En zo is Henri terug thuisgekomen. Drie dagen is hij weggeweest, waarvan hij het grootste deel aan zee heeft doorgebracht (Bredene). Na een klein beetje aandringen heeft hij verteld dat hij een garnaalvisser gezien heeft, maar dat die zijn tocht heeft moeten afbreken omdat hij anders het risico liep door de wind in de zee te worden gewaaid. (Hm. Henri leest mee terwijl ik dit tik. ondertussen heeft hij mij al twee keer verbeterd. Zo had ik eerste geschreven dat de garnaalvisser op een paard zat –“maar nee, hij was te voet!”– en dat hij door de stroming in de zee worden meegesleurd –“jamaar hij stond wel niet in de zee hé!”)
En dan zijn ze de duinen ingetrokken (“zeg dat we daar een schat gevonden hebben –dat was de laatste dag, dinsdag– allez, dinsdag was niet de laatste, maar ’t is goed, want dinsdag was de laatste volle dag dat we er waren”), hebben spelletjes gespeeld op het strand, kortom alles wat je zou verwachten dat ze aan zee uithalen, behalve zwemmen. Maar dat doe je eigenlijk toch niet aan de Belgische kust?
Bovendien heb ik –bij hoge uitzondering– een volledige beschrijving van zijn ontbijt, middag- en avondmaal gekregen. Muesli, chocopasta, yoghurt, worst met appelmoes, boterhammen, meer muesli, eitjes zelfs, peperkoek met noten, frietjes en dan zo die grijze saus met balletjes en stukjes kip in (vol-au-vent), en meer boterhammen, en gewone peperkoek (zonder noten).
Adequate compensatie voor het gebrek aan informatie (hé, het rijmt) op de 0,45 EUR per minuut telefoonlijn, waar tot ergens dinsdagmiddag enkel een bericht van de vorige school op te beluisteren viel.
Maar hé, hij is terug thuis! Heelhuids zelfs!