corporate photography

“Bruno,” zei collega E. terwijl hij een fototoestel in mijn handen duwde, “jij gaat wel eens foto’s nemen van die meeting zeker? ’t Is wel een spiegelreflex, heb je daar als eens mee gewerkt?”

“Hebben we een programma om RAW foto’s mee te editeren”, vraag ik hem nog.

“RAW nee jong, maar maak die foto’s gewoon in jpeg. Dat is veel beter én gemakkelijker”, legt hij me uit.

*zucht*

Toen collega E. mijn bureau uitstapte, hield ik in mijn handen een loodzware Canon EOS 400D.

Loodzwaar, Bruno? Is zo’n 400D niet compact en licht dan? O jawel. Maar niet als er een Sigma 28-200mm F3.5-5.6 DG MACRO aanhangt en er een Speedlite 580EX bovenop geschoven werd.

Die 400D is niks voor mij. Het ding is veel te klein, ik kan hem met moeite vasthouden, dus ik vraag me al niet af wat er zou gebeuren als ik er een EF 70-200mm f/2.8L IS USM op zou draaien. Ik zie het toestel –en erger: de lens– zo al uit mijn handen glippen.

Los daarvan heb ik nul ervaring met flitsers –die dingen irriteren mij altijd mateloos– en is de lens bovendien bezwaarlijk lichtsterk te noemen. Zeker niet voor gebruik in een gedimd auditorium.

“Ik zet hem wel altijd op Av,” zegt collega E. nog als ik hem zeg dat het echt mijn ding niet is, “en al de rest op auto. Auto ISO, auto flits, auto sluiter, auto alles!”

Collega E. is overigens best een aimabel persoon, die met iets te veel verscheiden zaken wordt opgezadeld. “Niet dat ik je wil opjagen”, komt hij mijn bureau binnen, “maar je zou best wat meer tijd in die meeting moeten doorbrengen om foto’s te nemen. Gewoon mikken en afdrukken hoor.”

de eerste lichting

De Doktor

Het Lief Het Instituut Ketelvest

Dit is de eerste lichting: Kodak TriX film, 400ISO. Maar er is iets misgelopen in het lab. Die verticale strepen, dat was namelijk niet de bedoeling. En nee, het ligt niet aan het toestel, want ik heb nadien een kleurenfilm gebruikt, die werd bij mijn fotomeneer zelf ontwikkeld (vs het externe lab), en daar is niets mee mis. Enfin, er zitten geen strepen in, de rest is voor de rekening van de fotograaf (het resultaat daarvan krijgt u één dezer te zien).

De negatieven worden teruggestuurd, dus waarschijnlijk krijg ik én een nieuw filmpje gratis én mijn ontwikkeling terugbetaald. Nog een geluk dat het maar om ’te testen’ was. En laat het niet meer gebeuren hé, lachte hij groen.

hallo?

“Hallo?”

-…

“Hallo? Beste buurman, beste buurvrouw? Kan ik u even spreken?”

-…

“Hallo? Ik zie u zitten hoor, als u even naar links kijkt, ziet u mij ook. Kan ik u even spreken? Of moet dit echt via advocaat en vrederechter? Nee toch?”

-…

“Wij zouden graag even met u spreken, maar het kan best zijn dat het nu niet voor u past. Maar het is dus echt wel een blijvende uitnodiging. Onze deurbel zit vooraan, als u er klaar voor bent hebt u maar aan te bellen anders.”

-…

“Of u kan ook gewoon nu antwoorden natuurlijk?”

-…

“Nee? Toch niet? Wij zouden echt gewoon graag eens met u praten, denkt u dat dat mogelijk is?”

-…

“Nee dus. Enfin, de uitnodiging blijft. Nog een prettige namiddag in elk geval.”

-…

bijgeïnkt

Tattoo touch-ups

(D70, 400 ISO, 50mm, f/2.8 1/50s)

Terwijl u vandaag buiten doorbracht, zat ik in een geairconditioneerde tattookamer voor de finale touch-ups van mijn Draak. De schubben zien er nu weer heel donker uit, maar binnen een paar dagen is dat verbleekt om weer een mooi geheel te vormen met de rest –nu met meer dimensie in de tekening. (Zelfportret in de spiegel.)

dik 200

(Kijkt naar de computerklok:) vrijdag. Het is vrijdag vandaag. Maar dat was het vannacht ook, toen de after-meeting van de AV van Het Project beëindigd werd (zie ook hier en hier voor het verslag –er is een nieuwe voorzitter naar het schijnt), en dan heb ik toch nog een uur geslapen en dan de wekker drie vier keer uitgeklopt en dan ben ik toch opgestaan, eerst mezelf gewassen en dan Henri zichzelf laten wassen en dan mijn treinabonnement hernieuwd, ontbijt gekocht voor ons beiden, op de trein gestapt en ontbeten, de gazet gelezen, net iets voor tienen op het werk toegestuikt, mijn mail geopend, de genese van een minicrisisje gezien, weg moeten vluchten naar Olen voor een werkmeeting, teruggekeerd, telefoon gekregen, om 14 uur in de pizza hut pizza gehaald (ze kunnen daar alleen maar Frans en geen Nederlands en het pizzabuffet was al gesloten), de mailbox opnieuw geopend en dik 200 mails te verwerken gekregen.

En nu ga ik naar huis, in de zon zitten tot ze weg is, en dan werk ik de weekendplanning af, want ik denk niet dat ik dit weekend veel achter de computer zal zitten overdag met dat voorspelde goede weer. U toch ook niet, lag ik hopen. De nachten zijn er voor iets (en nee, dan bedoel ik niet om te slapen).

koekeloeren

Trrrrrrriiiiiiiiiii! Het politiefluitje snerpte door mijn helm en oordoppen heen. De auto’s links en rechts van mij remden bruusk voor het groende licht, maar ook ik kon nog in alle veiligheid stoppen. De politieagente stapte op de voorste wagens af.

“Maar allez, wat is dat vandaag? Ge zijt allemaal wat langer blijven liggen zeker?”

Niemand durfde iets terug te zeggen. Ik wees even in de lucht naar de zon en haalde mijn schouders op (het is niet zo gemakkelijk om u verstaanbaar te maken met een helm op). Ze grijnslachtte.

“Ah bon! Te lang op de terraskes gezeten zeker gisterenavond. En ik sta hier al een uur voor niks te koekeloeren en nu komt gijle plots allemaal tegelijk af. Allez, en avant, ’t is weer groen, ge moogt allemaal doorrijden.”

Hallucinant. Maar zo wreed wijs, maat.

energie

Ik heb te veel energie. Ooit heb ik geprobeerd dat op te vangen met een abonnement in een fitnesscentrum, en hoewel dat een heilzaam effect had, heb ik mijn abonnement veel te snel moeten opzeggen wegens tijdgebrek. Het is overigens wonderbaarlijk hoe moeilijk het is zo’n abonnement stop te zetten, alsof het fitnesscentrum hoogst persoonlijk bezorgd is om uw conditie en gezondheid.

Ik heb te veel energie. Soms ben ik daardoor een wandelende tijdbom, tik-tak, tik-tak, tik-tak. Een tijdlang heeft men mij daar pilletjes voor gegeven, die voor mij niet alleen hetzelfde libidinale effect hadden als castratie op mijn kater, maar die er tevens op belust waren mij in een permanente staat van depressie onder te dompelen.

Ik heb te veel energie. Dat had mijn docente Engels, die pas was afgestudeerd en lesgaf aan de eerstejaarsstudenten TEW aan de UFSIA, ook opgemerkt. Op allerlei manieren trachtte ze mijn stamina op de proef te stellen, en niet zelden trok ze mij na de les op donderdagavond mee de Antwerpse nacht in, op een tocht die nooit te ver maar altijd in dezelfde cirkels rond mijn kot trok, om ten slotte daar te eindigen, maar waar ze haar lessen soms tot de volgende avond verder zette. Ik herinner me haar naam niet meer, maar ik weet nog dat ze heel vocaal was en dat we onze sessies hebben moeten beëindigen tijdens de blok omdat mijn kotgenoten klaagden dat ze zo niet konden studeren.

Ik heb te veel energie. Daardoor kon ik vroeger dagen na elkaar wakker blijven en een marathon uitlopen en boeken lezen en televisie kijken en eten maken en opruimen en planten water geven en uitgaan en drinken en feesten en ellenlange touwtjes crocheteren die ik daarna oprolde op grote bobijnen en samenvlocht en wegsmeet.

Ik heb te veel energie. En veel te weinig om handen.

ik ben een god

…en in uw beperkingen leert ge uzelf pas goed kennen.

Vier dagen geleden was ik om klokslag drie uur wakker geworden. Ik had me gewassen, gekleed, had ontbeten, de poort geopend en de motor buiten gerold. Met hoge snelheid verdween ik met den einder, en nog voor de zon mij kon warmen had ik mijzelf en de motor rond een boom midden op de E40 gekromd. Hulp kon niet baten, en zelfs de inderhaast toegesnelde ambulanciers beweerden nooit ofte nimmer een dergelijk geval te hebben meegemaakt. Wie plant er nu ook een boom temidden van de E40, en meer nog, wie kromt zichzelf en zijn motor rond zo’n robuuste stam? En waarom is dat nooit eerder gebeurd?

De natie was drie dagen in rouw –en hier hebt u meteen de reden waarom ik hier niet eerder over kon berichten– gedurende welke tijd elke jonge vrouw mij kwam begroeten, mij kuste, en mij eeuwige trouw beloofde, om vervolgens in hun sponde opnieuw hun man terwille te zijn met niets dan mij in hun gedachten. Het is niet makkelijk een god te zijn.

Gisteren stond ik op en wandelde. En nauwelijks had ik vijf stappen gewaagd of ik werd aangesproken door een man. En nog een. En nog een. En voor ik het wist was daar elke man van elke jonge vrouw en allen wilden ze mij bedanken voor het leven dat ze hadden sinds ik mijzelf en mijn motor rond die stoere boom midden op de E40 had gekromd. Dat ze blij waren dat ik dood was en dat ze wilden dat ze mij bij leven hadden leren kennen. En dat ze allemaal hun eerstgeborene naar mij zouden noemen. En toen waren ze plots allemaal weg en sliep ik weer.

En in die slaap had ik een droom, en ware het niet dat ik nu met de motor huiswaarts moest, ik had hem u verteld. Want hij was bizar, die droom.