Revolution: als uw leven het internet is

Zoals het grootste deel van Vlaanderen had ik deze ochtend geen internet meer via de kabel. Waarschijnlijk ook geen vaste lijn, en geen televisie, zo lees ik nu online, al hoorde ik wel een kiestoon en laadde de programmagids sneller dan gewoonlijk.

Och, het probleem zit gewoon bij één van mijn routers, dacht ik, dus ik heb alles herstart en kabels verstoken en firewall omzeild. Het netwerk is hier nogal beveiligd, met een dubbele firewall en wifi die enkel computers toelaat wier mac-adres in de routerconfiguratie is opgenomen. En waarvan de gebruiker het netwerkpaswoord kent. Overkill, absoluut. Maar nog werkte het internet niet.

3G-surfen op de gsm bracht een vloed van telenet klachten op facebook en twitter, van de meest pedante eikels tot de grootste dramaqueens met first world problems. En nu het internet terug is, zitten ze allemaal te zagen over compensatie.

“Wat moeten onze kinderen nu doen op zondagmorgen?”, heb ik herhaaldelijk zien voorbijflitsen. Ghoh, ik weet het niet zo meteen, maar misschien kun ge u eens met uw kroost bezighouden ipv ze voor de televisie te parkeren?

Get a life. Serieus. Blijf van uw computer af en ga naar buiten. Er gebeurt overal vanalles in de echte wereld.

Revolution takes place in a post-apocalyptic dystopian future. Fifteen years earlier, an unknown phenomenon disabled electricity on the planet and effectively all devices powered by it, ranging from computers and electronics to car and jet engines. People were forced to adapt to a world without electricity.

Moegetergd

Geachte heer Termont,
Beste Burgemeester,

Ik had u al veel vroeger willen schrijven, maar vond telkens een excuus om dat uit te stellen. (Zo wou ik u bijvoorbeeld niet storen tijdens de zomervakantie, en wou ik even later niet opportunistisch overkomen tijdens de verkiezingen.) Een incident dat gisteren uitmondde in fysieke agressie, was echter de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen.

Waarover gaat het? Wij wonen in de Koning Albertlaan, één van de verbindingswegen tussen de binnenring en het Sint-Pietersstation. Toen wij hier kwamen wonen werden de twee helften van de straat van elkaar gescheiden door een mooie haag in het midden van de trambedding. Tijdens de heraanleg van de Albertlaan in 2005 verdween die haag, maar we kregen er wel mooie bomen voor in de plaats en een fluisterbedding voor de tram. Parkeren in de straat is altijd een beetje problematisch geweest, maar sinds het betalend parkeren werd ingevoerd, verminderde de parkeerdruk voor de buurtbewoners aanzienlijk. Wij hadden daar sowieso geen last van: aan (in) ons huis is een garage, en wij stallen onze wagen altijd binnen.

Helaas werd tijdens de heraanleg geen rekening gehouden met de (on)zichtbaarheid van de garages in de straat. Voor de toevallige bezoeker –en al zeker de toeristen die even verder in het hotel verblijven– lijkt het alsof er overal parkeerplaatsen zijn, en er wordt in onze buurt dan ook duchtig getakeld. Voor de aardigheid heb ik het eens bijgehouden in september: er waren elf voertuigen waarvoor ik de politie heb moeten bellen –dat zijn alleen de instanties waarop ik weg moét (er waren er veel meer die getracht hebben voor onze poort te parkeren of die ik gewoon ‘heb laten staan’).

De psychische stress die deze situatie met zich meebrengt, is niet gering. Als we weg moeten, dan zijn we verplicht angstvallig de straatkant in de gaten te houden, want het is al menigmaal gebeurd dat we ergens met vertraging zijn toegekomen, of een gelegenheid hebben gemist, omdat er plots iemand voor onze poort had geparkeerd. Mijn vrouw is arts, en op de momenten waarop zij van wacht is, moet ze te allen tijde met de wagen wegkunnen –zij kan de extra stress in die periodes best missen. De politie doet haar best, maar wij moeten minstens een uur rekenen van het moment waarop we naar de politie bellen, tot het moment waarop wij met de wagen het huis kunnen verlaten.

Poortprobleem door Bruno Bollaert

Wij hebben ooit de Verkeerstechnische Afdeling (nu Bureau Verkeerstechniek) gecontacteerd met het verzoek wegmarkeringen aan te brengen die duidelijk zouden maken dat er niet voor de poort geparkeerd mag worden. We hebben toen een brief teruggekregen met de mededeling dat een inspecteur de situatie ter plaatse was komen bekijken, en dat die geconstateerd had dat er voor de poort niet mocht geparkeerd worden en dat het kleine stukje links van de poort (rechts op de foto hierboven) te klein was om een wagen op te parkeren. En dat zij dus niets voor ons konden doen.

Die vaststelling is vanzelfsprekend niet onjuist. Maar zij verhelpt niet aan het feit dat men steeds voor onze poort blijft parkeren.

Poortprobleem door Bruno Bollaert

Het kan ook anders. Een beetje verderop, in de Baliestraat, doet zich een vergelijkbare situatie voor (zie foto hierboven). Daar heeft men niet alleen het ‘onparkeerbare stuk’ gearceerd, maar toen dat alléén het probleem niet oploste, heeft met daar een paaltje bijgeplaatst, zodat het fysiek onmogelijk is geworden om daar een voertuig te plaatsen.

Wij zouden u graag willen vragen of het niet mogelijk is een dergelijke oplossing ook bij ons toe te passen. Bij voorkeur met twee paaltjes, aan weerszijden van de poort, waardoor het onmogelijk wordt om er te parkeren (zoals u op de foto kan zien, zal één paaltje niet volstaan). Wij zijn bovendien ten zeerste bereid om zelf voor een oplossing te zorgen, door op die plaats bijvoorbeeld bloembakken te plaatsen (voorzien van reflectoren voor de zichtbaarheid), wat meteen zorgt voor extra groen in de straat.

De situatie is bijzonder onaangenaam en heeft een beduidende impact op onze levenskwaliteit. Fysieke agressie blijft gelukkig een uitzondering. Sinds de voltooiing van de werken in de Koning Albertlaan –toen de problemen zijn begonnen– hebben er zich hooguit drie gevallen van fysieke agressie voorgedaan, gisteren inbegrepen. De gevallen van verbale agressie zijn helaas niet meer te tellen. Ook de psychische druk is niet te kwantificeren. We zijn ervan overtuigd dat met een paar kleine ingrepen, dit probleem helemaal van de baan kan zijn (vergeef mij de woordspeling).

Alvast bedankt om dit te lezen.

Met vriendelijke groeten,

–bruno. (en Tessa en Henri)

Nederengels: de nieuwe taalvaardigheid op universitair niveau

Drieduizend professoren die lesgeven in een vreemde taal moeten volgend jaar slagen in een test. Als zij buizen, mogen ze niet meer onderwijzen. Dat kon u gisteren in de krant De Morgen, onder de hoofding Professoren moeten slagen voor taalexamens (DM 17/10/2012, p. 11).

Het inleidend blokje vervolgde aldus: ‘We zijn ongerust’, klink het bij de UGent. ‘Niet elke docent kan vlekkeloos Engels.’ Wat verder in de tekst:

‘Soms horen we dat het Engels van een docent niet voldoet’, zegt directeur onderwijsaangelegeheden Kris Versluys (UGent). ‘Dat gebeurt vooral bij de oudere generatie, die met het Frans als tweede taal is opgegroeid.’

Met zulke details houdt het nieuwe decreet geen rekening. Wie zakt voor de taaltest mag geen les meer geven in de vreemde taal. ‘Dat is problematisch’, geeft Versluys aan. ‘Vaak maken zulke academici dat goed door een uitstekende vakkennis. Als een oudere gereputeerde professor straks niet slaagt, kunnen we toch niet zijn vakken afpakken? We hebben niemand die ze van hem kan overnemen.”

Verrassende uitspraken, me dunkt. Eén van de hoofdvoorwaarden voor het doceren van een kennis, lijkt mij –naast de vanzelfsprekende beheersing van die kennis– de vaardigheid om die kennis helder en duidelijk over te brengen. Wie de taal waarin hij onderwijst niet beheerst, kan onmogelijk de kennis die hij bezit, overdragen op een bereidwillige student.

De vakken hoeven dan ook niet van die professor worden ‘afgepakt’, maar men kan –men moet– hem wel verbieden zijn kennis over te dragen in een taal die hij niet machtig is. Het Europese vereiste niveau C1 lijkt mij een minimum voor het doceren van een onderwerp op universitair niveau. U moet er maar het Can Do document van ALTE (The Association of Language Testers in Europe) op na lezen. Ga daarvoor naar Resources, selecteer Can-Do als Resource Type en selecteer de taal die u meent machtig genoeg te zijn om in te kunnen lesgeven –Engels in de meeste gevallen. Als u het document niet vlot kan doorlezen én begrijpen, hoop ik alvast nooit les van u te krijgen in die taal.

Vlaams-Victoriaanse hypercorrectie

Het doet mij een beetje denken aan de woordtwijfel gehandicapte, mindervalide, andersvalide, personen met een fysieke of mentale beperking (let op de subtiele verandering naar meervoud in die laatse omschrijving).

Of aan het promobericht van Jan Roegiers (overgenomen als sp.a-groen persbericht op Gentblogt): sp.a –groen met 6 holebikandidaten op Gentse lijst. Rogiers lijst er vier holebi’s en twee vrouwen op (de gevaren van hokjesmentaliteit), die “in de Gentse gemeenteraad [zullen] waken over de rechten van holebi’s en een vuist maken tegen discriminatie, homofobie en seksisme.” Dat is mooi, maar ik mag hopen dat iedereen in die gemeenteraad zal waken over gelijke kansen voor iedereen.

Sire, er zijn geen allochtonen meer. We hebben de ganse vreemdelingenproblematiek in één pennentrek opgelost, zo hekelen de cartoonisten in de media, want we hebben de allochtoon afgeschaft. De Morgen masturbeert er vandaag zo hevig op los, dat ik me afvroeg of het wel inkt was, waarmee ze hun pagina’s bedrukt hebben. Ze zijn de redders van de maatschappij. Het is een kwestie van tijd of ze hebben ook de euro-crisis opgelost en het begrotingstekort weggewerkt.

In de 5.265 artikels die sinds mei 2001 door mij op dit blog werden gepubliceerd, heb ik het woord allochtoon in drie artikels gebruikt. Telkens ging het om artikels waarin ik publicaties uit de gedrukte media aanhaalde: in Uit de context ging het over een artikel uit De Groene Amsterdammer; in In de Rue de mosquée en Jij niet bang van zwarte man zijn! ging het over De Standaard en De Morgen. Eigenlijk doet De Morgen dus vooral aan zelfcensuur, waarbij het zichzelf goeddunkend op de schouder klopt. (Een woord krijgt trouwens pas betekenis door gebruik. De Morgen heeft actief meegewerkt aan de toekenning van die betekenis.)

Sven heeft gelijk, wanneer hij schrijft We zijn afgegleden naar een maatschappij waarin “MIJN” rechten centraal zijn komen te staan (samen met “mijn” behoeften, “mijn” wensen en “mijn” verlangens). Maar het gaat verder. We verglijden naar een maatschappij met een dubbele moraal, zoals in de Victoriaanse tijd. De politiek correcte verplichting in de media en de politiek verplicht de mensen tot hypercorrectie. Enerzijds zitten we in een maatschappij die enorm individualistisch is geworden (“mijn behoeften”), anderzijds voelen we ons zo sterk verplicht om ons zo tolerant mogelijk op te stellen dat die actieve tolerantie een passieve permissiviteit is geworden. Dat heeft te maken met het veilig stellen van de eigen behoeften, maar vooral met het gebrek aan een duidelijke moraliteit en aan de verwarring die daarrond is ontstaan.

Er is nood aan duidelijkheid, er is nood aan opvoeding (of sensibilisering, in hypercorrecte terminologie). Het vermijden of schrappen van een woord is niet meer dan struisvogelpolitiek, die aan de echte problemem voorbij gaat.

Steek uw rechten waar de zon niet schijnt

Vandaag las ik een zeer symptomatische tekst in de krant –symptomatisch voor onze ijlende maatschappij. Een lezer had een reactie naar de redactie van De Morgen gestuurd ivm de opmerking van Bart De Wever, die had gesteld “’t Stad is niet van iedereen, maar van diegenen die moeite doen om erbij te horen”. Bart De Wever is een begenadigd demagoog, en leider van een verder redelijk holle partij die het vooral van het charisma van de partijleider moet hebben.

De Wever reageerde met zijn uitlating op de rellen in Borgerhout dit weekend, die eigenlijk vooral een door extremistische hand verklote protestactie was op een YouTube video die vele mensen niet eens hebben gezien, en waar men op weinig smakelijke en vooral ongeïnspireerde wijze de draak steekt met de islam (en diens profeet Mohammed in het bijzonder). Denk aan Boratachtige toestanden, maar dan nog slechter geacteerd en u nog meer plaatsvervangend schaamtegevoel bezorgend. Helaas behoort de islam, samen met haar aartsvijand het jodendom, tot die religies die een hyperextreme tak bevatten die over bijzonder lange tenen beschikt. De Wever reageerde met zijn uitspraak ook tegen de slogan zelf, die werd opgesteld door zijn demagogische evenknie Patrick Janssens, die ons in de media een totaal verkeerde interpretatie van de uitspraak van De Wever opdringt. (Het gaat niet om allochtonen vs autochtonen, maar om plichten vs rechten, als dat nog niet duidelijk was.)

In de reactie focuste een zekere R. Gozin uit Aarschot, met grootsprakerige gretigheid (waarop u ook mij kan betrappen), op de interpretatie van Janssens. “De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens”, zo steekt Gozin van wal, “begint met een geloofsbelijdenis: ‘Alle mensen worden vrij geboren, gelijk in waardigheid en rechten.’ Rechten.” Voor de volledigheid voegt hij er ook nog aan toe: “Dat wil niet zeggen dat je geen plichten hebt; wel dat die niet aangeboren zijn of volgen uit menselijke natuur, maar uit een maatschappelijke visie die je mee bepalen mag.”

De dwaling, die Gozin daarbij begaat, is natuurlijk dat ook die rechten niet aangeboren zijn of volgen uit de menselijke natuur, maar tevens uit een maatschappelijke visie zijn bepaald. Immers, anders had men zo geen tekst moeten opstellen. Bovendien kennen we allemaal Darwin (zelfs de creationisten kennen hem), die iets heeft gesteld over het recht van de sterkste (damn, daar is dat woordje ‘recht’ alweer) en daarmee gepaard gaande overlevingskansen.

Er bestaat niet zoiets als universele rechten (of plichten –schreef ik een paar maanden geleden al). Dat is een romantische illusie. Panem et circences, die déclaration universelle des droits de l’homme, uitgeschreven in een periode waarin de wereld half vernietigd was (1948), en direct gebaseerd op een tekst uit de tijd waarin de mens van onder het juk van de Kerk en de adel wou vandaan komen (déclaration des droits de l’homme et du citoyen uit 1789). Zeer schoon op papier, en zeer nobel van inborst, dat wel. Maar dat is een andere discussie, denk ik.

Rechten en plichten zijn yin en yang: zonder het één niet het ander. In de huidige maatschappij ligt de klemtoon veel te veel op recht, en veel te weinig op plicht. Vijftig jaar geleden (51 om precies te zijn), sprak John F. Kennedy deze woorden uit bij zijn inhuldiging als president: “ask not what your country can do for you –ask what you can do for your country.”

Misschien moet het maar eens gedaan zijn met die nadruk op rechten. De huidige rechtenmaatschappij heeft ons doen verglijden van een tolerante maatschappij naar een permissivieve. Oscaar Van Den Boogaard schreef daar onlangs nog een column over in De Standaard: Laf? Onverschillig?

We kunnen onze plaats in een maatschappij niet opeisen, en daar niets tegenover stellen. Wie rechten wil, moet ook zijn plichten nakomen, om samen aan een goede maatschappij te bouwen.

Uw taal staat mij niet aan

Laat ik mijn captatio maar meteen aldus beginnen: ik ben er al een tijdje uit, uit de taalkunde. Ik heb taalkunde gevolgd op universitair niveau, toen Germaanse Talen nog Germaanse Filologie heette, de bachelor een kandidatuur was en de master een licentie. Noam Chomsky was toen nog belangrijk, en ook George Lakoff (maar van Donald Davidson of John Searle had ik nog niet gehoord). Roger Lass was de autoriteit voor fonologie, en de TGG (Transformational Generative Grammar) was heter dan een bikinibabe op de site van Humo.

Gent, waar ik studeerde, was het bastion van de historische taalkunde. Zonder het verleden geen heden, was het motto, maar men verloor daarbij wel eens dat heden uit het oog. Men liet het heden (en de toekomst?) over aan Antwerpen en Leuven, waarvan men dan maar de maatstaven overnam. Kenmerkend voor de aanpak was het gedeelte spraakkunst, waarbij een Antwerpse infiltrant met bijhorende tongval met vlag en wimpel slaagde voor de uitspraaktest, terwijl zijn Gentse medestudenten tig keren de test dienden over te doen. “Die platte e, meneer Bonamie, en die rollende r, mevrouw Rispens, die horen niet thuis in de Standaardnederlandse uitspraak.”

Want, o ja, het ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands) was wel reeds afgeschaft, ten voordele van het SN (Standaardnederlands). De nadruk lag nu nog meer op de Nederlands-Nederlandse norm, en de dictatuur van de klakkeloze Nederlands-Nederlandse volgzaamheid van mensen zoals Geert Van Istendael, lieten ons met heimwee terug verlangen naar de tijden van Marc Galle (‘Zeg niet soupape, maar ventiel.’)

Deze week was er plots hernieuwde aandacht voor het Verkavelingsvlaams, een term bedacht door Van Istendael voor de Vlaamse tussentaal. De terminolgie is trouwens nogal uiteenlopend en vooral verwarrend. Verkavelingsvlaams wordt immers ook omschreven als Soapvlaams of Schoon Vlaams, waarmee men zich wil afzetten tegen de Nederlands-Nederlandse norm van het Standaardnederlands. En net daar wringt het schoentje.

Verkavelingsvlaams is geen Belgisch-Nederlands (of Vlaams) alternatief voor de als Nederlands-Nederlands beschouwde norm, m.a.w. het is zeker geen Schoon Vlaams als taalnorm. Verkavelingsvlaams is vooreerst een spreektaal, en is veel meer een verzameling (soms) subtiel verschillende regiolecten dan een genormeerde standaard die gelijk is voor het ganse Vlaamse Gewest.

De tussentaal is ontstaan als poging van de taalgebruiker om zich boven zijn dialect uit te verheffen. Een poging waar hij volgens de gangbare taalnorm jammerlijk in faalt, gezien de Nederlands-Nederlandse norm hem helemaal niet intuïtief gelegen is.

Het is dan ook verkeerd om te trachten de taaleigen taalparticulariteiten uit een taal te halen. Blijf met uw handen van de ge-vorm, van woorden zoals goesting, en van alles wat werd of wordt omschreven als Belgisch-Nederlands. Bied de Vlaming een alternatieve norm (ja, daar is nood aan), die veel dichter bij zijn hart en zijn taalgevoel ligt. Taal is evolutief, en het is overduidelijk dat de twee grote varianten niet meer zijn dan dat (maar ook niet minder): varianten, elk met een taaleigenheid en taalspecifieke bijzonderheden. De taalontvoogding is reeds lang over tijd.

U jaagt mij angst aan

Serieus, meneer Desmet, u jaagt mij angst aan. Op een halve voorpagina De Morgen schreeuwde u mij deze ochtend een boel ongefundeerde demagogie toe. Het was goed dat ik de rest van de dag geen toegang tot internet had.

Ronduit angstaanjagend is het, meneer Desmet, hoe een voorontwerp van een vonnis volgens u plots van België een Zuid-Amerikaanse dictatoriaal regime maakt. Het zijn uw woorden. Nog goed dat er mensen zijn zo’n beweringen kunnen weerleggen, en de vermoedens van een normaal denkend mens –dat zo’n voorontwerpen helemaal geen uitzonderingen zijn– kunnen bevestigen. Gelukkig is er nog de VRT, die Herman Dams, Procureur Des Konings in Antwerpen daarover in het nieuws aan het woord heeft gelaten.

Minister Turtelboom heeft dan wel een memo gestuurd om straffen minder dan drie jaar niet te laten uitvoeren, er is geen wet die zegt dat die straffen niet mogen uitgevoerd worden. Het kernkabinet staat als één man achter mevrouw Turtelboom. En terecht.

En dan dat gezaag over dat YouTube filmpje (op pagina vijf) dat van het Frans en het Arabisch naar het Nederlands werd vertaald. Die vertaling gebeurde niet door een beëdigd vertaler, en de toon in uw krant laat op zijn minst vermoeden dat u het eens bent dat dit grond is om het aanhoudingsmandaat te vernietigen. U gaat daarbij geheel voorbij aan de dwingende vraag die elk weldenkend mens zich stelt: zat er een fout in die vertaling. Met andere woorden: u bent meer bezorgd om de letter van de wet dan om de geest. U bent meer bezorgd om de rechten dan om de plichten van mens in de maatschappij. We vergeten maar al te graag, in deze rechtenmaatschappij, dat de mens vooreerst plichten en verantwoordelijkheden heeft t.o.v. de maatschappij. De uwe, meneer Desmet, mocht u het zich überhaupt afvragen, is (onder andere) om op een onderbouwde en –in de mate van het mogelijke– objectieve manier om te gaan met de berichtgeving van de gebeurtenissen die zich in die maatschappij voordoen.

Mevrouw Turtelboom is geen clown, meneer Desmet, ik ben het met u eens. Maar ik ben het nog niet zo zeker wat u betreft.

Conversation non-imaginaire

[Opent de voordeur om het huis te verlaten, en ziet zijn buurman die net met ontbijtkoeken terug thuiskomt.]

– Ha, buurman. Goed dat ik u tref, ik heb nog iets voor u.

[Stapt terug de gang in, en neemt een baksteen uit een stapel van drie.]

– Deze baksteen, nu ja, ik heb er zo drie, en ik weet niet of ge ze wel wilt…

[De buurman kijkt met lede ogen door hem heen.]

– …deze baksteen dus, komt van uw schoorsteen daar vanboven…

[Wijst ostentatief naar het dak. De buurman negeert de conversatie volkomen, en stapt van zijn wagen naar zijn voordeur.]

– Enfin, ik dacht dat ge misschien wel wilt weten dat uw schoorsteen in slechte staat verkeert en eigenlijk op instuiken staat en…

[De buurman stapt zijn woning binnen en slaat de voordeur dicht.]

De staan van de schoorsteen door Bruno Bollaert

Zo ongeveer had ik mij de conversatie een tijdje geleden al voorgesteld, behalve dan dat de buurman in mijn verbeelding iets interactiever was, en dat ik hem nog verder had kunnen uitleggen dat de mensen die de gaten in onze dakgoot hadden gedicht (een euvel, waarover hij reeds zijn ongenoegen had laten blijken, en waarvan er gelijk minstens één gat door een schoorsteenvallende baksteen was veroorzaakt), dat die mensen dus hadden gezien, niet alleen dat zijn schoorsteen bijna instort, maar ook dat er op zijn plat dak al een heleboel baksteenbrokken liggen. En dat het misschien aangewezen was om maatregelen te treffen voor zijn schoorstenen (want het zijn er eigenlijk twee) daadwerkelijk geheel afbrokkelen –en mogelijks een stuk (van onze) muur meetrekken en/of zich met ware doodsverachting door zijn plat dak storten. Of naar de straat vallen en mogelijks op het hoofd van een nietsvermoedende passant terecht komen.

Bij deze dus –u volgt mijn blog toch nog, buurman?

Top

“Als ze op topniveau wil presteren, moet een vrouw kiezen tussen een carrière uitbouwen of een gezin starten”, werd Monique De Knop (voorzitter van het directiecomité FOD Binnenlandse Zaken) vorige woensdag in De Morgen aangehaald. “Ik heb dat ook gedaan,” voegde ze eraan toe, “en heb er na al die jaren geen spijt van.”

Ze verduidelijk haar standpunt: “Ik zeg niet dat vrouwelijke topmanagers geen prachtige zaken kunnen realiseren, maar het eist wel zijn tol op hun gezin. Mensen denken dat wij supervrouwen zijn en alles moeiteloos kunnen combineren, maar dat is niet zo. Het valt niet te doen. Dat het wel bestaat, komt door uitzonderingen. Zulke vrouwen rekenen op opvang door familieleden of hebben de beschikking over voldoende financiële middelen om hulp te kunnen inschakelen.” (DM 22/02/2012)

Zou een gelijkaardige uitspraak over mannelijke topmanagers evenveel controverse opwekken?