tram 4

“C’est tout ta faute.”

Twee druk gesticulerende medemensen van Afrikaanse origine, hooguit 15 jaar oud, namen op de driezit voor mij plaats. We passeerden net het Rabot.

-Mais quoi? J’ai rien fait moi. C’est elle?

In één oor zat het dopje van een mp3-speler, het andere oor was vrij, en het dopje dat er in thuishoorde bengelde eerst van zijn schouder, wat later net niet tegen de zitting van de stoel. Zijn haar was asblond gebleekt, als een vale versie van Dennis Rodman, en voorzien van een dosis nonchalance die er zeker niet voor moest onderdoen.

“Elle veut plus de moi.”

-Mais putain, ça veut rien dire. Elle t’as dit ça? Et comment? Et pourquoi. Gesticuleerde hij wild in de richting van zijn kameraad. Die werd een beetje boos.

“Ben c’est a cause de toi. Elle dit que je suis trop petit.”

En om meteen alle misverstand uit de weg te gaan, wees hij nadrukkelijk, met wijd uitgespreide handen en armen, naar zijn kruis.

“Depuis qu’elle l’a fait avec toi, elle veut plus de moi,” verweet hij Dennis. “Toi et ton gros machin,” voegde hij er nog grommelend aan toe.

(Het hoeft niet altijd de trein te zijn.)

(Wie mijn Franse spelling wil verbeteren: hou u niet in.)