Een stuk van onze slaapkamer in Houston. We hadden ook nog een living die ietsje groter was, en daar tussenin een badkamer.
Maand: april 2010
Meanwhile, in Stockton
’t Is raar, maar ik heb er de laatste vier dagen nog helemaal niet bij stil gestaan welke dag het was. Vaak heb ik er al maar een vaag gevoel over, maar nu was ik zelfs verbaasd te horen dat het zondag was, gisteren. Ik was ook een beetje moe, van zo lang te hebben gereden –we waren onderweg van zo ongeveer 8u ’s ochtends tot 8u ’s avonds, met veel spannend bochtenwerk. Zo moe, dat ik de helft van het goede weer ben vergeten vertellen, gelijk hoe Henri gisteren twee Junior Ranger badges in de wacht heeft gesleept –hij heeft er nu al drie, één voor elk National Park waar we zijn geweest.
Straks tijden we waarschijnlijk naar Sacramento, en het viel met te binnen dat het dan mogelijks spitsuur is, hier in the Valley. Ik moet, sinds we richting vallei rijden, al de ganse tijd aan Frank Zappa denken.
Verschrikkelijk slecht geslapen vannacht (we hebben allemáál slecht geslapen, vannacht). Tussen lawaai van auto’s, dronken en/of ruziënde mensen (You go talk to you f*cking daughter first about that, you a-hole!), rammelende ijskasten, donderende toiletten en piepende bedden, heb ik toch zeker één uur aan een stuk geslapen. Vanavond beter!
Dag 5: Sequoia NP – Yosemite – Stockton
Toen we gisteren naar de kamer in onze lodge afzakten, kregen we het nadrukkelijke verzoek om alles wat eetbaar was uit ons voertuig mee te nemen. Meer zelfs, ook alle parfums, waspoeders en ander geurig gedoe moest mee. Beren blijken immers een zeer sterk ontwikkeld reukvermogen te hebben, en het zou de eerste keer niet zijn dat ze een auto open rijten om het lekkers eruit te halen.
We hebben alvast geen berenbezoek gehad. Maar het doet wel wat om op dergelijke hoogte bij een temperatuur net boven het vriespunt wakker te worden, en begroet te worden door dit landschap.
We hebben nog gauw ontbeten in het hoofdgebouw, waar tot onze grote verrassing zelfs WiFi was. Henri legde er de laatste hand aan zijn taken voor het Junior Ranger Book dat we gingen afgeven in het Kings Canyon NP (Sequoia NP gaat naadloos over in KC NP) Visitor Center. Waar hij werd ingezworen voor zijn tweede badge.
Een paar mijlen verder gingen we nog even naar Grant Grove voor een bezoekje aan General Grant en de andere sequoia’s errond…
…en waar we ons zelfs even lieten verleiden tot een avontuurlijker uitstap in de sneeuw, met enkel groene cirkels om de zoveel bomen en grotendeels ondergesneeuwde voetstappen van voorgangers om ons op het goede pad te houden.
Daarna ging het richting Yosemite, na eerst toch maar een paar keer te hebben gevraagd of (1) het park wel open was en (2) de weg berijdbaar was zonder sneeuwkettingen. Yosemite Valley was bereikbaar, maar alles wat noordelijk(er) was of hoger ging, was nog steeds gesloten.
We waren er dus redelijk snel door, al hebben we toch nog een paar spectaculaire taferelen gezien, zoals deze Bridal Veil waterval, die enkel in de lente naar beneden klatert.
We reden door naar Stockton (en kwamen onderweg dit Pedro Lake tegen), omdat het daar in april het Annual Asparagus Festival is, maar dat begint pas op 23 april. En dus zitten we alweer in een vies motel, de Guest Inn, al waren we op zoek naar een onbestaande Best Western. We hebben besloten om ons in het vervolg zoveel mogelijk bij het propere Motel 6 te houden.
—
Grant Grove
Waar is Henri?
Dag 4: Kernville – Sequoia NP
Vannacht logeren we in de Wuksachi Lodge in het Sequoia National Park. We hebben geen internet, dus u leest dit postje een dag later (zeker met het uurverschil), maar dat hebben we er gelijk wel voor over. We kijken uit over een besneeuwd landschap vol van die reuzebomen, op ergens 2000 meter hoogte. We komen van ver: gisteren zaten we nog in de daverende hitte van Death Valley, vandaag ploeteren we in de sneeuw rond General Sherman.
Vanochtend hebben we ontbeten in Kernville. Niet in het motel; hoewel de eigenaar had gezegd dat er vanaf ergens 6u30 wel koffie and something zou klaarstaan, vonden we daar rond 7u30 niets (meer?) van terug. (Eerlijk gezegd was ik daar niet rouwig om.) Op het dorpsplein vonden we een gezellige koffieshop, goed voor eggs with sauteed vegetables on a bagel en een three shot 16oz cappuccino –en dat was dan nog enkel mijn ontbijt. De bedoeling was om noordwaarts te rijden, naar Johnsondale, Trail of 100 Giants en zo verder via Sequoia National Forest door te rijden naar Sequoia National Park. Na 23 mijl scherpe bergbochten kwamen we bij de splitsing tussen de doodlopende weg naar The Needles en de weg naar de Trail of 100 Giants. Waar we de wagen mochten keren, gezien die weg –wegens ondergesneeuwd te zijn– was afgesloten.
23 mijl terugrijden dus, maar we hebben in Kernville toch opnieuw voor de scenic route gekozen. We zijn tot 6.100ft geklommen (met slechts weinig sneeuw, langs de zijkant van de weg), en dan via allerlei kleine wegen waar we (alweer) amper andere wagens tegenkwamen, naar Porterville gereden. En het waren echt wel kleine wegen: we hebben een paar mijl Hwy 155 gevolgd, tot in Glenville, waar we via binnenwegjes langs White River & Fountain Springs tot in Porterville geraakten. Dan opnieuw een stukjke highway (65 & 198) tot we via Lemon Cove, voorbij Lake Kaweah (foto hieronder) in Three Rivers belandden voor een late lunch (het was 14u).
Die road trip, dat is (tot nog toe) fantastisch. Het is waarlijk fascinerend om het landschap voortdurend te zien veranderen. Elke bocht lijkt wel een nieuw wonder te brengen. Vandaag waren er woeste stromen; gele en roze bloemenvelden; graslandschappen; appelsienboomgaarden; een gigantisch meer; een al even gigantisch rotsblok, en een zo mogelijk nog gigantischer boom (General Sherman). Waar we ook reden, op 700 of 7000ft hoogte, de zon was steeds van de partij.
Een paar mijlen voorbij Three Rivers reden we het Sequoia National Park binnen, waar Henri in het SNP Visitor Center opnieuw een Junior Park Ranger boekje afhaalde. Morgen zal hij het –ingevuld– in het Kings Canyon Visitor Center om zo hopelijk zijn tweede National Park badge binnen te halen (tussen ons gezegd en gezwegen: ik denk dat het wel zal lukken, al sta ik er versteld van hoe goed zijn kennis van het Engels al is, en hoe leergierig hij is om de taal te kunnen).
Het duurt een tijdje voor we de grote bomen te zien krijgen. Een long and winding road (there’s a Beatles song for everything) bracht ons boven de 5000ft waar de sequoia’s zich ophouden (wist Henri reeds uit zijn Jr Rangerboekje). Maximumsnelheid: 25 miles. Een beetje verder kwamen we bij de lodge, waar we om 17u30 de op één na laatste kamer in de wacht sleepten.
—
Op het slingerwegje tussen Kernville en Porterville
—
De appelsienbomen
—
Geen road trip zonder auto
Waar is Henri?
Ik ben een god
En dat wisten ze zelfs in Houston. Mijn aankomst ging niet onaangekondigd.
Dag 3: Beatty – Death Valley – Kernville
Het is een fractie goedkoper dan Motel 6, maar helemaal niet zo proper. Vanavond logeren we in het Pine Cone Motel (en Restaurant), waar de WiFi gratis maar onbeveiligd is. Vanochtend hebben we definitief Nevada verlaten.
We begonnen de dag in Salt Creek Trail, waar de voornaamste bezienswaardigheden een boel schichtige hagedissen en vooral heelder scholen pupfish zijn.
Dit soort zoutafzetting komt veel voor in Death Valley. De pupfish hebben zich aangepast aan het warme, ondiepe en zoute water in de vallei.
Zoals ook hierboven: een zoutkorst met wat verloren planten errond.
Het grote avontuur van vandaag speelde zich af in de Sand Dunes tussen Devils Cornfield en Stovepipe Wells. Een strand zonder zee, en –hoeft het nog gezegd– verschrikkelijk warm. We hebben een wandeling gemaakt van een kleine twee uur, alledrie samen deze keer, en we hadden elk een fles van één liter water mee.
Het zicht was onbeschrijfelijk (vandaar dat ik ook zoveel foto’s post). De klim naar de hoogste duin die we in de omtrek vonden was behoorlijk zwaar. De warmte, de hellingsgraad, het mulle zand, de afstand; maar ik was bijzonder trots op Tessa en Henri dat ze het allebei hebben uitgehouden (en zij waren zelf ook heel tevreden dat ze hebben doorgezet).
Waar is Henri? (Ik ben in vliegende vaart van deze hoogste top afgelopen, om die foto te kunnen nemen –eraf lopen ís veel gemakkelijker dan erop klimmen.)
Dit is nog het zicht vanop Father Crowley Point, ergens een 5000ft (1500m) hoog.
En dan waren we weg uit Death Valley, en veranderde het landschap drastisch. We kwamen een gans veld van deze planten tegen (ik dacht dat het een soortement cactus was, maar we kwamen niet tot een consenus). We reden langs Owens Lake, naar Olancha, langs het South Haiwee Reservoir, de Isabella Walker Pass Road in.
De eindbestemming was Isabella Lake, en in het stadje Isabella vonden we voorwaar een Vons, waar onze Safeway kaart uit Seattle van twee jaar geleden ons recht gaf op de kortingsprijzen (dat scheelt vaak de helft van het bedrag). We reden nog door tot Kernville, waar we dit sleazy motel vonden. Gelukkig blijven we er maar één nacht.
Isabella Lake
Isabella Lake
Road trippin’
Waar is Henri?
Dag 2: Tecopa – Beatty
Ik schrijf dit tekstje in de guest laundry room van het Motel 6 in Beatty, Nevada. Vanochtend rond 8 uur zijn we uit Cynthia’s in Tecopa vertrokken. Het was een charmante plaats om de nacht door te brengen, een beetje overpriced gezien het beperkte confort, maar wel proper en Cynthia zelf was heel erg gastvrij.
Van Tecopa reden we naar Shoshone, een dorpje van één straat langs een rustige highway, waar we voor de eerste keer sinds ons verblijf in de USA écht (en lekker) Amerikaans hebben ontbeten. Pancakes voor Tessa en Henri, en Chili & Swiss omelet voor mijzelf. Het was zo’n ontbijt waaraan ge u de rest van de dag recht kunt houden –wat ook nodig zou blijken.
Onze bestemming voor deze dag was Death Valley, waarvan we dachten dat we er gewoon op één dag gingen doorgereden zijn. Niet echt dus. We gingen alleen stoppen waar het serieus de moeite was, en eigenlijk was dat alle vijf voeten. Al een paar mijl voor we het park –van helemaal in het zuiden– binnenreden, was het landschap adembenemend. De omgeving was voortdurend in verandering: een verandering van hoogte of een plotse bocht bracht telkens een nieuwe verrassing. Van dorre maanvlakten over groen maquis naar een geel bloemenlandschap; weidse vlakten of steile bergpassen, het hield niet op.
Onze eerste stop waren de Ashford Mill Ruins, een hoop stenen rond wat ooit een mijn moet geweest zijn, en eerst voor 50.000 USD en nadien voor een dikke 100.000 USD van eigenaar is gewisseld –destijds een gigantisch fortuin.
De meest spectaculaire stop voor ons gedrieën was het Badwater Basin, een zoutvlakte die 85 meter onder de zeespiegel ligt.
De meest spectaculaire stop voor mijzelf, was bij de Golden Canyon, waar een trail tot Zabriski Point leidde. Te leutig voor mij om aan te weerstaan, te steil voor Tessa (en vooral Henri) om te bewandelen. Dus trok ik er alleen op uit, gewapend met het fototoestel en amper een halve liter water, voor wat een tocht van een kleine twee uur zou worden, met een hoogteverschil van 72 meter in een zon van ergens tussen de 35 en de 40 graden Celsius. Had ik het in de zomer gedaan, zonder die halve liter water, of zonder de conditie die ik aan het lopen heb overgehouden, dan had ik het waarschijnlijk niet kunnen navertellen. Achteraf bekeken een redelijk domme move, maar absoluut de moeite waard. Zelfs toen bleek dat er aan Zabriski Point gewoon ook een weg liep die met de wagen toegankelijk was; de tocht –ongeveer 7 kilometer– was gewoon fantastisch. Tessa wist mij achteraf te vertellen dat ze had gelezen dat die tocht normaal gezien in drie uur wordt afgelegd. Ik ben overigens niemand anders tegengekomen.
Achteraf zijn we nog naar het Furnace Creek Visitor Center getrokken, waar Henri zijn Death Valley Junior Park Ranger badge heeft behaald. Hij diende daartoe een aantal vraagstukken op te lossen in een Junior Park Ranger boek, dat een mevrouw achteraf minutieus met hem overliep, alvorens hij een Junior Park Ranger eed mocht aflossen om zijn badge te krijgen. Ik hoef niet te vertellen dat hij zo’n badge uit elk park dat we tegenkomen wil verkrijgen zeker? (Hij heeft het helemaal zelf opgelost allemaal, in het Engels.)
Gezien het toen al wat later werd, besloten we maar een slaapplaats te zoeken, en zo eindigden we vandaag in het Motel 6 in Beatty, waar we de was konden doen, en waar we complimentary internet hebben. Morgen terug naar Death Valley, en dan verder richting de Sequoia en Yosemite National Parks.
—
Badwater Basin
—
Van de Golden Canyon naar Zabriskie Point, met een beetje uitleg over deze 7 uitputtende kilometers.
Och, dat is niet ver, dacht ik, toen ik die piek zag.
U ziet het waarschijnlijk niet, op deze kleine foto, maar als u doorklikt naar de grotere versie, dan vindt u onderaan, net niet in de (horizontale) helft van het onderste (verticale) derde of vierde van de foto een stip, die een mens voorstelt. De foto hiervoor, is genomen vanop de plaats waar die mens staat.
Eenmaal daar, bleek dat ik nog verder moest stappen, en toen was die rots plots weer véél kleiner geworden. Och, een lus, dacht ik, straks kom ik weer op de parking terecht.
En dan was de rots plots maar zo klein niet meer, en stond ik op Zabriksie Point. Waar iedereen mij bekeek als was ik Jezus die na veertig dagen uit de woestijn terugkwam, want zij waren allemaal met de auto over een asfaltweg daarheen gereden. En dus stond ik op een verkeerde parking, en moest ik helemaal terug. Met nog drie slokken water in mijn flesje, tussen van de wind afgeschutte heuvels onder een middagzon van 35-40 graden. “Zotte papa”, zei Henri toen hij mij omhelsde bij mijn terugkomst.