Migraine.
(’t Was al lang geleden.)
Migraine.
(’t Was al lang geleden.)
De eerste keer is het gelukt, maar de daaropvolgende keren niet meer. Tessa ‘staat met de nacht’, en dan probeer ik altijd Henri bij mij ‘in het grote bed’ te laten slapen.
Hij krijgt een half uurtje om in slaap te geraken, maar anders moet hij onverbiddelijk naar boven –al zeg ik hem natuurlijk niet dat hij maar een half uurtje heeft, anders raakt hij nooit in slaap.
Helaas. Ondertussen ligt hij boven, in zijn eigen bedje (maar wel onder mama’s donsdeken), en ik twijfel er niet aan, of binnen de tien minuten ligt hij te snurken.
Als het nog eens tijdens een weekend is, zo heb ik hem nu beloofd, mag hij sowieso bij mij blijven liggen, maakt niet uit hoe lang hij erover doet om in slaap te raken. Maar tijdens de week heeft hij zijn rust nodig. (En ik mijn TV / computer / boeken / muziek.)
Mits ene dichterlijke overdrijving, was ik tegen de middag nat tot op mijn onderbroek. Tegen beter weten in, zijn we vanochtend dan toch maar naar de stad vertrokken, deels als troost omdat we de sneeuw letterlijk zagen wegsmelten voor de zon, en ik Henri had beloofd dat we vanochtend er nogmaals met de slee zouden op uit trekken, en deels omdat ik naar een paar CDs op zoek was in de Fnac (1 op drie gevonden, de andere waren nog niet uitgebracht alhier).
Pokkeweer dus –bijna kloteweer, maar gezien dat van dat nat onderbroek een dichterlijke overdrijving was, ging de vlieger hier niet op. Maar door dat pokkeweer, én omdat de Vooruit gesloten was voor een Studio Brussel dinges, en ik daardoor danig ontstemd was (hierdoor tot afwijken van mijn stilaan naar autisme neigende routine werd gedwongen), ben ik vergeten te gaan bezoeken wat ik wou bezoeken: de fototentoonstelling in de Minard –hoewel: was de Minard überhaupt open op het moment dat ik er (drie keer) passeerde. Een fototentoonstelling (hottentottententententoonstelling) die gisteren om 18u30 werd geopend, en waar ik graag had willen bijzijn (bij die opening), maar daar helaas toe werd verhinderd. Ik geraak er nog wel.
Niet dat de tocht geheel onvruchtbaar was, want zie, uit de Fnac heb ik meegebracht:
Ne mens is ook nooit content.
Daarjuist met de zoon wezen sleeën. Zonder camera, in een afgesloten zijstraat van de Albertlaan (leutig, als uw straat afgezet is voor wegenwerken).
(Over camera gesproken, ik ben er nog niet uit of ik witgespreide taferelen op mijn photolog ga smijten.)
Tip van de dag: verstand op nul (en overigens het ganse autosalon van Djivy).
Tiens, dacht ons Tessa, deze karamellespek lijkt mij toch iets te hard. Laat ik hem eens opwarmen in de microgolf. Zegge, 15 seconden op 750W?
Nog een geluk dat we geen rookdetector hebben, of we waren doof geworden.
De ganse dag al op stap. Vanochtend rap wat in ’t stad doorgebracht, en de ganse namiddag op Spinrag in de Bijloke (misschien kan ik straks mijn eerste entry plaatsen).
(Toen ik foto’s aan ’t pakken was, kwam er al gauw iemand van de organisatie langs om zich ervan te vergewissen dat meneer de journalist vooral niet zou vergeten ook musica in zijn verslag te vermelden. *grijns*)
Rap eten, en dan even rap weg naar Flanders Expo voor Disney on Ice (een tweede verslagje)? Rap, want met het openbaar vervoer, dat niet zulke snelheden kan worden aangewreven. Het openbaar vervoer, want de batterij van de voiture is plat (omdat we er in geen drie weken mee hebben gereden). Rap, want ’t begint daar om 19u30 en ’t is al 17u30. Hm.
Scene 1: Daarnet bij het ontbijt, nadat Henri een croissant en een doughnut naar binnen had gesmikkeld:
– En ga je nu nog uw chocloade-eitje opeten?
(Hij had er al een stukje afgeknabbeld.)
“Neuh, ik heb geen zin.”
– OK, dan brengen we de volgende keer geen chocolade meer mee voor jou.
“OK, OK, dan eet ik het wel op,” zei hij met tegenzin.
(Hmm. Ik moet mijn zoon ertoe aanzetten snoepjes te eten. En dit is geen uitzondering. Als er snoep gekocht wordt, is dat meestal zodat hij er triomfantelijk mee in zijn hand kan rondlopen. Waarna het verdwijnt in een snoepdoos die hij beheert, en waar uiterst zelden iets uit verdwijnt. Tenzij ik de boel eens uitkuis, omdat het anders vanzelf zou gaan weglopen.)
Scene 2: Waarop Tessa, in een deuk van het lachen: dat doet me denken aan die keer in ’t stad, toen jij per se een hamburger wou eten, en wij hem daarvan probeerden te overtuigen.
Henri: “Naar de soepbar, naar de soepbar.”
– Maar allez, heb je geen zin in een hamburgen? En frietjes?
“Naar de soepbar, naar de soepbar.”
– Allez, frietjes, en een hamburger? Papa heeft er zo zin in. Je eet dat toch graag?
“Naar de soepbar, naar de soepbar.”
Ik denk niet dat ik erg moet inzitten met het eetgedrag van mijn onze zoon.
Op TV (KA2) de aankondiging van een of andere film: Blahblahblah, de ontroerendste film aller tijden.
“Kijk ne keer hier, de ontroerendste film aller tijden, afgebroken door Bruno Bollaert,” reageerde Tessa.
Ondertussen had ik net de mailing van motorweek in mijn inbox gekregen dus ik had interessanter dingen te doen (MotoCzysz! Ducati Desmosedici GP4! Motorafstellingen!).
– Huh?
“Wel, die film die ge afgekraakt hebt.”
– Goh, ik heb er al zoveel afgekraakt.
(In dit geval: een vernietigende review van Rain Man in mijn laatste jaar middelbaar. Wat me destijds een 9/10 heeft bezorgd mede dank zij de ondertussen onsterfelijk geworden slotzin: “Hij was beter gewoon het vliegtuig opgestapt.” Bloemen noch kransen. Dank u.)
Rond half zes ben ik in slaap gesukkeld, om dan om 6 uur gewekt te worden door Tessa’s alarmklok (multifunctioneel, zo’n GSM) (Tessa ging om 7 uur toeren, zodat we toch nog iets aan het weekend hadden). Daarna heb ik niks meer kunnen slapen, en om 8 uur kwam Henri naar beneden gestrompeld. Ik deed dan maar alsof ik sliep, al was het maar om hem te horen zeggen: “papa, goedemorgen, wakker worden, uw lichtgevend schaapje is hier”. (Dat lichtgevend (fosforescerend) schaapje staat op zijn pyjama, mocht u het zich afvragen.)
Tijdens dat half uur heb ik wel intens(ief) gedroomd. Naar de details heb ik –zoals dat hoort– het raden, maar de gebeurtenissen speelden zich af tijdens een of andere oorlog. Vermoedelijk ging het om de tweede wereldoorlog, voorzien van enig moderner instrumentarium, maar vast stond dat de Duitsers de slechten waren. Ik speelde (vanzelfsprekend) mee voor het goede kamp, als held van het verhaal, en onderweg kwamen er ook een paar Engelsen aan te pas.
Scene 1: Beeld u in: omwille van een of ander heldhaftige stunt word ik door Duitsers gevangen genomen (en voor hetzelfde geld meteen ook een beetje afgerost). Het transport naar een strafkamp (?), dat quasi onmiddellijk op mijn gevangenschap volgt, verloopt per vliegtuig. Op een bepaald moment hang ik te bengelen aan het landingsgestel, waarvan ik me kan laten vallen, net toen we (laag) boven een brede beek vliegen. Bloedhonden spurten langs alle kanten op mij af, maar met grote behendigheid weet ik uit de hachelijke situatie te ontsnappen.
Scene 2: Ergens bij een driesprong, waar locals mij de weg wijzen naar een Seca-station. Ik betrouwde het zaakje echter niet, en ipv de aangewezen weg te volgen, ga ik dieper het bos in. Net op tijd, zo blijkt, want uit die andere weg komt een horde Duitsers gespurt (met bloedhonden), en ik kan ternauwerdood ontsnappen.
Scene 3: Op de open plek waar ik terecht kom, staat een witte bus geparkeerd, die aan een troep Engelsen toebehoort. Ik kan me ergens verstoppen (waar?), en de Engelsen weten op een of andere manier de Duitsers af te dreigen, en hopsa, ik ben gered.
Scene 4, op een kasteel, in Engeland, alwaar ik meewerk aan het verzet, wordt onderbroken door de wekker.
Totaal van de kaart neem ik vervolgens gedwee deel aan een dagje stad, waarbij ik me uiteindelijk laat overhalen tot het passen (én kopen) van een kaki broek (ik denk dat het vier jaar geleden is dat ik nog eens een nieuwe broek had gekocht).
Godverdomme, dat is ambetant. Nu lig ik hier al een tijdje te woelen, vermoeid, maar de verlossende slaap wil maar niet komen. De slapers in mijn ogen wel, en gewauwel in mijn geest ook, maar daar blijft het verder bij.
So what’s a man to do? Het is na twaalven, dus ik zou DS reeds kunnen lezen (kijk, ik krijg net een digibon voor de genomineerde boeken van de Gouden Uil in mijn inbox), maar morgen (straks) is het weekend, en dat wil ik nog wel eens de papieren krant kopen. Geen optie dus.
TV behoort al evenmin tot de mogelijkheden (is er nog wel iets op dit uur), gezien mijn getik en het licht van de powerbook reeds zuchten van protest aan mijn (wél slapende) wederhelft onlokt. De werken in de Albertlaan zijn niet ver genoeg gevorderd om er mooie nachtfoto’s van te maken, en op zolder is het te koud om naar muziek te gaan luisteren. Ik zou natuurlijk de kachel kunnen aansteken, maar je zal zien dat ik net dan weer wél in slaap zou vallen.
De was is ook net gedaan, en in de kelder valt er niets te beleven –tenzij ik naar de wijnkelder zou trekken, maar van alcohol raak je nog moeilijker in slaap (zo wordt beweerd).
Een glas warme melk misschien?