sixpack (3)

Het moet ergens eind de jaren 80 geweest zijn. B. had nauwelijks zijn rijbewijs gehaald, maar in zijn vriendenkring was hij wel –hoe kort ook– de eerste geweest. Net zoals hij de eerste was geweest met een mobilette, een knalrode Honda Camino die, nog voor het ding een half jaar oud was, eerst van 25 tot 50 en nadien tot 95km/u werd opgedreven. De tijden waren heel anders, in de jaren 80.

Op vrijdagavond werd er stevig doorgezakt in De Ploeg. Dat was al een traditie sinds het begin van het middelbaar, net zoals het de gewoonte was na de examens, en verder ook met wisselende regelmaat tijdens de grote vakantie, met dezelfde bende de dijk van Knokke onveilig te maken. Niet uitzonderlijk werd er op de trein een bak jupiler geleegd, die dan in de Lippenslaan tegen een nieuwe werd verruild, en waarvan reeds het statiegeld was gerecupereerd nog voor ze de dijk in zicht hadden gekregen.

Maar we zaten in De Ploeg; vlak ná het middelbaar. Het openbaar vervoer werd nauwelijks gebruikt –er was ook nog geen sprake van nachtbussen– dus iedereen kwam met de wagen naar de wekelijkse bijeenkomsten. Niet dat zulks het alcoholverbruik ook maar in enige mate temperde. De blanchkes en jupilers vloeiden rijkelijk, de spaghetti of croque spéciales hadden immers voor de nodige ‘fundering’ gezorgd. Na de eerste bak werd het slagveld meestal verlegd naar Klein Turkije, de Korenmarkt, of de Sint-Michielshelling, waar tevens werd overgeschakeld op het straffere spel. Cocktails werden slechts met mondjesmaat gedronken, maar heel populair waren toen de bacardi-cola’s. Het gaf de indruk meer cola dan alcohol te drinken, maar het kwam het niet weinig voor dat er bijna evenveel bacardi als cola in het glas werd geschonken.

Het was op één zo’n avonden dat B., door allerlei onnoemenswaardige omstandigheden, vroeger dan voorzien naar huis diende terug te keren. Een niet onbelangrijk gegeven, want normaal gezien werd er tot de vroege uurtjes in de stad rondgehangen, zodat de leden van de ‘bende’ zaterdagochtend grotendeels ontnuchterd, en mét de ontbijtkoeken, thuis op het appel verschenen. Zowel de ouders als de bijna ontpuberde kinderen, lieten elkaar in dit kleine bedrog in het ongewisse, en namen met graagte voor waar aan dat zoon- of dochterlief bij het ochtengloren naar de bakker was gereden.

Niet deze keer.

Het zal rond één-twee uur geweest zijn dat B. met veel moeite zijn moeders wagen had teruggevonden op de plaats waar hij die nochtans elke vrijdag achterliet. Iemand bleek plots het stadsplan van Gent ondersteboven te hebben gehouden, waardoor de bushaltes aan het Zuid niet meer dáár waren gebleven waar hij nochtans gedurende zijn ganse schooltijd in- en uitgestapt was. Ook de normale weg langs het Sint-Annaplein via de Kastellaan naar de Dampoort bleek al even onvindbaar. Hij was eerst via het Sint-Pietersplein naar de Overpoort geraakt, en daarna was hij boven (ipv door) de Sint-Lievenstunnel gereden, om met hoge snelheid het Keizerviaduct op te rijden. Of dat was toch de bedoeling.

De snelheid bleek iets te hoog, de reflexen bleken iets te traag. In plaats van links op het viaduct in te voegen, had de wagen hem naar rechts gevoerd, waar hij, geholpen door een stevige muur en een ballustrade, nog net kon vermijden met wagen en al in de Schelde te verdwijnen. Gelukkig was er op dat moment geen ander verkeer op de baan.

Hoe hij er diezelfde nacht nog in geslaagd is de wagen zonder verdere ongelukken thuis te krijgen, bovendien zonder de garage te beschadigen, is hem nog steeds een raadsel. In wat een pure reflex voor zelfbehoud moet zijn geweest, heeft hij een vinger diep in de keel gestoken, en zijn roes met wijd open vensters in recordtempo van zich afgeslapen.

Het verhaal dat hij de volgende ochtend heeft opgedist werd heel lange tijd voor waarheid aangenomen. Een automobilist had hem, bij het uitkomen van de Sint-Lievenstunnel de weg afgesneden, waardoor hij, tijdens het uitwijkingsmanoeuvre, tegen de afrastering was aangereden. Niet eens zo’n grote leugen. Toen hij goed en wel besefte wat er gebeurd was, was de schuldige natuurlijk reeds lang verdwenen. Geen typering van de wagen, geen nummerplaat. De schade werd via de verzekering geregeld.

Ongeveer een halve maand heeft B. toen geen druppel alcohol aangeraakt, waarna hij, tot grote opluchting van zijn kompanen, zijn oude gewoontes opnieuw heeft opgenomen. (Al heeft hij nooit meer dronken achter het stuur gezeten.)

clean machine

De organisatie waar ik voor werk is verspreid over twee verdiepingen in een typisch Brussels kantoorgebouw. De meeste mensen bevinden zich op het achtste, maar de unit waarin ik werk, werd ‘gepromoveerd’ naar het negende. Als enige. Drie man sterk genieten we van een volledige verdieping –al moet het gezegd worden dat ze wordt gedeeld met een (veel kleinere) zusterorganisatie (niet meer dan tien mensen). ‘Zuster’ is hier wel heel toepasselijk, want ze bestaat –op twee man na– geheel uit vrouwen, en dan nog bijna allemaal stagairs.

Naast ons kantoor beschikken we daar nog over een grote vergaderzaal met state of the art beamer, een cyber café met plasmascherm waarop de eerste les of presentatie nog moet worden gegeven, een lunchruimte, en, niet te onderschatten: een ruim terras waar de zon voor het grootste gedeelte van de werkdag het beste van zichzelf geeft. En alsof dat nog niet genoeg was, beschikken we ook over een espresso-cum-cappucchino machine. Een Jura Impressa X95. It slices, is dices and it makes great coffee too.

Op de display van de machines verschijnen instructies. ’s Ochtends, wanneer ik de machine aanzet (ik maak meestal als eerste mijn opwachting op het negende), verschijnt er ‘rinse unit‘, waarna de betreffende knop dient te worden ingedrukt en de machine water door haar darmen jaagt om eventuele nachtelijke residu’s te verjagen. Soms verschijnt er ook ‘fill water‘ of ‘tray missing‘, dat laatste zelfs wanneer de tray wel degelijk correct in de machine aanwezig is, maar de Zwitserse Grundlichkeit het even laat afweten.

Op geregelde tijdstippen verschijnt er ook ‘clean machine‘, waarmee de impressa ons niet van haar reinheid wil overtuigen, maar ons eerder wil nopen haar een grondiger kuisbeurt te bezorgen dan een simpele ‘rinse‘. Door ons, eenvoudige gebruikers, wordt dit verzoek routineus genegeerd, maar achter de schermen wordt de impressa met liefdevolle hand op haar wenken bediend. Langer dan één werkdag heb ik het berichtje nog niet op het display weten knipperen.

Behalve dan deze week. Sedert dinsdag deelt de impressa ons vruchteloos haar verzoek mee, en naarmate de week vorderde, leek het wel alsof ze steeds wanhopiger haar LEDjes liet knipperen. Vanochtend was ze het beu. De zachte aanpak vruchteloos aangewend, trok ze haar stoute schoenen aan: ze piepte. Bescheiden, om de tien seconden, stootte ze een korte pieptoon uit. Ze functioneerde nog wel, en voorzag mij met evenveel plezier als altijd van mijn ochtendlijke koffie, maar samen met het ambiguë ‘clean machine‘, maakte ze haar ongenoegen nu ook hóórbaar. Ik heb haar verteld dat ik op zoek zou gaan naar een handleiding, en haar op mijn beurt verzocht of ze mij via haar display van instructies wou voorzien, maar ze bleef slechts koppig piepen.

Toen ik zoëven voor een refill langsging, was het hek van de dam. Ze piepte nog steeds, maar weigerde resoluut koffie te schenken. Op haar display, dat niet langer knipperde, had ze haar eisen duidelijk gemaakt: ‘clean now‘.

sixpack (2)

Dit dateert uit de tijd toen ik wel eens de trein van 16u36 nam, vóór mijn mannelijkheid brutaal werd aangevallen door een ongetwijfeld diep gestoord vrouwspersoon. De eerste wagon van de trein bestond uit coupés; een overblijfsel dat ik nog wel kende uit de tijd dat ik op onregelmatige tijdstippen uitstapjes naar Duitsland maakte. Heerlijk ruim, stil, en onderbevolkt.

Mijn vaste coupé droeg tevens de voorkeur weg van een jongeman die in Centraal opstapte. Hij las steevast enkele bladzijden uit een lijvig boek, maar nog voor we van Centraal in Zuid arriveerden, lag het boek dichtgevouwen op zijn schoot, de benen uitgestrekt, de ogen gesloten.

Deze keer echter kregen we in Zuid het gezelschap van een al wat oudere mevrouw. Ouder is relatief, ze zal hooguit ergens midden de vijftig geweest zijn, maar door haar houding en versomberde gelaatstrekken leek het wel alsof ze elke dag met pensioen kon worden gesteld. Met veel misbaar opende ze de schuifdeur die toegang gaf tot ‘onze’ coupé, struikelde over de benen van mijn vertrouwde reisgezel, en plofte naast hem in de zetel. Op de derde plaats, naast het raam en recht tegenover mij, plaatste ze met diepe zucht haar tas.

Nadat mijn verstoorde metgezel de deur van de coupé weer had gesloten, toverde ze uit die tas achtereenvolgens haar breiwerk, drie magazines met kruiswoordraadsels, een exemplaar van Dag Allemaal en Het Laatste Nieuws, een doos Lu koekjes, en tot slot ook haar bril tevoorschijn. Op de bril en één van de magazines met kruiswoordraadsels na, verdween alles vervolgens opnieuw in de tas.

Ze praatte zachtjes tegen zichzelf. Of tegen haar magazine. Het was meer een gemurmel, want al had ik de pauzeknop van mijn iPod ingedrukt, ik kon er met de beste wil van de wereld geen woord van begrijpen. Soms leek het wel meer op een zacht gezang, maar net dan stootte ze met veel nadruk een onaangekondigde “Aha!” uit. Twee letters werden aan de oplossing van het kruiswoordraadsel toegevoegd, en vervolgens boog ze zich opnieuw over haar tas. Daaruit werd deze keer met verbazingwekkende terfzekerheid een bruin papieren zak gehaald, waarin een fles zat waarvan ze met veel genoegen een zwarte stop verwijderde. De fles bleef evenwel in de zak, en ze nam snel twee, drie slokjes, voor de stop er opnieuw op ging en de fles opnieuw in de tas verdween.

Hoestsiroop, zo leek het mij. De vrouw had bij het binnenkomen reeds vervaarlijk gekucht, en was ook daarna, tijdens de eerste zoektoch in haar tas, in een hoestbui uitgebroken. Het gemurmel hervatte. Het ontmondde opnieuw in gezang, met de Aha-erlbenis als climax op het einde. Alweer kwam daar de bruine zak te voorschijn, nam ze twee, drie slokken, en dan herbegon het ritueel.

Dit zette zich door tot we Gent bereikten. Uiterlijk was er niets veranderd aan de vrouw. Hooguit werd haar gezang wat enthousiaster –maar nog steeds onverstaanbaar– en werd er wel eens een lettertje meer aan het kruiswoordraadsel toegevoegd. Toen ik mij naar de gang begaf borg ze alles mooi weg in haar tas. Vanop de gang zag ik nog hoe ze probeerde recht te komen, drie keer opnieuw in haar zitje tuimelde, en de vierde keer op de schoot van mijn metgezel belandde.

sixpack (1)

Mijn laatste alcoholconsumptie dateert van het schoolfeest, nu iets meer dan een jaar geleden. Ik herinner me vaag dat ik toen (veel) foto’s heb genomen, waarvan er hooguit twee of drie, herkenbare mensen bevatten. Er was ook iets met rode ballonnen, die, voorzien van een geadresseerde en gefrankeerde briefkaart, de lucht werden ingestuurd op zoek naar een goede ziel die de kaart, bij voorkeur vanop een zo ver mogelijk van de school verwijderde locatie, op de post zou doen. De wedstrijd was een groot succes.

Het probleem is niet dat ik niet zonder drank kan, nee, het probleem is er meer een van maat. Water, cola (light), koffie, bier, wijn, whiskey (bij voorkeur single malt): het gaat allemaal even vlot en in even grote quantiteit naar binnen. Geen stoppen aan, wanneer ik eraan begon. Anderzijds, zolang ik er níet aan begon –als we er met de wagen op uit trokken bijvoorbeeld– had ik geen enkel probleem om er vanaf te blijven. Ik was veeleer een gelegenheidsdrinker. Zonder maat.

Let wel, het verkoopt maar moeilijk. “Stop dan na een glas, of na twee,” was het advies dat ik in het begin heel vaak meekreeg. Maar dat was dus net het probleem, dat stoppen. Hoewel ik precies wist hóe ver ik mocht gaan voor ik té ver ging, zag ik nooit een reden om niet steeds nog nét ietsje verder te gaan. “Op één been kunt ge niet staan,” lalde ik toen meermaals, wanhopig balans zoekend op een van de 15 benen die ik tegen dan reeds rijker was.

Maar ik ben dus gestopt. Droog. Geheelonthouder. Niemand die daar verder een probleem van maakt of vragen over stelt. “Zit er alcool in,” wil Henri nog wel eens vragen, “want mijn papa drinkt geen alcool.” Zelf drinkt hij –slechts vijf jaar oud– natuurlijk evenmin alcohol, noch koffie, maar ook geen limonade of cola; enkel (plat) water, melk of fruitsap. Ik zal al content zijn als hij niet aan breezers verslaafd raakt op zijn dertiende.

timing is everything

Timing is belangrijk. We hadden onze buurvrouw al een paar keer stiekem vanop haar plat dak bij ons zien binnenkijken. We hadden eerst nog gedacht dat ze ons op iets wilde betrappen (we leven tenslotte al 15 jaar in zonde), maar blijkbaar had ze grootsere plannen.

“Ze zijn tóch thuis,” moet ze dan telkens tegen haar man, een befaamd arts, hebben gezegd, om vervolgens met een grote pruillip hun huis opnieuw binnen te vluchten. Contact moet vermeden worden, of toch op zijn minst tot een minimum beperkt. “Ils ne parlent même pas le français. Et cela pour un docteur. Quand même.”

De buurvrouw draagt hakken, en de buurman waarschijnlijk ook. ’s Avonds spelen ze spelletjes. Tikkertje, of 1-2-3-piano, of overlopertje. Henri weet al goed welk spel wanneer wordt gespeeld; of het tak-tak-tak gaat, of takkedetakkedetak. Hoe later op de avond hoe wilder de spelletjes worden, en dan horen we ook al eens een gilletje. Of het klakken van een zweep, of objecten die één na één vallen. Al weten we niet goed wat dat dan is. Henri kunnen we het niet meer vragen, want die slaapt dan al, en wij eigenlijk ook, zo rond half een. Maar niet buurman en buurvrouw.

Dit weekend zag ze haar kans schoon. Terwijl wij in London tikkertje speelden met onze vrienden, hebben zij hun plat dak gekuist. (Hun plat dak is een annex, een oude koer die ze hebben overdekt, nog voor wij ons huis hebben gekocht, zeven jaar geleden.) Vorig jaar ben ik begonnen de klimop van onze zijmuren te verwijderen; dat móest, want een van de zijmuren stond letterlijk gebukt onder het gewicht van die klimop. Met de (rechter-)buurman had ik daarover een babbeltje geslaan, en hij had sowieso al geen probleem met de klimop, maar evenmin met de mogelijkheid dat die zou worden verwijderd. “Als de klimop te ver over de muur komt, snoei ik die gewoon bij,” had hij geopperd. “En als die muur moet herzet worden, dan betalen wij vanzelfsprekend mee.”

De andere buurman viel niet te pakken te krijgen. Dus hebben wij gewoon de klimop aan onze kant verwijderd, en wat bij hem hing, laten hangen. (Die klimop, zo heb ik toen bij het snoeien ontdekt, kwam overigens niet uit ónze tuin, maar bij hem vandaan.)

“Chou, ils sont partis. Et ils portaient des valises. Allons-y.” Ik zie ze al, op hun hoge hakken, alletwee: hij, met een borstel stevig in beide handen gekneld; zij, met een snoeimes, strategisch her en der een paar takken doorknippend. Met de handen haalt ze de delen uit elkaar, waarop hij ze, met een laatste nijdige duw, over de rand en in onze tuin helpt.

het dak en de klimop

Het was de wind, voorwaar.

tram 4

“C’est tout ta faute.”

Twee druk gesticulerende medemensen van Afrikaanse origine, hooguit 15 jaar oud, namen op de driezit voor mij plaats. We passeerden net het Rabot.

-Mais quoi? J’ai rien fait moi. C’est elle?

In één oor zat het dopje van een mp3-speler, het andere oor was vrij, en het dopje dat er in thuishoorde bengelde eerst van zijn schouder, wat later net niet tegen de zitting van de stoel. Zijn haar was asblond gebleekt, als een vale versie van Dennis Rodman, en voorzien van een dosis nonchalance die er zeker niet voor moest onderdoen.

“Elle veut plus de moi.”

-Mais putain, ça veut rien dire. Elle t’as dit ça? Et comment? Et pourquoi. Gesticuleerde hij wild in de richting van zijn kameraad. Die werd een beetje boos.

“Ben c’est a cause de toi. Elle dit que je suis trop petit.”

En om meteen alle misverstand uit de weg te gaan, wees hij nadrukkelijk, met wijd uitgespreide handen en armen, naar zijn kruis.

“Depuis qu’elle l’a fait avec toi, elle veut plus de moi,” verweet hij Dennis. “Toi et ton gros machin,” voegde hij er nog grommelend aan toe.

(Het hoeft niet altijd de trein te zijn.)

(Wie mijn Franse spelling wil verbeteren: hou u niet in.)

verhoorblad (bis)

“DAAR! DAAR IS HIJ!” loeide de vrouw. Ze stevende recht op mij af, de wagon door, met in haar kielzog maar liefst drie controleurs. Ze waren waarschijnlijk reeds de halve trein doorgelopen op zoek naar de schuldige. Ik kromp ineen.

“Eerst heeft hij in mijn gat genepen, en dan heeft hij aan mijn borsten gevoeld. HIJ DAAR!”, en ze wees naar de man die, aan de andere kant van het gangpad, tegenover mij zat. Ik zat weer rechtop, maar de man keek haar met open mond aan, zich in het geheel niet bewust van het gevaar dat hem had bereikt.

PETS.

De weinige hoofden die zich nog niet naar het drama hadden gekeerd, draaiden zich nu vol verwachting in onze richting. De vrouw had zonet de man een draai rond zijn oren gegeven. Zijn krant was op de grond terecht gekomen, en zijn bril op de schoot van de man naast hem. Op zijn wang tekende zich langzaam de rode afdruk van haar hand af. Iedereen hield de adem in.

“KLOOTZAK!”

Ze probeerde opnieuw naar hem uit te halen, maar een van de controleurs, een anders goedlachs man met zwarte krullen (ik had hem al eerder gezien), slaagde erin haar hand te grijpen voor ze haar doel een tweede keer bereikte.

“LAAT MIJ LOS! LAAT MIJ GODVERDOMME LOS! IK VERMOORD HEM! VERKRACHTER!”

De drie controleurs, twee mannen en één vrouw, slaagden er met moeite in de vrouw in bedwang te houden. De man wist niet waar kruipen.

Geen van de medereizigers bewoog. Ook ik hield me stil, hoewel ik de vrouw bij het binnenkomen reeds had herkend. Hoe kon het ook anders, woensdag nog had ze tegen mijn schenen geschopt, en vruchteloos getracht mijn lid te doorboren.

De vrouw (M. uit B.) trachtte zich uit de grip van het drietal los te wrikken. “Mevrouw, als u niet kalmeert, zullen wij u moeten opsluiten.”

“LOOOOOOOOOOOOOOOS! LAAT! MIJ! LOS!”

Ze was erin geslaagd de man bij diens vest te grijpen, en de contoleurs, die hun krachten zagen afnemen, probeerden haar van hem weg te duwen. “Mevrouw, wij hebben u gewaarschuwd!” Uiteindelijk slaagden ze erin de vrouw in de toiletten op te sluiten, waar de vrouwelijke conducteur, door de deur heen, op haar probeerde in te praten. De sasdeur werd gesloten, maar wij konden de vrouw nog steeds horen.

De controleur met de zwarte krullen keerde terug, en richtte zich tot de ontstelde man. “Gaat het meneer?” De man was ondertussen lijkbleek geworden (waardoor de rode handafdruk nog beter zichtbaar was geworden), maar slaagde er niettemin in te knikken. “Kan u even meekomen alstublieft? Mijn collega verwittigt momenteel de politie, zij zullen ons in Gent op het perron opwachten.” Dat klonk helaas bekend; maar Gent was nog zo’n 15 minuten verwijderd.

Toen hij terugkwam, heb ik hem van mijn wedervaren met de vrouw verteld. De politie kan aan de hand van haar naam zeker de verhoorbladen terugvinden, zo verzekerde ik hem. Pas twee dagen geleden. Nee, ik gaf hem liever mijn naam niet.

Bij aankomst in Gent, heb ik nog eens bemoedigend naar hem geglimlacht, en heb me vervolgens rap uit de voeten gemaakt. De controleurs hielden de uitgang langs de toiletten versperd tot ze eerst de vrouw, een weinig gekalmeerd, door de politie hadden laten uitstappen. De man volgde gedwee.

verhoorblad

VERKLARING:

Ik wens Nederlands te spreken en deze taal te gebruiken bij de verdere rechtspleging.

Huidig verhoor begint om 17.27 uur.

Ik neem kennis dat:

  • ik kan eisen dat de vragen die u mij stelt evenals de antwoorden die ik u geef geakteerd worden in de termen die gebruikt werden.
  • ik kan vragen dat een bepaalde onderzoeksdaad of een bepaald verhoor wordt uigevoerd.
  • dat mijn verklaringen voor de rechtbank als bewijs kunnen worden gebruikt.
  • ik kan gebruikmaken van de documenten in mijn bezit zonder dat het verhoor daarvoor wordt uitgesteld.
  • ik kan documenten laten toevoegen aan het PV van verhoor of laten neerleggen ter Griffie.
  • ik ben vrij om mijn verhoor te laten stoppen wanneer het mij past.

Heden op 13/04/2005 om 17.27 uur wens ik klacht neer te leggen voor het volgende.

Op 13/04/2005 om 16.50 uur bevond ik mij in de trein Brussel-Noord met bestemming Gent-St-Pieters.

Ik ben opgestapt te Brussel-Noord.

Op een bepaald moment stapt er een koppel op de trein, en dat in het station Brussel-Centraal, of Brussel-Zuid.

Ik zat reeds neer op de reizigerszetels toen dit koppel recht tegenover mij kwam plaatsnemen.

Op een bepaald moment is de vrouw beginnen onrustig reageren, en is daarop tegen mijn benen beginnen schoppen.

Naar mijn mening was er daar geen enkele reden toe.

Ze heeft dit schoppen tot drie maal herhaald, maar dit telkens met een tussenpauze.

Ik zat rustig te lezen in een boek.

Na de derde maal dat ze mij had geschopt, heb ik ook mijn benen verplaatst.

Ik heb haar proberen afweren.

Op dat moment is de vrouw heel hard beginnen roepen.

De vrouw heeft op dat moment een voorwaartse beweging gemaakt, en heeft zich op mij geworpen.

Op dat moment heeft ze ook met haar hand mijn geslachtsdeel aangeraakt.

De vrouw had ook een potlood (met vullingen) in de hand, en heeft hiermede ook gestoken richting van mijn geslachtsdeel. Bij deze daad heeft ze mijn geslachtsdeel gelukkig niet geraakt, maar heeft wel mijn bil geraakt.

De vrouw is wel verder blijven roepen, en heeft zich op vraag van een medereiziger verplaatst.

De man die in het gezelschap was van deze vrouw, heeft niets gezegd, en heeft niets gedaan.

Tijdens de reis, is de treinbegeleider verwittigd van dit voorval.

Ik ben door dit voorval niet gekwetst.

Ik wens hierbij niets meer toe te voegen.

U hebt mij goede lezing gegeven van mijn verhoor teneinde dit te wijzigen en/of aan te passen.

Ik heb vervolgens persoonlijk mijn verhoor gelezen en ik wil niet dat er wijzigingen worden aangebracht of dat er iets wordt toegevoegd op eender welke manier.

U brengt mij op de hoogte dat ik gratis een kopie kan krijgen van mijn proces-verbaal van verhoor.

Ik vraag om deze kopie te verkrijgen.

Ik heb geen enkele opmerking of tekortkoming te formuleren ten opzichte van uw interventie of van het huidig verhoor. Verder heb ik niets te verklaren. Mijn verhoor eindigt om 17.52 uur.

Na lezing volhardt en tekent,

pour vous

“Voilà monsieur, pour vous,” hield de man me staande. Ik was onderweg van Maciotto naar de krantenwinkel, toen hij plots voor mijn neus was gesprongen. Letterlijk.

In zijn rechterhand hield hij een zwart/wit lintje, dat hij al meteen op mijn revers probeerde te spelden.

– Hola, makker, riep ik hem toe, terwijl ik een stap achteruit deinsde, daarmee ei zo na de tenen van een mevrouw die duidelijk té dicht achter mij aan liep, verbrijzelend.

“Vous parlez français? Nederlands, oder English?” probeerde hij onaflaatbaar.

“Nederlands? Aha! Perfect, monsieur. Kijk, dit hier is voor u.” En weer probeerde hij me het lintje op te spelden.

Waarop het bloed hem uit de neus stroomde, na mijn directe linkse, en ik kalm mijn portefeuille uit zijn linkerhand recupereerde.

(Kort, maar krachtig.)

stranger than fiction

Het is niet alleen een cliché, maar het is bovendien de waarheid: truth is often stranger than fiction. De inspiratie ligt overal voor het rapen, en het openbaar vervoer is er de ultieme bron voor. Neem nu de volgende situaties:

de penis maakt de man

De man die mij enige tijd geleden nog met rood afgewende kop op de trein passeerde heeft een eigenaardige tic. Ik heb het pas vanochtend opgemerkt, omdat het de eerste keer was dat hij schuin tegenover mij zat. Met gelukkig het gangpad tussen ons beiden in. Hij nam vrolijk zijn krant door, onderwijl keuvelend met het vrouwelijk gezelschap, dat nu reeds enige weken zijn vierzitter deelt. Niks bijzonders, maar toen zag ik plots, hoe zijn hand, onzichtbaar voor zijn metgezel, want verborgen achter de krant, maar helaas des te duidelijk langs het gangpad, hoe zijn hand dus, met twee-drie-vier snelle bewegingen, zijn mannelijkheid beroerde, door zijn broek heen.

Hij zit even gekneld, denkt men dan, en ook bij een volgende keer wil men zulks voor ogen nemen –niet te letterlijk dan wel. Maar een derde en een vierde en een vijfde en een zesde keer lijkt er mij toch iets anders aan de hand te zijn.

vrouwen en bloed

Vorige week nog, zat er een juffrouw op de trein. Dat gebeurt wel meer, maar deze juffrouw zag verschrikkelijk bleek. En toen ze ging zitten, bibberde ze zo erg dat het leek alsof de ganse trein daverde. De trein daverde ook op dat moment, bij het vertrekken, maar dat doet niks af aan het beeld. Tijdens de rit naar Brussel probeerde ze te slapen, maar door haar stokkende ademhaling, gevolgd door een hevig gekuch, schrok ze, als bij een apnoe, telkens weer wakker.

In Zuid stond ze met moeite recht, om vervolgens naar de uitgang te wankelen. Eenmaal uit de trein gesukkeld, had ze nergens geen houvast meer, waardoor ze met een smak, die zelfs míjn tanden deed rammelen, op de grond terecht kwam. Gezien ik op de benedenverdieping van een dubbeldekker zat, was het perron amper lager dan ooghoogte, en haar gezicht kwam op ongeveer dertig centimeter van mijn raampje neer. Terwijl langs alle kanten mensen tegemoet schoten (toch nog behulpzaamheid in de maatschappij), en onze trein opnieuw aanzette, zag ik nog net het beetje bloed op haar lippen, en de druppels op de tegels bij haar mond.

mon coeur qui fait boum boum

Plots commotie achter mij, in de wagon. Dit is ongeveer een maand geleden –ge ziet, er zit een chronologie in mijn relaas. Twee mensen veren recht, terwijl op datzelfde moment het onmiskenbare geluid van vomitus weerklinkt. Een man zakt scheef in zijn stoel, vrouwen gillen, de controlleur wordt gehaald (waar die plots zo snel vandaan kwam, is mij een raadsel). Al gauw weerklinkt door de PA de vraag naar een dokter of verpleegster (jaja, voor sommigen het rollenpatroon bevestigd).

Aangekomen aan Zuid (alles gebeurd bij Zuid), stormt een Medisch Urgentieteam de wagon binnen, doet een snelle check voor vital signs, en draagt, onder een respectvolle stilte, de man op een brancard naar buiten. Hartaanval.

yussouf islam

Op de trein zit, altijd op dezelfde plaats, en steeds alleen, een man met earplugs in beide oren. Dertien in een dozijn, maar de man luistert niet naar CDs of MP3s, maar naar stemmen. Één of ander duidingsprogramma op de radio, zo dacht ik eerst, tot ik er eens vlak naast zat (alweer met dat gangpad tussen ons beiden in). De stemmen bleken geen nieuws te verkondigen maar spraken in eigenaardige toonaarden. Bij momenten sloot de man zijn ogen, en wiegde hij zachtjes zijn hoofd heen en weer. Soms lijkt hij wel in trance te komen. Een beetje voor Zuid (wanneer hij een herkenningspunt terugvindt) veert hij recht, om zich met enige dwingendheid richting uitgang (of toiletten) te begeven. Ik zeg u, er is iets aan de hand met die man.

broekaf

Daarnet stond ik bij Julien (de Gouden Saté), toen twee juffrouwkes na mij hun bestelling kwamen doorgeven.

“Ja, doet dat hier maar hé, zegt hij. ’t Is toch rood,” verkondigde de zwartharige met luide stem. “Dus ik doe mijne riem los en…” waarop ze abrupt stopt, betrapt rondkijkt, en het volume van haar stem drie streepjes naar beneden haalt.

“Ik doe mijne riem los” –nu fluistert ze bijna– “steek mijn broek naar beneden, en een stuk van mijn onderboek erbij, en wat peist ge?”

Haar blonde vriendin kwam al niet meer bij.

“Het wordt groen! Dus ik met mijn broek op mijn enkels, mijn onderbroek half uit, en Joris tussen mijn benen kijkend, geef gas. En zo zijn we daar toegekomen. Al ben ik natuurlijk eerst nog effekens verder gereden om dan eindelijk mijne rok aan te doen.”

mijn salome

Ik was bij Julien, omdat ik voor de opera vanavond geen tijd had gevonden om te eten. Bij het verlaten van het opera-gebouw had ik achter een koppeltje moeten aanschuiven aan de vestiaire. Ze hadden zich volledig opgekleed, hij in kostuum en das, zij in een wild zijden avondjurk. Heerlijk om zien, al heb ikzelf noch het geduld noch de goesting om mij voor een opera-voorstelling in vest te hijsen.

Toen ik mijn weg verderzette na Julien, kwam ik ze terug tegen. Ik had nog net gezien dat hij haar iets had toegefluisterd, en ze was een beetje rood aangelopen:

“Watte?” vroeg ze hem zijn ontboezeming te herhalen.

“Jij bent mijn Salome,” vertrouwde hij haar toe, terwijl hij zijn blik verlegen afwendde.

Hij had er duidelijk niets van begrepen.

to wrap it up

Waarmee ik maar wil zeggen: al die dingen zijn echt gebeurd. De inspiratie is er, nu de tijd vinden om er iets mee te doen. En och, ik mag dan wel schrijven dat hij er niets van had begrepen, maar wat is mooier dan die steeds weer ontluikende liefde bij het begin van de lente? En hij mag dan misschien Salome niet geheel begrepen hebben, zijn gevoel is er alvast eentje dat perfect in de lijn van Walter Paters leer ligt.