Wij waren 72 uur weg. Naar Nederlands (titulaire) hoofdstad: Amsterdam. Met de wagen. Iets langer dan twee uur, zo voorspelde de gps eerst, maar dat was natuurlijk lang voor we tegen Antwerpen zaten. De tunnel zat vol, dus ook de autostrade zat vol. Maar dan is er gelukkig die gps, die ons feilloos langs binnenbaantjes de Waaslandtunnel in leidde, en met ocharme een dik uur vertraging waren we ook daar doorheen. Vier uur hebben we erover gedaan i.p.v. twee, en ik kon de ganse tijd eigenlijk alleen maar blij zijn dat ik zulks niet elke werkdag hoef te doen.
We zijn recht naar onze bestemming gereden, zonder omwegen –behalve die opzettelijke in Antwerpen dus– zonder ook maar één afslag te missen. “Goed gekozen dus,” beloonde Tessa mijn feilloze navigatiekunsten. Geheel in tegenstelling tot het hotel, dat vlak bij het Centraal Station lag, en dus ook pal aan De Wallen: gegrepen tussen de grachtengordel en het IJ en het Noordzeekanaal. De wagen werd vakkundig ondergronds geplaatst via een liftsysteem dat de voertuigen op metalen dienbladen computergestuurd onder het baanoppervlak opbergt.
Met uitzondering van een daguitstap naar Artis, zijn Henri en ik binnen de grachtengordel gebleven, en Tessa zelfs binnen het hotel, waar haar congres in de Sint-Olofskapel plaatsvond. Het hotel, het NH Barbizon Palace, dat dus tot dezelfde keten behoort als het hotel hier wat verder in de straat, biedt een vriendelijke service, maar is totaal overpriced. Ik heb er geen oog dichtgedaan, en dat had niets te maken met eventueel lawaai buiten, maar het voortdurende geroezemoes in de lobby en wisselend geping van de lift, dat tot op de kamer te horen was. Een erbarmelijk kleine kamer –en al zeker voor wat ze kostte– die niet meteen van de properste was (in de badkamer had iemand op de bedampte spiegel blighty beschreven, een woord dat steeds opnieuw opdook als we een douche namen).
In Amsterdam spreken ze overigens alleen maar Engels. Waar we ook binnen kwamen, wij werden eerst in het Engels aangesproken, en pas wanneer wij zelf in het Nederlands volhardden, schakelde men over naar de moedertaal.
Ontbijten doen ze blijkbaar niet, in Amsterdam. Er was het ontbijt in het hotel, dat maar liefst 25 euro per persoon kostte –daar laat ge u ook maar één keer aan vangen– en verder was er een croissant of euh een croissant. Goede koffie mocht ik al helemaal op mijn buik schrijven –ik ben met Henri minstens twintig verschillende zaken binnengestapt, om er koffie te proberen.
Wat hebben we allemaal gedaan?
We hebben de Richard Avedon tentoonstelling bezocht in het Foam (Fotografiemuseum Amsterdam). Interessant, er zitten héél mooie dingen bij, maar ik ben niet zo enthousiast over de foto’s van Avedon die gemaakt zijn op een helwitte achtergrond. Vooral op de erg grote foto’s die op de tentoonstelling hingen, gaf dat een beetje ontgoochelende resultaten. Terwijl (de meeste van) zijn foto’s haarscherp en loepzuiver zijn. (9 + 1,5 euro)
We hebben Nemo bezocht. Normaal gezien 12,50 euro per persoon, dit weekend was het allemaal gratis! Ook een bezoek aan het VOC schip, dat normaal gezien 5 euro per persoon kost. Nemo is vergelijkbaar met Technopolis, wist Henri te vertellen, alleen is het (Nemo ds) groter). Het science center heeft de vorm van een schip, inclusief bovendek (het dakplein) waar zelfs concerten worden gegeven.
Op weg naar Nemo kwamen we De Bunker tegen, een multimediale en gratis toegankelijke expositie over dilemma’s in de Tweede Wereldoorlog
. Interessant voor Henri, en interessant hoe men in Nederland toch anders met die wereldoorlog worstelt.
Zondag spendeerden we eerst een voormiddag op zoek naar een brunchadresje (niets deftigs gevonden), en nadien flink wat uren in Artis (18,50 + 15 euro). Zeer de moeite, heel wat volk, maar toch rustig, een verademing tegenover de vunzigheid in de grachtengordel. Henri at er overigens een kindermenu dat bestond uit een krokét, met frites (spreek uit als frittes), fritessaus, en appelkompot. Nou moe.
We hebben gedineerd bij Aneka Rasa (Authentic Indonesian Restaurant); de Haven Texel en Het Melkmeisje. De beste maaltijd was evenwel de lunch bij Frenzi, waar Henri en ik werden bediend door een juffrouw die Merel heet (ik heb dat altijd een mooie naam gevonden).
Opvallend waren: het Engels als voertaal; de gedisciplineerdheid van de gemiddelde Nederlander achter het stuur; de fiets is baas in Amsterdam (als u dacht dat Gent een fietsstad was, dan moet u maar eens daarheen); en fruitsap kan appelsap, perensap, kersensap of suderance zijn. Maar vooral: (het binnenste van) de grachtengordel rond Amsterdam is een poel des verderfs. Het lijkt een pretpark voor mensen die voortdurend op Spring break zijn, en ik voelde me er eigenlijk geheel niet op mijn gemak. Al zaten we waarschijnlijk gewoon ik het verkeerde deel van de stad.