Middageten tijdens het weekend is soms niet vanzelfsprekend. Waar ik aan het begin van de week mijn inkopen doe, blijven er aan het einde –tijdens dat weekend dus– hooguit nog wat restjes over. De diepvries heeft tegenwoordig ook al weinig te bieden –met het oog op langer ongebruik, schik ik het spul af te leggen, en om te vermijden dat heelder hopen diepgevroren voedsel dat zouden verhinderen, trachtten we de dieprvriesvakken zo leeg mogelijk te krijgen (en te houden).
Een ui in ringen gesneden, een tomaat in ringen gesneden (zegt men dat eigenlijk wel van tomaat), die vervolgens zachtjes gefruit in een pan, vier eieren bijgekruid, licht samengeklopt en erover gegoten. En terwijl dat op het gemak staat te garen, heb ik net tijd genoeg om mijn brood te kneden. Morgen moet er immers ook gegeten worden.
Ik geef Henri twee derden van de maaltijd, schep een derde op mijn bord, neem een hap, en zet de rest opzij voor Tessa die straks van haar UZ-rondes terugkomt.
“Eet ge niet alles op, papa?”, vraagt Henri verwonderd.
“Oh, ik bewaar gewoon een beetje voor mama straks. Als je het niet lekker vindt hoef je niet álles op te eten hoor jongen”, begrijp ik hem verkeerd.
“Papa,” kijkt hij me aan, “ik denk niet dat er ook maar één iemand is die uw eten niet lekker vindt.”
Is het geen schatje?
Zo lief!