vermoedelijk zijn de teksten zeer interessant voor wie Portugees begrijpt.)

Stukken beter is Mariza. Ze had vorig jaar nog maar het Festival aangedaan, maar dit jaar stond ze er op een totaal andere manier. De muziek was natuurlijk wel grotendeels hetzelfde, maar ze maakte op een verschillende manier gebruik van het podium –geheel het podium, in tegenstelling tot Madredeus, waarvan de vier mannen netjes werden uitgelijnd achter de zangeres, die zich dan nog voornamelijk centraal op het podium ‘bewoog’. Nee, Mariza is krachtiger, gevarieerder, en tegelijk ook contrasterend kwetsbaarder. Waar je bij Madredeus meer het gevoel hebt in een show beland te zijn, heb je meer contact bij Mariza.

Next.