boekenwurm

Kijk, dit vind ik lichtelijk fantastisch. Des avonds (en des weekends) nestel ik mij samen met Henri –in afwachting van T.– knus in de zetel of het bed, met een boekje. Voorlopig leest hij Jommekes, in opperste ontspanning, en doof en blind voor wat er buiten het verhaal rond hem gebeurt. Soms ontsnapt een schaterlach of wordt om een kort woordje uitleg verzocht, maar dan verdwijnt hij weer, met zijn neus in het boek, de gedachten in het verhaal.

Ach, de herkenning.

glorie

Om het er hem gemakkelijk vanaf te maken, zegt hij.

Wat is uw opperste moment van glorie geweest in het leven dat u nu leidt?

Het concept glorie verbind ik tot het einde van mijn dagen met het Sint-Barbaracollege. Nee, niet met de helmboswuivende Hector, maar met het AMDG dat bovenaan elk geschrift diende te prijken. Ad Majorem Dei Gloriam, tot meerdere eer en glorie van God; de leuze van Ignatius van Loyola, stichter der Jezuïeten.

Glorie past niet meteen in mijn levensfilosofie, tenzij als een concept van handelen naar eer en geweten, of om te proberen van alles het beste te maken. Maar goed, ik wil u graag ter wille zijn. Mijn glorie is niet tastbaar, vrees ik, en liefst had ik ze (zoals het cliché, maar daarom niet minder waar) verbonden aan het gezin. Maar dat zal weer niet tellen, waarschijnlijk.

Laat ik het houden op de overtuiging ‘what doesn’t kill you, makes you stronger‘, en elk zo’n moment dat je overleeft is een moment van glorie. En daar zal u het mee moeten stellen.

(Zou ik het doorgeven? Voel u niet verplicht, maar nu de examens achter de rug zijn, heeft Sara er misschien wel tijd voor?)

aankondiging

(Kucht bescheiden in de microfoon.)

Dank u. Het is niet van mijn gewoonte (om te stoefen), maar als ik even mag, wil ik van de gelegenheid gebruik maken, om te vermelden dat Tessa een beurs werd toegekend. U wist waarschijnlijk niet eens dat er een aanvraag was ingediend, en bovendien is een beurs maar een beurs, zie ik u denken, dus waarom die heisa.

Wel, het is niet zomaar een beurs.

Tessa (doktor dokter) heeft zopas een beurs voor een Fundamenteel Klinisch Mandaat bij het FWO (Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek) binnengehaald. Eén van de acht die werden uitgereikt. (De alfabetische lijst vindt u in deze PDF.) De beurs geldt voor 5 jaar, eventueel éénmaal met 5 jaar verlengbaar.

Met zo’n beurs kan ze zich nu –naast haar klinische opdracht– halftijds wijden aan fundamenteel wetenschappelijk onderzoeken. Niet evident om binnen te halen, heb ik Prof. Leroux-Roels (vader van) onlangs nog horen vertellen op de wetenschapsdag, waar hij uitleg gaf over fondsenwerving voor vakgroepen. (Jawel, een beurs is ook een manier van fondsenwerving: de ‘werknemer’ wordt dan immers betaald door de instantie die de beurs uitreikt ipv door de universiteit.)

Ze is goed bezig, mijn madam.

schoolgaande jeugd

Vooraanzicht:

naar school (i)

Zijaanzicht:

naar school (ii)

Zo ging hij naar school, ons ventje, met een boekentas vijf maten te groot (“maar ik krijg er zelfs mijn zwemzak in, papa”). Hoewel we hem ondertussen al lang een iets minder ‘belastend’ exemplaar bezorgd hebben, blijft hij dit onding (zijn eigen keuze) graag meezeulen als het zwemles is. De schoolgaande jeugd van tegenwoordig…

noppes

Dat is nu eens zomer zie. Vrijdagavond begonnen met het In-stap-klaar-feest Albertlaan en Groot-Brittanniëlaan, alwaar wij een heleboel vrolijke en aangename mensen hebben getroffen (dag Elke); zaterdag de teneur verder gezet met een babyfeest voor Anna (en ook een klein beetje voor Zelie) (en met vijftig ribbenkasten over); en vandaag een eigen BBQ op onze Hema-grill, die deze keer wonderlijk wel het vlees naar behoren heeft gegaard.

Met Taarten van Françoise gisteren, en taarten van Wittevrongel vandaag. (En dan vragen we ons af waarom we tijdens het weekend altijd een beetje bijkomen.)

Zo’n dagen zijn altijd een beetje vakantie.

competitiedrang

Het is de eerste keer dat ik de Stadsloop meemaak. Een beetje tegen de haren van de (groot)ouders in, die op deze dag normaal gezien het alleenrecht op Henri opeisen, want zelf zit ik op pinkstermaandag veelal op Croix of Folembray.

Het was een leuke race. Tenminste, toch voor Henri, en Zelie en Louis, die alledrie blij over de eindmeet kwamen gespurt, daarvoor door i. en Lief op een ijsje werden getrakteerd, om vervolgens de Kid’s Village onveilig te maken (springkasteel! trampoline!). Voor een aantal mensen (kinderen? ouders?) was deelnemen blijkbaar toch belangrijker dan winnen, want aan de start van de Kid’s Run was het een gedrum van jewelste. Niet alleen diende er een touw te worden gespannen om de kinderen (!) achter de startlijn te houden, bij sommigen zat de competitiedrang er zo er in gebakken dat ze zelfs de tijd niet namen om hun gunstige startpositie op te geven om zich degelijk op te warmen.

Vergelijkbare competitiedrang manifesteerde zich overigens niet alleen bij de deelnemertjes (en hun ouders?), maar ook sommige persfotografen lieten weer maar eens het beste van zichzelf zien. Toen ik een fotograaf van Het Nieuwsblad erop wees dat hij steevast voor mijn lens sprong telkens ik een foto trachtte te nemen (ik tikte hem vriendelijk op zijn schouder om hem daarop te wijzen), schold hij me uit voor alles wat mooi en lelijk was, en riep hij dat ik dan maar een stapje opzij moest zetten. “Foto’s voor ’t internet. Puh. Hoeveel bezoekers heeft uw sitetje per dag ventje.” Mjah. Ik heb hem zijn brood maar verder laten verdienen. (De zoveelste bevestiging om van deze hobby zeker niet mijn beroep te maken.)

Henri raakte maar niet uitgeput. Thuis heeft hij me nog geholpen de motor te wassen (hey, we gaan een zonnige week tegemoet), om daarna nog een keer of twintig over en weer te fietsen in de straat. Een fruitsla ging er nog in (na de grote portie soep met kaas en balletjes), maar toen lag hij amper in bed of hij sliep. Ik denk dat hij een heerlijke dag heeft gehad.

henri henri henri Henri met Segway

equus publicus

Wij hebben het grootste deel van de dag doorgebracht in Hamme/Zogge, 8 kilometer voorbij afrit 13 van de autostrade Gent-Antwerpen, over de Durme, in het platteland. Daar wonen D. en N. (Henri’s meter), en die hebben een paard. Twee paarden, César en Lolita.

Het wordt onderhand een klassiek scenario, met Henri. Schichtig als van de pest, het eerste uur of zo als een van beide paarden hem ook maar binnen een afstand van twee meter durfden te naderen. En tegen het einde van de dag ging het zonder handen, en flirtte hij reeds met draf. Meter N. was verbazingwekkend goed (niet dat we haar van iets anders verdachtten) om Henri van welke angst dan ook af te helpen, zodat we hem op de duur eerder moesten intomen dan aanmoedigen.

(Ik heb foto’s, maar ze zijn analoog, dus u moet er minstens een weekje op wachten.)

Papa mocht zelf ook nog eens, terwijl zoon de teugel vasthield, en meteen liet hij me over een (gekantelde) ton springen, en zette hij Lolita tot galopperen aan. Papa heeft vroeger nog paardenkamp gevolgd, als zal het nu toch wel tien jaar geleden zijn dat ik nog eens op een paard had gezeten. Heerlijk. Alleen blijken mijn knieën door het motorrijden in een bepaalde hoek geconditioneerd, zodat het bij draf toch pijn begon te doen. Ik heb me toch nog aan een korte galop gewaagd, maar daarna kon ik het niet meer uithouden.

Na de escapade gisteren (daarover leest u morgen) val ik bijna om van de slaap, maar I’ll be damned als ik Opatuur zou moeten missen. Morgen is het toch vakantie (en dan loopt Henri mee met de Kid’s Run in de Stadsloop).

brutaal

Het leven kan kort zijn.

Toen we gisteren de straat overstaken van de Kouter naar de Zonnestraat, hield een vriendelijke automobilist voor ons halt aan het zebrapad, zodat we niet nodeloos in een miezelende regen op hartelijkheid hoefden te wachten. Toen we veilig aan de overkant waren beland, keek ik achterom om de chauffeur nog eens dankbaar toe te lachen, toen ik op een meter van zijn voorbanden een jonge pimpelmees (of was het een koolmees) met fluffy wollige vacht verdwaasd zag rondhuppelen. Op de tijd tussen de beweging waarmee ik Tessa de jongeling duidde en ik op mijn stappen wilde terugkeren, had de voor ons zo vriendelijke chauffeur echter zijn weg verdergezet, en, door een grillige en statistisch onwaarschijnlijke speling van het lot, het kleine vogeltje –voor hem onzichtbaar– met zijn linkervoorwiel verpletterd.

Een dof gekraak, en het leven, zich nergens van bewust, was niet langer.

Henri had niets gezien, gelukkig. Maar omdat Tessa en ikzelf ongewild een wedstrijd om-ter-witst gezicht hielden, was het voor hem duidelijk dat er íets aan de hand was dat hij had gemist. We hebben hem op de wildste dwaalsporen geleid, om eerst de halve Veldstraat ontdaan te kunnen afwandelen, en vervolgens onszelf te troosten dat het niet had geleden, dat we met een vlieg ook niet zo erg hadden ingezeten, en dat we ons op de schaal van concentratiekampen en Hiroschima aanstelden.

Wij hebben een klein hartje, wij.

terug thuis

En zo is Henri terug thuisgekomen. Drie dagen is hij weggeweest, waarvan hij het grootste deel aan zee heeft doorgebracht (Bredene). Na een klein beetje aandringen heeft hij verteld dat hij een garnaalvisser gezien heeft, maar dat die zijn tocht heeft moeten afbreken omdat hij anders het risico liep door de wind in de zee te worden gewaaid. (Hm. Henri leest mee terwijl ik dit tik. ondertussen heeft hij mij al twee keer verbeterd. Zo had ik eerste geschreven dat de garnaalvisser op een paard zat –“maar nee, hij was te voet!”– en dat hij door de stroming in de zee worden meegesleurd –“jamaar hij stond wel niet in de zee hé!”)

En dan zijn ze de duinen ingetrokken (“zeg dat we daar een schat gevonden hebben –dat was de laatste dag, dinsdag– allez, dinsdag was niet de laatste, maar ’t is goed, want dinsdag was de laatste volle dag dat we er waren”), hebben spelletjes gespeeld op het strand, kortom alles wat je zou verwachten dat ze aan zee uithalen, behalve zwemmen. Maar dat doe je eigenlijk toch niet aan de Belgische kust?

Bovendien heb ik –bij hoge uitzondering– een volledige beschrijving van zijn ontbijt, middag- en avondmaal gekregen. Muesli, chocopasta, yoghurt, worst met appelmoes, boterhammen, meer muesli, eitjes zelfs, peperkoek met noten, frietjes en dan zo die grijze saus met balletjes en stukjes kip in (vol-au-vent), en meer boterhammen, en gewone peperkoek (zonder noten).

Adequate compensatie voor het gebrek aan informatie (hé, het rijmt) op de 0,45 EUR per minuut telefoonlijn, waar tot ergens dinsdagmiddag enkel een bericht van de vorige school op te beluisteren viel.

Maar hé, hij is terug thuis! Heelhuids zelfs!

naar zee

Vanochtend hebben we Henri uitgezwaaid. Hij vertrok voor drie dagen naar zee (Bredene), op schoolklas. ’t Is de eerste keer, zowel voor hem als voor ons, en hoewel we allemaal heel erg ons best deden om er cool over te doen, zit ik hier toch maar met een serieus klein hartje te proberen mijn aandacht op iets anders te vestigen. Zonder succes vanzelfsprekend.

(Als verdere verwoede poging ter verstrooiing gaan we vanavond twee keer naar de film, kwestie dat ik u binnenkort meteen ook twee keer kan lastig vallen met een filmbespreking.)

De school heeft ons een telefoonnummer meegedeeld, met een code, waarnaar de ouders verwoed kunnen bellen om te vernemen hoe het met de kinderen gaat (0,45 EUR per minuut). Geen weblog (of podcast of vcast) helaas.

Is het al woensdagavond?