mededeling

Over “Sixpack” (het is een tijdje geleden, ik weet het): ik denk dat er nog meer te vertellen valt dan er blikjes in het ‘pack‘ zitten 😀

sixpack (3)

Het moet ergens eind de jaren 80 geweest zijn. B. had nauwelijks zijn rijbewijs gehaald, maar in zijn vriendenkring was hij wel –hoe kort ook– de eerste geweest. Net zoals hij de eerste was geweest met een mobilette, een knalrode Honda Camino die, nog voor het ding een half jaar oud was, eerst van 25 tot 50 en nadien tot 95km/u werd opgedreven. De tijden waren heel anders, in de jaren 80.

Op vrijdagavond werd er stevig doorgezakt in De Ploeg. Dat was al een traditie sinds het begin van het middelbaar, net zoals het de gewoonte was na de examens, en verder ook met wisselende regelmaat tijdens de grote vakantie, met dezelfde bende de dijk van Knokke onveilig te maken. Niet uitzonderlijk werd er op de trein een bak jupiler geleegd, die dan in de Lippenslaan tegen een nieuwe werd verruild, en waarvan reeds het statiegeld was gerecupereerd nog voor ze de dijk in zicht hadden gekregen.

Maar we zaten in De Ploeg; vlak ná het middelbaar. Het openbaar vervoer werd nauwelijks gebruikt –er was ook nog geen sprake van nachtbussen– dus iedereen kwam met de wagen naar de wekelijkse bijeenkomsten. Niet dat zulks het alcoholverbruik ook maar in enige mate temperde. De blanchkes en jupilers vloeiden rijkelijk, de spaghetti of croque spéciales hadden immers voor de nodige ‘fundering’ gezorgd. Na de eerste bak werd het slagveld meestal verlegd naar Klein Turkije, de Korenmarkt, of de Sint-Michielshelling, waar tevens werd overgeschakeld op het straffere spel. Cocktails werden slechts met mondjesmaat gedronken, maar heel populair waren toen de bacardi-cola’s. Het gaf de indruk meer cola dan alcohol te drinken, maar het kwam het niet weinig voor dat er bijna evenveel bacardi als cola in het glas werd geschonken.

Het was op één zo’n avonden dat B., door allerlei onnoemenswaardige omstandigheden, vroeger dan voorzien naar huis diende terug te keren. Een niet onbelangrijk gegeven, want normaal gezien werd er tot de vroege uurtjes in de stad rondgehangen, zodat de leden van de ‘bende’ zaterdagochtend grotendeels ontnuchterd, en mét de ontbijtkoeken, thuis op het appel verschenen. Zowel de ouders als de bijna ontpuberde kinderen, lieten elkaar in dit kleine bedrog in het ongewisse, en namen met graagte voor waar aan dat zoon- of dochterlief bij het ochtengloren naar de bakker was gereden.

Niet deze keer.

Het zal rond één-twee uur geweest zijn dat B. met veel moeite zijn moeders wagen had teruggevonden op de plaats waar hij die nochtans elke vrijdag achterliet. Iemand bleek plots het stadsplan van Gent ondersteboven te hebben gehouden, waardoor de bushaltes aan het Zuid niet meer dáár waren gebleven waar hij nochtans gedurende zijn ganse schooltijd in- en uitgestapt was. Ook de normale weg langs het Sint-Annaplein via de Kastellaan naar de Dampoort bleek al even onvindbaar. Hij was eerst via het Sint-Pietersplein naar de Overpoort geraakt, en daarna was hij boven (ipv door) de Sint-Lievenstunnel gereden, om met hoge snelheid het Keizerviaduct op te rijden. Of dat was toch de bedoeling.

De snelheid bleek iets te hoog, de reflexen bleken iets te traag. In plaats van links op het viaduct in te voegen, had de wagen hem naar rechts gevoerd, waar hij, geholpen door een stevige muur en een ballustrade, nog net kon vermijden met wagen en al in de Schelde te verdwijnen. Gelukkig was er op dat moment geen ander verkeer op de baan.

Hoe hij er diezelfde nacht nog in geslaagd is de wagen zonder verdere ongelukken thuis te krijgen, bovendien zonder de garage te beschadigen, is hem nog steeds een raadsel. In wat een pure reflex voor zelfbehoud moet zijn geweest, heeft hij een vinger diep in de keel gestoken, en zijn roes met wijd open vensters in recordtempo van zich afgeslapen.

Het verhaal dat hij de volgende ochtend heeft opgedist werd heel lange tijd voor waarheid aangenomen. Een automobilist had hem, bij het uitkomen van de Sint-Lievenstunnel de weg afgesneden, waardoor hij, tijdens het uitwijkingsmanoeuvre, tegen de afrastering was aangereden. Niet eens zo’n grote leugen. Toen hij goed en wel besefte wat er gebeurd was, was de schuldige natuurlijk reeds lang verdwenen. Geen typering van de wagen, geen nummerplaat. De schade werd via de verzekering geregeld.

Ongeveer een halve maand heeft B. toen geen druppel alcohol aangeraakt, waarna hij, tot grote opluchting van zijn kompanen, zijn oude gewoontes opnieuw heeft opgenomen. (Al heeft hij nooit meer dronken achter het stuur gezeten.)

sixpack (2)

Dit dateert uit de tijd toen ik wel eens de trein van 16u36 nam, vóór mijn mannelijkheid brutaal werd aangevallen door een ongetwijfeld diep gestoord vrouwspersoon. De eerste wagon van de trein bestond uit coupés; een overblijfsel dat ik nog wel kende uit de tijd dat ik op onregelmatige tijdstippen uitstapjes naar Duitsland maakte. Heerlijk ruim, stil, en onderbevolkt.

Mijn vaste coupé droeg tevens de voorkeur weg van een jongeman die in Centraal opstapte. Hij las steevast enkele bladzijden uit een lijvig boek, maar nog voor we van Centraal in Zuid arriveerden, lag het boek dichtgevouwen op zijn schoot, de benen uitgestrekt, de ogen gesloten.

Deze keer echter kregen we in Zuid het gezelschap van een al wat oudere mevrouw. Ouder is relatief, ze zal hooguit ergens midden de vijftig geweest zijn, maar door haar houding en versomberde gelaatstrekken leek het wel alsof ze elke dag met pensioen kon worden gesteld. Met veel misbaar opende ze de schuifdeur die toegang gaf tot ‘onze’ coupé, struikelde over de benen van mijn vertrouwde reisgezel, en plofte naast hem in de zetel. Op de derde plaats, naast het raam en recht tegenover mij, plaatste ze met diepe zucht haar tas.

Nadat mijn verstoorde metgezel de deur van de coupé weer had gesloten, toverde ze uit die tas achtereenvolgens haar breiwerk, drie magazines met kruiswoordraadsels, een exemplaar van Dag Allemaal en Het Laatste Nieuws, een doos Lu koekjes, en tot slot ook haar bril tevoorschijn. Op de bril en één van de magazines met kruiswoordraadsels na, verdween alles vervolgens opnieuw in de tas.

Ze praatte zachtjes tegen zichzelf. Of tegen haar magazine. Het was meer een gemurmel, want al had ik de pauzeknop van mijn iPod ingedrukt, ik kon er met de beste wil van de wereld geen woord van begrijpen. Soms leek het wel meer op een zacht gezang, maar net dan stootte ze met veel nadruk een onaangekondigde “Aha!” uit. Twee letters werden aan de oplossing van het kruiswoordraadsel toegevoegd, en vervolgens boog ze zich opnieuw over haar tas. Daaruit werd deze keer met verbazingwekkende terfzekerheid een bruin papieren zak gehaald, waarin een fles zat waarvan ze met veel genoegen een zwarte stop verwijderde. De fles bleef evenwel in de zak, en ze nam snel twee, drie slokjes, voor de stop er opnieuw op ging en de fles opnieuw in de tas verdween.

Hoestsiroop, zo leek het mij. De vrouw had bij het binnenkomen reeds vervaarlijk gekucht, en was ook daarna, tijdens de eerste zoektoch in haar tas, in een hoestbui uitgebroken. Het gemurmel hervatte. Het ontmondde opnieuw in gezang, met de Aha-erlbenis als climax op het einde. Alweer kwam daar de bruine zak te voorschijn, nam ze twee, drie slokken, en dan herbegon het ritueel.

Dit zette zich door tot we Gent bereikten. Uiterlijk was er niets veranderd aan de vrouw. Hooguit werd haar gezang wat enthousiaster –maar nog steeds onverstaanbaar– en werd er wel eens een lettertje meer aan het kruiswoordraadsel toegevoegd. Toen ik mij naar de gang begaf borg ze alles mooi weg in haar tas. Vanop de gang zag ik nog hoe ze probeerde recht te komen, drie keer opnieuw in haar zitje tuimelde, en de vierde keer op de schoot van mijn metgezel belandde.

sixpack (1)

Mijn laatste alcoholconsumptie dateert van het schoolfeest, nu iets meer dan een jaar geleden. Ik herinner me vaag dat ik toen (veel) foto’s heb genomen, waarvan er hooguit twee of drie, herkenbare mensen bevatten. Er was ook iets met rode ballonnen, die, voorzien van een geadresseerde en gefrankeerde briefkaart, de lucht werden ingestuurd op zoek naar een goede ziel die de kaart, bij voorkeur vanop een zo ver mogelijk van de school verwijderde locatie, op de post zou doen. De wedstrijd was een groot succes.

Het probleem is niet dat ik niet zonder drank kan, nee, het probleem is er meer een van maat. Water, cola (light), koffie, bier, wijn, whiskey (bij voorkeur single malt): het gaat allemaal even vlot en in even grote quantiteit naar binnen. Geen stoppen aan, wanneer ik eraan begon. Anderzijds, zolang ik er níet aan begon –als we er met de wagen op uit trokken bijvoorbeeld– had ik geen enkel probleem om er vanaf te blijven. Ik was veeleer een gelegenheidsdrinker. Zonder maat.

Let wel, het verkoopt maar moeilijk. “Stop dan na een glas, of na twee,” was het advies dat ik in het begin heel vaak meekreeg. Maar dat was dus net het probleem, dat stoppen. Hoewel ik precies wist hóe ver ik mocht gaan voor ik té ver ging, zag ik nooit een reden om niet steeds nog nét ietsje verder te gaan. “Op één been kunt ge niet staan,” lalde ik toen meermaals, wanhopig balans zoekend op een van de 15 benen die ik tegen dan reeds rijker was.

Maar ik ben dus gestopt. Droog. Geheelonthouder. Niemand die daar verder een probleem van maakt of vragen over stelt. “Zit er alcool in,” wil Henri nog wel eens vragen, “want mijn papa drinkt geen alcool.” Zelf drinkt hij –slechts vijf jaar oud– natuurlijk evenmin alcohol, noch koffie, maar ook geen limonade of cola; enkel (plat) water, melk of fruitsap. Ik zal al content zijn als hij niet aan breezers verslaafd raakt op zijn dertiende.