Ik zou wel eens willen weten wat Nike+ zou suggereren als ik 7 times a week zou lopen. “Make it 8 with a monthly goal!”
Categorie: activiteiten
Jargar
Dat het misschien geen kwaad zou kunnen om er eens nieuwe snaren op te leggen, suggereerde Thomas mij. Spijtig dat er geen kadootjes worden gegeven voor Hemelvaart, voegde hij er nog aan toe.
Maar kijk, ’t is maar een woord. De Jargars die hij aanraadde, blijken gelukkig tot de betaalbare cellosnaren te horen. We gaan eens zien wat dat geeft. (Of liever: horen.)
Binnenkort
’t Is niet alsof ik stilzit. Brood bakken, of andere gevoelige zaken in de oven bereiden, dat lukt momenteel niet echt, gezien onze over ondertussen al een paar maanden… een beetje kapot is. Het is zo’n ronddraaiend combi-ding, dat niet langer ronddraait. En opdat de warmeluchtoven goed zou functioneren, moet er wel degelijk rondgedraaid worden. Zonder draaien zit ik met halfgebakken pizza’s, cup- en andere cakes, en brood, jawel.
Edoch kijk: ondertussen maak ik wel mijn eigen granola (ne keer roeren om de tien minuten verricht wonderen). Binnenkort het eenvoudige recept.
En ik heb een gratis duoticket voor The Avengers gekregen, waar ik samen met Henri naar gaan kijken ben vorige week maandag. Hij ging een verslag schrijven, maar ik heb de indruk dat ik daar nog lang op kan zitten wachten. Binnenkort post ik er dus zelf maar één.
Tot slot heb ik keldertaart gemaakt. In onze traditie is dat petit-beurrekes met slagroom, en ik heb deze keer van die opklopbare soya slagroom van Alpro gebruikt, waar zowel Henri als ikzelf tuk op zijn (Tessa iets minder). Binnenkort misschien een recept, maar moeilijk is dat niet: petit beurrekes, slagroom, koffie. De onderste laag petit beurrekes in koffie weken, op de schaal leggen, slagroom op lepelen, nieuwe laag petit beurrekes, slagroom,etc… eindigen met slagroom. (Ja, ik ben mij van de ironie bewust van het gebruik van veganistische slagroom met petit beurrekes.)
Cello: let’s dance! (Übungen auf 2 Saiten)
Het gaat goed met de cellolessen, dankuwel. Ik ben nog steeds bezig mijn draai te vinden op/met de losse snaren, en we zitten ondertussen aan bladzijde vijf van Dotzauer. Bladzijde vijf, dat betekent Übungen auf 2 Saiten ofte Oefeningen op 2 snaren. Voornamelijk de la en de re snaren (de hoogste), maar vanzelfsprekend ook een toonladder (over twee octaven).
We zijn er nu al een paar weken mee bezig, en vooral dat vijfde deel van nummer 11 is een doorbijter. De wissel van eerste vinger op de la snaar naar de tweede vinger op de re snaar, vroeg meer oefening dan verwacht, maar ik begin het stilletjesaan onder de knie te krijgen. Wat niet wil zeggen dat mijn noten altijd even –ahem– toonvast zijn. Thomas is meestal wel content, en ik van zijn lessen, want het aantal tips dat ik van hem meekrijg op één zo’n les is niet op één hand te tellen. Het is allemaal detailwerk. De pink van de linkerhand schuin houden op de snaar geeft bijvoorbeeld een iets hogere klank, dan wanneer je diezelfde pink op dezelfde plaats (lood)recht op de snaar zet. De rechterhand moet in een rechte lijn op de arm volgen, en mag niet gebogen zijn, ook op de (f-cking) do snaar.
Sinds het derde trimester doe ik ook mee in het beginnersorkest. Dat is voornamelijk op strijkers gericht, al zitten er ook twee (alt)saxen bij. Als ik mij niet vergis zijn er twee violen, vier cello’s en, sinds Tessa maandag is meegekomen, één contrabas. (Zo krijg ik haar ook nog eens te zien.)
De partituur voor de tweede cellostem is veel eenvoudiger dan wat we in de les krijgen (losse snaar en één vinger), maar met de toevoeging van de samenspeldruk. En de partituur is er iets ingewikkelder op geworden nu ook Tessa meespeelt: de tweede stem cello speelt ook de baspartituur mee. Op de vierde lijn van het stuk hierboven zitten we met de sol (vierde vinger op de re snaar), dan naar si (eerste op de la snaar), de la (losse snaar), dan opnieuw sol (4e re), fa kruis (3e re), mi (1e re), en re (losse). En ‘lively‘ in 2/4 wil alvast zeggen: niet treuzelen.
Ook bijgeleerd: de tweede lijn is pizzicato (tokkelen), maar in het midden van de derde lijn verandert dat naar arco (strijken). En ondertussen in het ritme blijven.
Ik amuseer mij te pletter. Serieus. Een instrument leren bespelen is van het leutigste dat er is.
Lopen, lopen, lopen
Geef toe, het was lang geleden dat ik u nog eens had lastig gevallen met mijn loopperikelen. En het was ook lang geleden dat ik nog eens deftig had gelopen. Ik ben nu toch al een klein jaar opnieuw voorzichtig bezig (de benen zeuren wel eens, maar bon, een mens moet daar niet altijd aan toegeven), dus ik dacht, laat ik eens kijken hoeveel ik eigenlijk loop. Iemand had het mij onlangs gevraagd, en ik heb er toen een slag in geslagen: “dertig-veertig kilometer per week, denk ik.”
Nike+ houdt dat allemaal proper bij. Ik gebruik zo’n armband met een sensor die in de schoen moet. Helemaal accuraat is dat waarschijnlijk niet, maar ik zie ook niet in waarom dat zou moeten. Het is niet alsof ik professioneel met lopen bezig ben, of zelfs maar aan competities deelneem –ik loop niet eens mee in één van de vele stadslopen. Binnenkort zijn er de 10 km van Gent (of hoe heet dat), en nadien de Midzomernachtrun, maar ik verkies zonder aarzeling The Loneliness of the Long Distance Runner.
Edoch: 205 km op een maand, dat is goed voor een dikke 45 km per week –al blijkt dat ik mijn afstand bijna verdubbeld heb t.o.v. de maand ervoor (129 km in maart). Misschien zit het weer er voor iets tussen.
(Geen nood trouwens, dit wordt geen loopblog.)
Opstaan!
Wie (ook) mijn facebook wat volgt, die had het eerder deze week al gelezen. Dinsdag om half zeven des ochtends, wanneer mijn ogen nog dichtplakken met slaap, had Henri mij gevraagd of we niet zo’n twee-drie keer per week, een half uur vroeger zouden opstaan om samen te gaan lopen. De Fransen hebben daar een uitdrukking voor: bouche bée. Comme frappé de stupeur ou d’étonnement. Ik heb mijzelf genepen om te zien of ik wel wakker was. En ik heb het hem, een half uurtje later aan het ontbijt, een paar keer laten herhalen.
Vanochtend zijn we voor de eerste keer gaan lopen. Onze wekkers stonden op 6 uur, en mijn iPhone marimba werd luttle seconden later overstemd door whatever melodietje waarover de android gebruikers beschikken. Over de Albertbrug, langs de Neermeerskaai, over de Europabrug, langs de Gordunakaai en terug naar huis. Goed voor 1,57 km die we hebben gelopen in 8’30”. Zondag gaan we opnieuw, en dan waarschijnlijk dinsdag. (En als we die frequentie volhouden dan loop ik zes dagen op zeven.)
Dank zijn onze eerste loop ben ik trouwens van blauw naar purper gesprongen in mijn Nike+ level. Goed voor 2.500+ kilometers, sinds ik mijn loopactiviteiten met Nike+ registreer. De eerste keer was op 3 juni 2007, toen ik iets meer dan 4 km in 20 minuten had afgelegd. Er zitten er paar gaten in (een sprong van 7/12/2007 tot 26/02/2009 bijvoorbeeld) wanneer ik een paar maanden niet gelopen heb wegens een knie die niet meer wou meewerken, of ook omdat ik met een ander systeem werkte (ik heb zowel Suunto als Garmin geprobeerd).
De zoon was wreed content en vol energie. Nog meer dan gebruikelijk, als hij een half uur langer in zijn bed ligt. Pourvu que ça dure, aldus Letizia Bonaparte (de moeder van —, jawel).
Cello (VIII): gelijk een gordijntje
Een van de belangrijkste onderdelen van een cello is de strijkstok. Reserveer zo ongeveer een derde van de aankoopprijs van uw cello voor de strijkstok, zo wordt mij ingefluisterd. In concreto: de gemiddelde studentencello van 3.000 euro wordt bespeeld met een strijkstok van 1.000 euro (niet dat zulks een verplichting is vanzelfsprekend). Ik slik nog steeds eens flink bij het zien van die bedragen, en speel lustig door op mijn –iets minder dan fantastische, maar ruimschoots volstaande– gehuurde cello. Al was er een kleine onderbreking, vorige week.
“Wel, er zat zo één haartje los,” legde ik uit aan de telefoon, “en toen ik daar aankwam, loste er nog eentje, en nog eentje, en dan plots kwam al de rest los, gelijk een gordijntje.”
Dat was vorige donderdag, en toen ik de strijkstok allengs kwam tonen in de V.E.M., was het rustige verdict dat ik hem gewoon moest laten herharen. Vrijdagochtend leverde ik hem af bij Luc Deneys in de Sint-Jacobsnieuwstraat. “Woensdag moogt ge erom komen”, gaf ook die luchtig mee, en toen hij de wanhoop op mijn gezicht zag, kreeg ik prompt een vervangstok in handen gedrukt.
Maar ziet, ik heb hem al terug, sinds vanochtend, en ik heb hem al wat ingespeeld ook.
Dat duet vorige week, is trouwens vlotter verlopen dan verwacht. Ik was ‘lichtjes’ gespannen, maar mijn klank werd goed bevonden, en ik kreeg weer een heleboel tips mee. Meer ontspannen, ik weet het.
Cello (VII): workout
Het begint serieus te worden, met die cello. Wie al langer cello speelt, zal die uitlating straks behoorlijk grappig vinden, maar ik zit momenteel nog steeds in de fase waarin het allemaal nieuw blijft.
Zowat de meest fundamentele oefeningen die er zijn, maar ziet: ik mag (moet) al mijn vingers van de rechterhand gebruiken om ze uit te voeren. Vorige week was ik daar iets té geestdriftig aan begonnen, waardoor ik daags nadien enkel de losse snaren kon oefenen wegens spierpijn. Grappig, ja, ik weet het. En het blijft voorlopig nog bij pizzicato (tokkelen), behalve het duet (aan twee balken per stem) dat op de volgende bladzijde staat en dat ik –normaal gezien– straks met Thomas ga spelen. Enfin, hij gaat spelen, ik ga geluiden voortbrengen die ergens in de buurt van de gevraagde noten liggen. U weet hoe dat gaat.
[youtube https://www.youtube.com/watch?v=K75zK5i35N4&w=500&h=284]
Neen, dit is niet de gebruikelijke manier waarop men een duet speelt op cello.
Cello (VI)
We beginnen elke les op zowat dezelfde manier. Thomas stemt de cello met pijnlijke accuratie, checkt mijn zithouding, de hoek van de cello, hoe ik de strijkstok vasthoud, en of ik wel ontspannen ben. “Denk aan niets, en denk vooral niet over hoe je moet bewegen”, beklemtoont hij. Ik krijg er een paar nieuwe oefeningen bij. Vloeiend een keer of twee over een kort stuk van de stijkstok heen en weer bewegen, aan de slof, in het midden, aan de tip, en dan pas de lange noten over de hele strijkstok op de losse snaar spelen. En ook de strijkstok heel snel van de tip tot aan de slof duwen, en omgekeerd trekken van de slof tot de tip. Daarbij mag ik niet op het geluid letten, maar enkel op de resulterende houding aan het eindpunt. Thomas corrigeert; millimeterwerk, met een nauwkeurigheid zoals hij die toepast bij het stemmen, en vraagt mij telkens de posities losjes te onthouden, en wanneer mogelijk daarnaar terug te grijpen. Hij is al zeer te spreken over mijn manier van strijken, en mijn houding in het algemeen.
Hij verbetert ook mijn pizzicato. Ik mag de snaar niet wegtrekken langszij, maar eerder omhoog. En we werken aan de positie van mijn linkerhand. Ik leer gigantisch veel bij. “De hand moet los zijn, om een ballet te kunnen dansen op de snaren; zeker als we dan aan snellere noten zullen beginnen.” Ik werk geduldig verder aan de basis, want ik besef ondertussen hoe belangrijk het is.
[youtube https://www.youtube.com/watch?v=V7edkwJsgN0&w=500&h=284]
De heilige graal van de cellisten: de zes suites van Bach für Violoncello solo. Ik heb de partituren al liggen (Urtext editie), maar aan meer dan ze mee te lezen als Janos Starker of Jean-Guihen Queyras of Pieter Wispelwey of Ophélie Gaillard ze spelen, kom ik vooralsnog niet toe natuurlijk (en dan nog).
Cello (IV & V)
Vorige week was het de vierde les, vandaag de vijfde. Mijn linkerarm en -hand beginnen stilaan –maar nog lang niet helemaal– gewoon te worden aan de eerste positie (en dan heb ik het over het gevoel van de spieren, niet over de positie zelf). Goed voor de noten si – do – do # – re; mi – fa – fa # – sol; la – si b – si – do; re – mi b – mi – fa. Vergis u niet, die noten lijken elkaar op te volgen, maar de snaren staan van hoog naar laag. Met de losse snaren bij tokkel ik dus (deze keer in volgorde van laag naar hoog, eerste noot is de losse snaar, tweede is de eerste noot van de eerste positie, er valt dus telkens een halve noot vantussen): do / re – mi b – mi – fa; sol / la – si b – si – do; re / mi – fa – fa # – sol; la / si – do – do # – re. Net iets meer dan twee octaven.
Telkens ik oefen zeg ik de noten luidop erbij, en bekijk ik waar ze zich op de notenbalk bevinden. Zo’n fasleutel (of bassleutel) is niet meteen veel moeilijker dan een solsleutel (ofte vioolsleutel); de noten lijken gewoon twee posities lager te liggen op de notenbalk. De eerste vier maten op de tweede balk van die partituur (waar 3a onder staat), zijn la – si b – si b – la. Op de solsleutel liggen die twee stappen hoger; als het een solsleutel zou zijn, zouden de noten een fa en een sol zijn (sol b om precies te zijn).
Vorige week mocht ik die vier balken enkel pizzicato spelen, sinds vandaag mag ik ze aan het einde van mijn pizzicato-oefening ook al eens strijken. “Vergeet niet, Bruno,” gaf Thomas mij nog mee, “de rechterhand moet ontspannen blijven, de linkerhand mag iets harder indrukken, maar mag niet knellen natuurlijk.” (Thomas heeft een nadrukkelijke Duitse tongval, dus het klinkt zoiets als “die rechterhand moest ontschpannen bleiben.”)
En al beweert Thomas dat het goed vooruit gaat, het is lang niet evident. De houding van strijkstok en schouder zijn goed, maar aan mijn legato ga ik nog moeten werken (plots gaat dat er zijn, zegt hij –bij de sax was dat ook zo). Ook de spreiding van de vingers is iets wat tijd zal vragen; mijn ringvinger heeft de neiging mijn middenvinger op te zoeken. Ik zal daar maar niets achter zoeken.