Gisteren op Het Festival (in ’t kort, wegens te weinig tijd):
Jaune Toujours: een enthousiaste, meeslepende band, vol goede bedoelingen en engagement, met een veelheid aan instrumentatie, maar er ondanks (?) toch in slagend de muziek beluisterbaar te houden (geen wall of sound).
Tony Allen: lijkt (fysionomisch) goed op Art Blakey (en een beetje op Miles). Is mij maar weinig van bijgebleven, behalve dat het aartsmoeilijk is om zo’n donkere mens, die zich dan nog in de schaduw achter een drumstel verbergt, fotografisch vast te leggen.
Chucho Valdés: een van de beste concerten van Het Festival. Man, man, kan die vent piano spelen. Een van de (héél) weinige mensen die erin slagen klassieke muziek in hun spel te introduceren zonder mij kotsneigingen te bezorgen. Het ging dan ook niet echt om een interpretatie van die klassieke stukken, maar veeleer een soort citeren. Intertekstualiteit heet dat in de literatuur. Zeer goed!
Cesario Evora: het eerste kippenvelmoment. Niet zozeer door haar zangprestaties –ze zingt eerder vlak en monotoon– maar door haar charisma. Na haar eerste liedje buig ik door de knieën, om mijn foto beter te kunnen kadreren, en wat denkt ge, ze buigt toch niet terug zeker?! Er kwam veel dergelijke interactie (niet alleen met de fotografen), en het publiek wist dat zeer op prijs te stellen.