het probleem (v)

Judith probeerde mij al een paar dagen te bereiken. Eerst wilde ze mij spreken over de e-mails, maar toen het stil bleef rond het hele verhaal, wilde ze mij gewoon horen.

“Eindelijk,” verzuchtte ze, toen ze mij te pakken kreeg.

“Het gaat goed met de film. We staan voor op het schema, al zullen we die tijd nodig hebben, want de moeilijkste opnames komen er nog aan.”

Nico had ze al een tijdje niet meer gehoord. Op een dag was hij weggegaan, vertelde ze, en ze had er gaan traan om gelaten. Ze had daarvoor al gehoord dat hij iets met Laura had, maar had het er nooit met hem over gehad. Het ging toen al een tijdje niet goed meer. En na dat miskraam was de relatie voor haar al helemaal voorbij.

Ze had er eerst niet echt mee ingezeten dat haar maandstonden waren uitgebleven. Het was niet de eerste keer dat ze over tijd was, ze had een heel onregelmatige cyclus, maar nu ging ze de tweede maand in zonder bloeding. De zwangerschapstest, waarvoor ze speciaal haar alarm op vier uur had gezet, was negatief gebleken, maar helemaal gerust was ze niet. Nico wilde ze er niet over aanspreken, toch niet voor ze zekerheid had, en dus was ze alleen naar de gynaecoloog getrokken. De dag erop hád ze zekerheid.

Geheel tegen haar verwachting in, was Nico opgezet met de zwangerschap. Een beetje té, misschien, maar dat zou wel verminderen eenmaal het nieuwe eraf was.

de opdracht (iii)

“Bollaert!”

-Ja, Chef.

“Ik heb gezien dat ge gisteren de vertalingen niet online hebt gezet. Hebt ge niks teruggekregen van de vertaaldienst misschien?”

-Toch wel, Chef.

“Waarom staat er dan niks nieuws op de site voor Frans en Spaans, Bollaert?”

-Omdat ik niet op de site kon, Chef.

“Verklaar, Bollaert.”

-Ik kreeg een foutmelding in de browser, Chef.

“Een foutmelding, Bollaert?”

-Jawel, Chef: Spyware Interceptor: removed potential spyware content. En dat was alles wat ik van de site te zien kreeg, Chef.

“Straks in mijn bureau, Bollaert!”

-Ja, Chef.

de opdracht (ii)

“Bollaert!”

-Ja, Chef.

“Zoals ge misschien gemerkt hebt, hebben we een nieuwe firewall.”

-Jawel, Chef.

“Ge hebt nu twee weken films kunnen zien, dus wij dachten dat het nu wel weer tijd was voor het werk.”

-Natuurlijk, Chef.

“Dus hebben we de IMAP- en POP3-poorten gesloten, en de meeste cookies worden nu tegengehouden door de Spyware Interceptor.”

-De wat, Chef?

“De Spyware Interceptor, Bollaert! Alles wordt gescreened voor het op uw computer komt. Hebt ge daar soms een probleem mee?!”

-Nee, Chef.

“Dus geen externe e-mail, geen on-line krant, geen porno.”

-Maar, Chef, ik heb geen…

“Geen porno, zeg ik, Bollaert!”

-Natuurlijk niet, Chef.

“En vergeet straks niet naar mijn bureau te komen.”

-Nee, Chef.

het probleem (iv)

Twee weken was Nico met haar samen geweest. ‘Officieel’ dan toch. Op het moment dat de relatie niet langer verborgen hoefde te blijven, was het Laura genoeg geweest, en had ze reeds beslist niet langer bij Nico in te wonen. Nu ja, Nico niet langer bij haar te laten inwonen. Zo ongeveer.

Ze hadden samen een flat gehuurd in de binnenstad. Enkel haar naam werd op het huurcontract vermeld, al zette ook Nico er elke week wel een beetje geld voor opzij. De spanning van het verborgene had hun relatie van het nodige vuur voorzien, en Laura had er zorgvuldig op gelet geen andere mannen in de flat binnen te brengen. Daarbuiten was trouwens nog genoeg plaats.

Nico had Laura leren kennen in de zomer van 2004, diezelfde zomer van het trio. Laura was daarbij niet betrokken geweest, maar wel haar hartsvriendin, Isa. Destijds had hij die trio liever met Laura gezien, want Isa was niet zijn eerste keuze geweest. Hij vond het echter belangrijk dat niet hij maar Judith het tweede meisje koos. Voor een vlottere gang van zaken, zo had hij geredeneerd. Zolang ze maar niet te lelijk was.

Laura had de kleinste borsten die Nico ooit had gezien. Je kon het eigenlijk amper borsten noemen, had ze hem toegefluisterd, waarop ze beiden in de voorraadkamer achter in de bar waren verdwenen. De voorraadkamer bevatte slechts lege kratten drank, en de kans was heel gering dat er nog iemand op dat uur nog zou langskomen. Laura liet hem eerst onder haar trui tasten naar haar gebrek aan welving. Nico was er onmiddellijk weg van. Hij vond de glooiing subtiel, en genoot van Laura’s tepels die hard tegens zijn handpalmen duwden.

het probleem (iii)

Judith wou me graag terug zien. We hadden elkaar opnieuw gevonden tussen twee films door, net als gisteren. Een tweede koffie stond reeds klaar. (Anders had ik hem zelf wel gedronken, glimlachte ze.)

Nu kon het eventjes niet, zuchtte ze, want ze vertrok morgen op reis. Judith maakte immers een film. Ze had lang aan het scenario gewerkt, meer dan drie jaar, en nu het eindelijk afgewerkt was, diende haar film zo snel mogelijk te worden ingeblikt.

Eerder had Judith twee kortfilms uitgebracht waarvan er één zelfs een prijs had gewonnen, wat haar meteen had gedoemd tot ‘grote belofte’. Vandaar dat ze ook zo lang aan het scenario had geschreven: het script was waterdicht, er was geen detail over het hoofd gezien. Gezien haar prijs, en dus haar verdoemenis, was ze er bovendien in korte tijdspanne ook in geslaagd de medewerking te verkrijgen van haar favoriete acteurs.

Voor ze afscheid nam, had ze me nog gauw een print out in de handen geduwd. Het gaf me niet alleen iets om mij aan haar te herinneren terwijl ze weg was, maar ik zou er haar ook beter door leren kennen. En wanneer ze terug was, dan zouden we wel weer verder zien. Ze gaf me nog haar GSM nummer, maar eigenlijk, bekende ze er onmiddellijk bij, had zij liever het mijne, want als ze eenmaal bezig was op de set, werd ze beter niet gestoord. Alles buiten de set was ook net dat: erbuiten. Dat had hij nooit begrepen.

het probleem (ii)

Met slechts twee e-mails kom je plots een heleboel te weten over iemands leven. Er waren er nochtans 278 in haar inbox, teruggaand tot december 2004. Maar net die twee moest ik openen. “We moeten praten?” “Wat is er aan de hand?” Het waren vooral de vraagtekens die me hadden aangetrokken.

Hoe graag hij haar nog wel ziet, maar hoe zij twijfelt omdat hij voor haar een grens heeft overschreden. Dat ze zwanger waren, maar dat het is misgelopen. Dat hij er niet bij kon zijn voor de echo, en dat hij –door alweer een stomme ruzie destijds– nog steeds geen afdruk van de echo –van hun kindje– heeft gezien. Dat er in een zomer van 2004 een trio was geweest, een ervaring die ze ook nu nog steeds, geen van beiden volledig hebben verwerkt. Dat hij haar heeft bedrogen, maar zij ook hem. Dat ze al heel lang samen zijn, maar misschien te veel verschillen om nog verder te kunnen. Dat ze geen zin meer heeft in seks, of toch niet met hem, maar wel nog in de occasionele one night stand. Hoe zij zich maar op één manier kan geven, en vaak alleen maar in haar werk, en hoe hij altijd maar meer wil, en haar altijd voor zichzelf.

Tussen twee films door waren we aan de praat geraakt. En na de tweede filmpauze en een vierde koffie had ze mij naar haar flat meegetrokken omdat ze mij iets te tonen had. Nu zit ik aan de computer waar ze zonet haar e-mail heeft gecheckt en waarbij ze achteraf vergeten is uit te loggen. Haar borsten en dijen waren zacht, zoëven nog, en haar omhelzing warm. Maar toen moest ze weg. Dringend weg.

het probleem (i)

“Daar gaat ge u toch niet aan laten vangen zeker?”

Twee vervaarlijk uitziende mannen, donker gekleed en voorzien van insignes van een security bedrijf, waren in gesprek. Eén man zat met zijn hoofd in zijn handen.

-Kijk, antwoordde hij, ze heeft mij gezegd dat ze hem niet graag ziet, dat het een vergissing was, en dat ik nog steeds de liefde van haar leven ben. Ze gaat onmiddellijk bij hem weg, ze was haar valies reeds aan het pakken.

De ander keek hem verbijsterd aan.

“Allez Nico. Dat meent ge toch niet. Dát gaat ge ze toch niet laten doen?!”

Nico keek langzaam op. Zijn hoofd bleef evenwel op zijn handen rusten, die hij nu tot vuisten had samengetrokken. Hij keek zijn kameraad aan.

-Zeg mij dan, Paul, wat ik zou moeten doen. Ik kan niet zonder haar. Ik heb het godverdomme geprobeerd.

Dat laatst kwam er dermate kalm en beheerst uit, dat Paul, zijn mond reeds geopend om Nico van antwoord te dienen, de kaken toch maar gedecideerd op elkaar klemde.

anesthesie

Gisteren nog, was ik naar de tandarts gegaan om mijn tand een permanentere behuizing te geven.

“Het is wel iets steviger dan die voorlopige regeling van de vorige keer, maar het blijft een noodoplossing. En lang zal het niet blijven zitten. Misschien een jaar, als ge geluk hebt.”

“Dat is dan 65 komma 65 euro,” voegde hij er nog aan toe.

Het was de verdoving, zo dacht ik, hoewel er eigenlijk bitter weinig verdoving aan te pas was gekomen. De tand was dood, alleen locaal werd het tandvlees wat verdoofd “omdat er toch wat diende geprutst te worden.” Twee vijzen werden erin gedraaid, waarrond een muurtje werd gemetst. Maar langer dan een jaar zal het bouwwerkje niet blijven staan.

Onderweg naar het werk had ik Tessa gebeld, en die vond toen ook al dat ik zo hyper was, tot grote hilariteit van de patiënten die konden meevolgen.

“Dag patiëntjes,” brulde ik in mijn telefoontje langs de kant van de Albertlaan. “Lief zijn tegen mijn doctortje hé.”

Gelachen dat er werd, aan de andere kant.

Op de trein was het al even onwezenlijk. Op de 10u22 (geen dubbeldekker zoals de 7u08) zat beduidend minder volk, zodat ik niet alleen plaats te over had, maar na mijn initiële keuze van een bescheiden tweezitter ook nog kon overstappen op een ruimere vierzitter zonder daarmee iemand te vexeren. In de vierzitter schuin tegenover mij zaten moeder, zoon en dochter; de laatste twee tuurden met veel geestdrift naar een het minuscule schermpje op een draagbare DVD speler. Zonder headphones, zodat de ganse coupé van de sound effects kon meegenieten. Maar geen ziel die erom maalde.

Er kwam een jongedame voorbij, met het strakke achterwerk in een linnen broek, en die door het mannelijk gezelschap met genoegen werd nagestaard. Bij mij bleef ze even staan. Gepauzeerd, zoals een videoband, maar dan zonder die hinderlijke strepen in het beeld. Dat strakke achterwerk volledig in mijn blikveld. En toen kon ik me niet houden.

“Stevig hé,” vroeg ze nog, voor ze haar weg vervolgde.

nen euro

“Meneer, hebt u soms geen mmffrrbblll?”

Het was net geen drie uur (vanochtend), en ik bevond me ter hoogte van de tramhalte aan Focilux, in de Kortrijksepoortstraat. De man verliet zijn compaan, die in een portiek was neergezegen met een pint in elke hand, en stapte op mij af. Zijn wangen waren ingevallen, zijn ogen bloeddoorlopen.

– Sorry, ik heb u niet verstaan. Wat kan ik voor u doen?

“Kunt U mij soms helpen met één euro?”

Hij kwam steeds dichterbij, en keek al verlangend naar mijn schoudertas, die tussen ons in hing. Ik dacht aan mijn fototoestel dat erin zat.

– Het spijt me, maar ik heb geen geld meer op zak.

“Allez, meneer, en die sjakosj dan? Enen euro is meer dan genoeg. Of iets anders dat ge wilt missen misschiens?”

Huh? Was die mens mij aan ’t bedreigen soms?

– Ik zeg u, ik heb geen geld, en zekers niet iets anders dat ik wil ‘missen’.

Hij kwam nog wat dichter, en graaide naar de riem van mijn tas. “Ik ga het toch niet zelf moeten nemen, hé meneer? Zeg eens, dat voelt zwaar, wat zit er eigenlijk allemaal in die sjakosj?”

*klik*

– ALS GE GODVERDOMME UW POTEN NIET THUIS GAAT HOUDEN ZULT GE SUBIETS AAN UW TANDVLEES VOELEN WAAROM MIJN SJAKOSJ ZO ZWAAR IS, EIKEL! riep ik hem toe. (Legd’u maar al te bloeien, dacht ik er nog bij, onmiddellijk gevolgd door: maar als ik dat zeg, lig ik zelf dubbel van ’t lachen.)

Hij gaf mij een speelse duw. “’t Was maar om te lachen hoor meneer. Hebt u nu echt genen euro?”

En weg was hij.