Op een paar seconden was het voorbij.
De ene had het mes amper in zijn rug gekregen, of de andere had het lemmet reeds tussen duim en wijsvinger schoongeveegd. Seconden. In films laten ze het altijd langer lijken dan het eigenlijk maar duurt.
Op een paar seconden was het voorbij.
De ene had het mes amper in zijn rug gekregen, of de andere had het lemmet reeds tussen duim en wijsvinger schoongeveegd. Seconden. In films laten ze het altijd langer lijken dan het eigenlijk maar duurt.
-Chef?
“Bollaert!”
-Die website, Chef.
“Wat, Bollaert.”
-De deadline, Chef.
“Ge hebt nog zeven dagen, Bollaert.”
-Vijf, Chef. Er zitten twee weekenddagen tussen.
“Gij werkt niet in het weekend misschien, Bollaert?”
“Bollaert!”
-Ja, Chef.
“Die website, Bollaert.”
-Ja, Chef. Ik ben ermee bezig, Chef.
“’t Is dringend, Bollaert.”
-Jawel, Chef. Wat is de deadline, Chef?
“Gisteren, Bollaert, gisteren.”
-…
“Maar ik ben een redelijk mens, Bollaert. Heel redelijk.”
-Dank u, Chef.
“Ge hebt een week, Bollaert.”
“Bollaert!”
-Ja, Chef.
“Die CD, Bollaert!”
-Ja, Chef.
“Ge moet mij daarmee een website maken, Bollaert.”
-Een website, Chef. Ja, Chef.
“Maak er een database dinges van, met updates en zo, Bollaert.”
-Ja, Chef. Met updates, Chef. Ik kan wel niet op die CD schrijven, Chef.
“Natuurlijk niet, Bollaert. Op een CD kunt ge niet schrijven, tenzij met een stift. Maak er een kopie van, Bollaert. Op uw harde schijf.”
“Bollaert!”
-Ja, Chef.
“Ik heb een opdracht voor u, Bollaert.”
-Jawel, Chef. Hoe kan ik helpen, Chef?
“Geen hulp, Bollaert, een opdracht.”
-Een opdracht, Chef. Begrepen, Chef.
“Die CD, Bollaert, hebt ge die nog?”
-Jawel, Chef. Ik heb er meteen een kopie van op mijn harddisk gezet, Chef.
“Een kopie, Bollaert? Van die CD?”
-Jawel, Chef.
“Een ganse CD, Bollaert. Zijt ge zot of zo?”
-Nee, Chef. Toch niet, Chef. Er stond maar één bestand op, Chef. Van vijf megabyte, Chef.
“Ik weet wat erop staat, Bollaert. Ga die kopie nu wissen.”
-Jawel, Chef.
“En, Bollaert?”
-Ja, Chef.
“Ge zijt niet te vertrouwen, Bollaert.”
“Bollaert!”
-Ja, Chef.
“Wat doet ge in mijn bureau, Bollaert?”
-Maar Chef, u had mij gevraagd…
“Wat, Bollaert?”
-Ik moest, ik bedoel, u had…
“Ga, Bollaert!”
-Maar Chef, u…
“GA!”
-Ja, Chef.
“Bollaert!”
-Ja, Chef.
“Mijn bureau, Bollaert. Nu!”
-Jawel, Chef.
“Bollaert!”
-Ja, Chef.
“Ik heb een CD op uw bureau gelegd.”
-Ja, Chef. Ik heb het gezien, Chef.
“Bekijk hem, Bollaert.”
-Heb ik al gedaan, Chef.
“Zonder toelating, Bollaert?”
-Euh, ja, Chef. Maar hij lag op mijn bureau, Chef.
“Ge zijt niet te vertrouwen, Bollaert.”
Een ongeschoren manspersoon komt tegenover mij plaatsnemen. Gans bezweet, want hij was net niet te laat om de trein te halen, stinkt vijf uren in de ronde naar ongewassenheid, sigaretten, en look.
Er zijn nog drie dubbele zitplaatsen vrij –zelfs ééntje waar nog niemand zit– maar meneer is gedecideerd zich bij mij neer te vlijen. Niet alleen tegenover mij, rechts van het tafeltje waarop ik druk doende ben mijn gerief uit te stallen, zoals een koopman de specerijen die hij pas daags tevoren uit den vreemde weerden bezorgd; niet rechts dus, maar tégenover mij áán het tafeltje. Zijn voeten schopt hij daarbij tegen mijn schenen, waarop hij verdwaasd in mijn gezicht kijkt alsof hij verwonderd is nog iemand tegenover hem te vinden. Even nog keurt hij misprijzend mijn koopwaar, waarop hij een armgebaar maakt alsof hij het ganse zooitje tegen de grond wil slaan.
-“Had u niet beter een andere plaats uitgekozen,” vraag ik hem rustig.
“Comprends pas,” beweert hij, terwijl hij alweer dat armgebaar maakt.
-“Moi non plus,” antwoord ik. “Er zijn nog drie andere plaatsen,” wijs ik hem aan. “Of u kan ook gewoon rechts van het tafeltje zitten.”
“Je sais. Mais je veux m’asseoir ici,” bekt hij me toe. “Parce que je sais que ça vous embête.”
“Bollaert!”
-Ja, Chef.
“Ik geraak niet op de site.”
-Ik weet het, Chef.
“Wat bedoelt ge, Bollaert?”
-Ik geraak er al niet meer op sinds gisteren, Chef.
“Waarom hebt ge mij daar niet van verwittigd, Bollaert?”
-U was al naar huis, Chef.
“Heb ik geen GSM misschien, Bollaert?”
-Jawel, Chef.
“Waarom hebt ge mij dan niet opgebeld? Mijn nummer weer vergeten, Bollaert?”
-Toch niet, Chef. Uw GSM ligt nog op uw bureau, Chef.
“Straks, Bollaert! In mijn bureau!”
-Ja, Chef.