Realiteitszin

Het zal wel weer aan mij liggen, maar ben ik de enige die de infografiek van De Morgen behoorlijk… contrasterend vond met de inhoud?

Van een leefloon valt niet te leven

Van een leefloon valt niet te leven, zo luidt de titel van het krantenartikel op pagina 6 van de weekendeditie (DM 20-21/06/2009). Bij leefloners –zo moet men wel op de redactie gedacht hebben– past vanzelfsprekend een prentje van zorgenvrije beautiful happy people, die gezwind op reis gaan of vrolijk thuiskomen van een shopping spree. Het lijkt wel weggerukt uit reclame voor een of andere credit card. Maar misschien is het een –wel heel erg– subtiele vorm van ironie?

Partij van hippies en yuppies

Eindelijk, dacht ik toen ik daarnet op mijn gemak in De Morgen het artikel ‘En toen eindigde de derde weg op een blinde muur‘ zat te lezen. Eindelijk durft iemand het eens te schrijven. Bart Eeckhout heeft het in dat artikel over waarom het socialisme op een dood spoor zit.

Als Louis Tobback nog een paar keer zijn cynische grap herhaalt dat de socialisten de tweede sterkste partij in Vlaanderen geworden zijn, dreigen ze het bij de sp.a-top nog te gaan geloven ook. Feit: het was zondag niet goed.

De socialisten hebben onvoldoende lef gehad, gaat het artikel verder, en bovendien hebben ze geen leidersfiguur om haar stem te laten horen. Meer nog: de socialisten zijn hun natuurlijke verbindingskracht met hun achterban kwijtgespeeld. De basiselementen voor de sociale maatschappij vinden we tegenwoordig ook bij de andere partijen terug, zoals CD&V en open VLD. De socialistische partij heeft zich ontzuild, en net daardoor verloren ze ook een groot deel van die achterban.

Door in te zetten op een soort ‘ethisch socialisme’ appelleerden ze aan een nieuw hooggeschoold electoraat, maar dat is dus niet altijd even trouw gebleven. [dixit Mark Elchardus, socioloog aan de VUB]

Eerder deze week schreef de Gentse burgemeester Daniël Termont nog vol trots: Sp.a is de partij van de volkshuizen én de lofts (in Gent klopt dat misschien nog nét). Het is jammer te moeten constateren dat de sp.a niet inziet dat daar een deel van het probleem in verscholen gaat. In het artikel wordt dit als volgt geïllustreerd:

“Van een arbeiderspartij zijn de socialisten overgegaan in een partij van hippies en yuppies”, valt de Nederlandse PvdA-analist Rene Cupers bij. “De yuppies werden verleid met mild marktdenken, de hippies met een libertair-progressieve agenda en een elitaire politieke correctheid, met name op multiculturele thema’s. Prototype van die koers is Freya Van den Bossche, die het bestond om met veel luister in Thailand te gaan trouwen. Dat je niet inziet dat je daarmee een slag in het gezicht geeft van je traditionele kiespubliek, zegt alles over de wereldvreemdheid van die elite.”

Het socialisme mist voeling. En ballen aan het lijf. Misschien is het tijd om terug tot de essentie te komen? Het zou jammer zijn mocht de sp.a nog maar eens van naam veranderen, om deze keer –in alle eerlijkheid– de ‘s’ weg te moeten laten.

Het proces

Aldus citeert J. Bernlef in zijn boek Haalt jazz de eenentwintigste eeuw? uit 1999, jazz pianist Bill Evans:

Ik geloof in dingen die door hard werken ontwikkeld zijn. Ik houd altijd van mensen die zich in een lang en moeizaam proces ontwikkeld hebben, vooral door introspectie en veel toewijding. Ik denk dat waar zij op uitkomen iets is dat vaak dieper en mooier is dan waar degene mee aankomt die van meet af aan die mogelijkheid en souplesse lijkt te bezitten. […] Ik voel mij meer aangetrokken tot kunstenaars die zich door de jaren heen hebben ontwikkeld en betere en intensere musici zijn geworden.

Ergens vrees ik dat we dat ontwikkelingsproces wat uit het oog verloren zijn, in onze maatschappij.

Keuzes leiden tot consequenties en (hopelijk) vrijheid

Daarnet, tijdens het ontbijt dat ik eenzaam met mezelf heb genuttigd –Tessa zit nog in Berlijn, Henri nog bij mijn moeder– hoorde ik Wim De Vilder (van het journaal) aan Friedl’ Lesage vertellen hoe hij met zijn leeftijd omgaat. Zijn leeftijd, dat is zowat de mijne, want binnen een paar maand wordt hij –net als ik dus– veertig. Dat laat zich fysiek merken, zo stelt hij, en daar kan ik hem wel gedeeltelijk in vinden. Heelder nachten doorsteken zonder gevolgen, dat zit er niet meer bij –en een nachtmens ben ik al lang niet meer. Verder voel ik mij minder veertig dan tien jaar geleden –ik had het er gisteren nog met Tessa over, toen we in de Berliner U-Bahn van het restaurant in de Große Hamburgerstraße naar het hotel aan de Los-Angeles-Platz terugkeerden. Toen ik dertig werd, dacht ik dat mijn leven voorbij was, maar tegenwoordig ben ik van mening dat ik er nog maar nauwelijks aan ben begonnen.

Maar dan vertelt De Vilder hoe men als (bijna) veertiger ook minder keuzes moet maken. “Je hebt al een heleboel keuzes gemaakt, die irreversibel zijn.” En dan heeft hij het over zaken zoals zijn job, en ik dacht ook zijn partner. De Vilder is voor de jongens (zo omschreef hij of Friedl’ het), en dat wilde tot voor kort zeggen dat men ook kinderloos door het leven moet. Al is daar min of meer recent de optie bij gekomen om te adopteren. “Maar dat kan maar tot veertig,” zo zegt hij, “dus die keuze valt ook al weg.” Hij gaat nog een tijdje door, en hoe blij De Vilder lijkt dat hij zo weinig keuzes moet maken, soms heeft hij wel spijt van die opties. Zo berust hij ook in zijn carrière, maar tegelijk stelt dat hij nu jammerlijk genoeg wel het plafond in zijn loopbaan heeft bereikt.

In de manier waarop hij over die keuzes spreekt, kan ik mij totaal niet vinden. Ik maak elke dag keuzes –sommige belangrijk, andere heel banaal– maar de dag dat ik geen keuzes meer hoef te maken –hoe tegen mijn zin soms ook– dan is voor mij de lol er wel een beetje af. Er is eigenlijk maar één aspect van mijn leven dat als een irreversibele keuze kan worden omschreven: Henri. Voor de rest kies ik bijvoorbeeld elke dag opnieuw voor Tessa (én voor Henri), zou ik ervoor kunnen kiezen om van dit huis en dit land weg te gaan, van job te veranderen, van interesses of hobby’s –dat gaat allemaal makkelijker dan men blijkbaar denkt.

Euh, ik bekritiseer De Vilder of zijn visie, zijn keuze, helemaal niet overigens. Want ook de beslissing niet te kiezen, is een keuze. En aan elke keuze hangen consequenties vast. Maar zolang u bereid bent die erbij te nemen, bent u zo vrij als een vogel.

Meer vrouwen!

Schrijft Tim F. Van der Mensbrugghe, zopas ontslagen bij De Morgen, gisteren op zijn weblog:

Een kleine telling leert ons dat er op de redactievloer van De Morgen nog exact zeventien vrouwen rondlopen na het opstappen van politiek journaliste Liesbeth Van Impe. Op een totaal van tachtig redactieleden is dat minder dan een vierde. Goed bezig voor een krant die pocht met haar open geest en ruimdenkendheid.

Mja. Daarvoor waren het er natuurlijk ‘slechts’ achttien. Hoeveel Turken werken er overigens? Chinezen? Amerikanen? Gehandicapten? Vrouwen met een snor? Met valse borsten? Met kinderen? En getrouwd? Mannen met blond haar? Met bruin haar? Met grijs haar? Zonder haar? Met een spraakgebrek? Met vier vingers? Zonder ballen aan hun lijf?

Journalistieke prioriteiten

Wat lees ik vandaag in één van de vodden die verkoopscijfers belangrijker vinden dan inhoud?

Merkwaardig is hoe presidentiële affaires in de tijd van John F. Kennedy geheim konden blijven. Naar verluidt was de pers op de hoogte van Beardsley Alfords verhouding met JFK. In die dagen was de ongeschreven overeenkomst onder het perskorps in Washington echter dat er over zulke zaken niet bericht werd. [Maîtresse JFK doet boekje open, DM, 26/05/2009]

Amper 50 jaar geleden vond de pers het not done om over het privéleven van ‘publieke’ figuren te rapporteren. Vandaag wordt daar niet alleen over bericht, maar gebruikt de media die informatie om nieuws te maken. Het is tekenend hoe de pers dit vandaag als merkwaardig omschrijft.

Zeer schrijnend, en tegelijk ook typerend voor de hedendaagse berichtgeving, is het contrast tussen de kop van het artikel (Maîtresse JFK doet boekje open) en de blijvende terughoudendheid van Beardsley Alford:

In 2003 werd de affaire onthuld in de Kennedybiografie An Unfinished Life: John F. Kennedy, 1917-1963 van Robert Dallek. Journalisten spoorden de vrouw toen op, maar meer dan het bevestigen deed ze niet.

[…]

Volgens Mercandetti zal het manuscript, dat deze herfst voltooid moet zijn, vooral gaan over het verlies van onschuld. […] Volgens literair agent Mark Reiter is zijn cliënte Mimi Beardsley Alford niet van plan om in het boek al te veel pikante details prijs te geven.

Jaja, ik ben niet naïef: mevrouw Beardsley Alford zal er een schone boterham aan verdienen, er zit een hele marketingcampagne achter, en ze is de eerste uit een blijkbaar lange reeks maîtresses die ‘uit het bed’ klapt. Bijna vijftig jaar na datum weliswaar, en zesenveertig jaar na het overlijden van de man in kwestie. Dat soort discipline zou de hedendaagse pers wat meer mogen opbrengen.

Blije bollekes

“Meneer!”

Ik kijk even verdwaasd rond, maar de juffrouw heeft het wel degelijk tegen mij. “Meneer! Mogen wij zo’n bolleke op uw wang kleven?”

Ze ziet mij twijfelen tussen een onmiddellijke ‘ja’ en een kleine portie gezond wantrouwen.

“’t Is om te tonen dat ge blij zijt,” legt ze uit, terwijl ze met zonder verder dralen twee roodoranje stickertjes op mijn linkerwang aanbrengt. Rechts presenteert zich al een vriendinnetje met een vers blad vol van die bollekes in de aanslag.

“Allez, plak mij maar vol”, scherts ik.

“Niet doen, hé Lore,” zegt het eerste meisje bloedserieus, “anders is het weer juist alsof hij mazelen heeft.”

Press for more: het gat van de cultuur

“Bourgeois?”, was de reactie op mijn facebook status update vanuit de Theaterzaal van Vooruit, gisteren. Ik zat er voor Press we can, waar de mogelijke toekomst voor kritische cultuurberichtgeving werd bediscussieerd. Het evenement kaderde in de context van press for more, dat zichzelf als doel heeft gesteld de kritische cultuurjournalistiek te redden. De verwachtingen waren hoog.

Bourgeois was ten andere een excellente omschrijving omschrijving van het gebeuren. Het is helemaal geen flauwe toespeling op de aanwezigheid van de ex-mediaminister, maar typeert ten voeten uit, niet alleen het gebeuren van gisteren, maar ook de ruimer op te vatten geestesstemming van het links intellectualisme. Gisteren perfect belichaamd door Yves Desmet overigens, maar daar kom ik nog wel op terug.

Caroline Pauwels, een academica van de VUB, sneltreinde ons door een te groot aantal powerpoints, waaruit wel een aantal goede standpunten naar voren kwamen, maar waarvoor vanzelfsprekend geen tijd was om ze verder toe te lichten. Zoals Werner Trio, de presentator die het niet nodig vond zichzelf aan het publiek voor te stellen, het achteraf mooi samenvatte: “u hebt ons allemaal een beetje bouche bée achtergelaten.” Dorian van der Brempt was een interessant man om naar te luisteren, maar de meest geslaagde interventies kwamen van de ludiek voorgestelde rustpunten. Jan de Smet legde de vinger op de wonde: “we hebben net zoveel maanden gespendeerd om een theater tournee in elkaar te steken, maar het is bijna onmogelijk om een recensent in de zaal te krijgen. En dan word ik opgebeld door een journalist, die mij niet vraagt hoe het zit met dat stuk, en hoe we daartoe zijn gekomen, maar mij wel vraagt welk bier ik het liefste drink, en waar, en wie mijn favoriete onenightstand is.” Ik parafraseer, maar het kwam wel degelijk daarop neer. Hij werd nadien –vlak voor de pauze– overigens bijgetreden door Nigel Williams.

Na een pauze van (meer dan) 20 minuten bleken er nog een dertigtal minuten voor het geplande ‘debat’, waaraan Geert Bourgeois (ex-mediaminister, Vlaams volksvertegenwoordiger N-VA), Stephan Moens (freelance cultuurjournalist), Yves Desmet (politiek hoofdredacteur De Morgen), Geert Buelens (publicist, hoogleraar Universiteit Utrecht) en Kristof Michiels (onderzoeker IBBT – SMIT Cultuurlab) mochten deelnemen. Yves Desmet heeft geen enkele inhoudelijk releveante –of zelfs maar interessante– bijdrage geleverd. Hij dramde maar door in een zelfverheerlijkende sofisterij, waarin het hem vooral te doen was om zijn gelijk te behalen. Het typeert de hedendaagse traditionele media, waar het verkoopscijfers primeren op inhoud.

De angst was bijwijlen tastbaar. Han Soete, van Indymedia, haalde in zijn discours voor de pauze nog vlijtig uit tegen de traditionele media. Niet meteen de goede aanpak, in een schraal medialandschap waar het tot een synergie moet komen, en niet tot een oorlog. Maar goed, men zag Yves Desmet zichtbaar kleiner worden toen Kristof Michiels het had over de mogelijkheid van “free content”. Het idee werd met grote overtuiging afgebroken, en ook de vaststelling van Geert Bourgeois dat hij zich niet langer richt tot de krant voor nieuwsitems, maar enkel voor analyses en diepere achtergronden, leek bij Desmet geen ingang te vinden.

Let wel, de traditionele media zijn overtuigd van het betalende model –voor zichzelf dan wel. Wat betreft de journalist, die krijgt steeds minder voor die inhoud. Persberichten worden met copy-paste tot een artikel getransformeerd, foto’s worden van het net gehaald (daar is het dan weer wel goed voor), en wat wordt omschreven als al té niche, vindt geen plaats meer in de krant.

Volksverheffing werd gisteren nog voorgesteld als een vies woord, maar ik denk dat het tijd wordt om het volk opnieuw te verheffen. In (niet zoveel) vroegere tijden was dat overigens nog een nobele doelstelling van het socialisme, getuige daarvan het gebouw waar het discours gisterenavond plaatsvond. Het socialisme is verworden tot een gezapig links intellectualisme –al hebben ze de naam (om marketingredenen) behouden– dat ondertussen zo bourgeois is geworden als de mensen waar de beweging destijds tegen in opstand was gekomen.

Het zijn nochtans boeiende tijden, vol opportuniteiten. Het medialandschap wordt geheel hertekend, en de controle op de informatiestroom wordt steeds meer uit handen genomen van de usual suspects. Het wordt tijd om de mensen daarover op te voeden en te begeleiden, zodat ze hun weg vinden in die stroom. En was dat niet ook wat de taak van een goede journalist?

Scharrelkind

Via PatriciaIk was een scharrelkind, en jullie?— kwam ik bij dit concept terecht. Vermoedelijk lanceerde hetzij Midas Dekkers –in zijn column in Groen en de stad: Het Scharrelkind, 26/05/2007– hetzij Thomas van Slobbe, directeur van Stichting wAarde –in een opiniestuk in Trouw: Verklaar scharrelkinderen tot een bedreigde diersoort, 12/04/2007– ergens in 2007 dus het Nederlandstalige equivalent van het Angelsaksische free-range kid.

Ook ik was een scharrelkind, waarvan de ouderlijke of volwassen wereld slechts weet mocht hebben tijdens de maaltijden en nachtelijke rust. Voor de rest zaten wij ergens in ‘de buurt’, wat een grondgebied van toch een paar vierkante kilometer bestreek, en ettelijke weilanden, vijvers, bossen en landwegels bevatte. Ouderlijke onrust had geen plaats in die tijd, net zomin als het begrip zelf. Scharrelkinderen waren gewoon kinderen, die vrij en ongeremd kinderdingen mochten uithalen. Bedreigingen of regels waren er nauwelijks, maar wel een waanzinnige portie gezond verstand en solidariteit. Competitie betekende niet meer dan wie het snelst rond de blok kon fietsen of de meeste stekelbaarsjes in een pot kon krijgen. De media beperkte zich tot kranten en radio en de meningen tot cafés en familiefeesten: het was een heerlijke tijd voor het internet zichzelf als vox populi kon propageren.

Een mens vraagt zich af waar al die angst vandaan is gekomen.

Verantwoordelijkheidszin of regelneverij

Met een groeiende mengeling van bewondering en verbazing las ik zaterdag bij mijn ontbijt het artikel Als nagenoeg niets meer mag (DM zaterdag 21 maart), met als ondertitel We kunnen niet op elke straathoek een agent zetten. Maar wel een GAS-ambtenaar. GAS, dat staat voor Gemeentelijk Administratief Sanctierecht, een wet die steden en gemeenten in de mogelijkheid stelde om zelf op te treden bij overlast, en het dan ook sneller te kunnen bestraffen –de rechtbanken hebben hun handen vol met het zwaardere werk. Ondertussen heeft –volgens dat artikel– reeds zo’n 70% van de Vlaamse steden en gemeenten een eigen GAS-reglement. Het artikel benadrukt verder nogal de kleine kantjes van de wetgeving, waarbij alle aspecten van de clichétypering van de ambtenaar als muggenziftende pennenlikker die zich aan de letter van de wet houdt, in het lang en het breed wordt opgevoerd. Ik dacht even dat ik de Humo in handen had, maar nee, het bleek wel degelijk De Morgen.

Op zijn best zijn wetten zoals etiqetteregeltjes: totaal overbodig. Helaas kunnen we er tegenwoordig niet langer zomaar van uit gaan dat de wetten, laat staan de regels van de beleefdheid, spontaan worden nageleefd. In de rechtenmaatschappij van Vlaanderen denkt men in eerste instantie aan zichzelf, en als het écht, écht, écht moet –en dan nog enkel geholpen door een sanctie– wil men overwegen zich aan de regels van de maatschappij te houden. Wie het waagt tegen die tendens in te gaan is op zijn best conservatief, maar krijgt nog veel gemakkelijker het etiket verzuurd opgeprikt.

Het is gemakkelijk om de verantwoordelijkheid bij de overheid te leggen natuurlijk. Pispaal als het verkeerd gaat (“dat kind is overreden aan de schoolpoort, en wat doet de politie?”), despoot als de overheid probeert de wet te laten naleven (“geflitst, en ik reed maar 60 hé waar ik 50 mocht!”). Maar wat is er nodig om de mensen opnieuw wat verantwoordelijkheidszin bij te brengen?