spring is in the air

Ach, de liefde: de lente is in ’t land en de hartstocht laait weer hoog op. Een andere verklaring heb ik niet voor de prille twintiger die zich zuchtend naast mij kwam zetten op de trein, vanochtend.

Met trage uitgestelde halen trok hij zijn jas van zich af, verfrommelde die op het bagagerek, om vervolgens langs mij uit het raam naar buiten te zitten staren. De ogen iets vochtig, zijn ademhaling één lange zucht, en met een boek dat hij met tegenzin uit zijn tas haalde om het de ganse rit ongeopend op het tafeltje voor zich te leggen.

De witte dopjes van de iPod had hij al in voor hij bij mij kwam zitten, de muziek stond loeiend hard. Zo hard dat ze mijn eigen muziek overstemde, waardoor ik het na vijf minuten dan toch maar heb opgegeven verder te luisteren naar de Sitkovetsky transcripties voor viool van de Goldberg Variations. Gedurende het half uur van Sint-Pieters naar Zuid speelde hij bovendien telkens hetzelfde liedje af, dat ik vaag meende te herkennen, maar welkeen herinneringen ik niet ga bezoedelen door de titel hier neer te pennen.

Aangekomen in Zuid slofte hij beduusd achter zijn mede-forenzen de trein uit. Helemaal van de kaart, als van het Lam Gods geslagen (zoals wij hier in Gent zeggen). Aaah! De Liefde!

fijn stof probleem van de baan

Via een aantal maatregelen is de Belgische regering erin geslaagd op drie dagen tijd het niveau van het fijn stof opnieuw onder controle te krijgen. Met een goed van tevoren aangekondigde campagne werden de Belgische automobilisten gedurende drie dagen verplicht zich op de Vlaamse wegen met een maximumsnelheid van 90 km/u te verplaatsen. Deze maatregel, die om 12 uur vandaag werd afgeblazen, kende vooral in Vlaanderen grote bijval, zo verklaarde Minister-President Yves Leterme niet zonder trots tijdens een persconferentie zonet.

Tijdens de periode waarin de maatregelen actief waren, werden duizenden automobilisten die zich moedwillig niet aan de snelheidsbeperking hielden, geflitst door een daartoe speciaal opgerichte politiecel. De nieuwe cel ‘Pecunia’ zal de boetes binnen de maand bij de overtreders innen, en de helft van het boetegeld zal worden overgemaakt aan de Bond Beter Leefmilieu als steun voor haar campagne om van de automobilisten intelligente wezens te maken.

In een reactie, die vandaag verschenen is in de krant De Morgen, licht Jan Turf, Beleidscoördinator Bond Beter Leefmilieu, de campagne toe. “Ik weet ook dat voor Vlaamse mannen de wagen soms de functie inneemt die de peniskoker heeft voor de Maori. Ook ik heb steeds zo’n koker bij”, geeft Turf deemoedig toe. “Maar als u mij aan 100 km/u voorbijrijdt, kan ik de uwe langer bewonderen dan aan 130 km/u.”

Het milieu in België is alvast gered, zo besluiten de verschillende groeperingen unaniem, en de bevolking kan opnieuw op beide oren slapen. De regering sluit evenwel niet uit dat de maatregelen zullen herhaald worden tijdens de zomerperiode. “De zomerperiode is traditioneel een kalmere periode in ons land”, zo deelde een woordvoerder van het kabinet van milieuminister Peeters mee. “We denken er dan ook sterk aan van augustus een autoloze maand te maken, indien zou blijken dat het fijn stof alsnog opnieuw zou pieken in de zomer.”

rustig

Het ziet er allemaal heel kalm uit, in Brussel. Volgens een collega heeft het te maken met een of andere Internationale Top die vandaag in onze hoofdstad plaatsvindt, maar ik vind het maar moeilijk te geloven dat daardoor alle activiteit op de werkplaats tot een minimum is herleid.

Het beruchte vrijdagontbijt op het negende gaat ook al niet door, gezien collega C. voor twee weken naar een vriendin in China is getrokken (oh it so much easier when you have somebody to guide you around), en het haar beurt was om deze week te ontbijtkoeken te halen. Collega Martini is ook nog niet present. “I’m sure he will be here any second”, hield zijn directe chef mij voor. Maar ik heb zo een vermoeden dat ze mij allemaal in slaap willen wiegen.

publiek geheim (ii)

Het is een grote stap, met veel gevolgen en repercussies, maar dit was geen ondoordachte beslissing. De katalysator was het probleem rond het jaarlijks verlof. Elke drie jaar wordt er een grootschalig internationaal congres door Het Werk georganiseerd, waar tot nog toe niemand werd verplicht aan deel te nemen. De congresperiode werd constitutioneel vastgelegd in bijna exact dezelfde periode als de Gentse Feesten en Blue Note Records Festival. Een periode die voor mij non negotiable is. (Net zoals het filmfestival overigens.)

Het verlof werd geweigerd. Toen ik argumenteerde dat ik in die periode thuis moest zijn door familiale omstandigheden (vakantieregelingen van de madam en de (schoon)ouders –niet eens half gelogen), werd daar nogal laagdunkend over gedaan. En eigenlijk was dat de druppel die de emmer deed overlopen.

Want familiale omstandigheden, zo hield men mij voor, zijn taken voor de vrouw, die zich maar beter schikte naar de werkomstandigheden van de man. Dat mijn madam arts is, doctor zelfs, met een carrière die vele keren prioriteit had over de mijne, kon men niet geloven. En dat ik het daarmee eens was, nog minder.

Niet alleen was dat standpunt voor mij vanzelfsprekend geheel onaanvaardbaar, het stond nog eens diametraal tegenover de –al even constitutioneel vastgelegde– principes van Het Werk. Een omzetting van een tijdelijk naar een vast contract –wat verdoken werd aangeboden in ruil voor deelname aan het congres– interesseert mij dan ook geheel niet meer.

Zegt de madam de laatste tijd meer en meer: “ge zult nog zien, ze willen u helemaal niet weg.” En ik moet haar meer en meer gelijk geven. Het onderwerp wordt angstvallig vermeden, naar de verlofperiode wordt niet meer gevraagd. Het gerucht gonst dat er wordt verwacht dat ik gewoon mijn verlof opneem, daarna verder kom werken, en dat mijn contract op 1 september automatisch wordt verlengd.

Tegen het einde van maart dien ik de aanvraag voor mijn verlofperiode in. Ik geloof dat ik –als ik alle verlofdagen opneem– in juli en augustus gecombineerd nog een week of twee-drie moet werken. Hopelijk wordt het een schone zomer.

Tally

Tally komt ons helpen op het werk voor het nakende congres. Niet dat ze hier, in onze kantoren komt werken maar het bedrijf dat haar in dienst heeft zal ervoor zorgen dat de registratieprocedures zowel voor ons als voor onze leden zou eenvoudig mogelijk zal verlopen. Eigenlijk hebben we al zo’n –zelfgemaakt– systeem, maar wat zij voorstelde, leek daar niet alleen zonder enige moeite in te passen, maar meteen ook komaf te maken met de vele problemen die zich ondertussen reeds hadden voorgedaan.

Toen ik haar de eerste keer aan de telefoon hoorde, had ik haar naam begrepen als Sally, maar toen ze zichzelf daarnet introduceerde, bemerkte ik mijn vergissing. “Tally is Hebreeuws”, legde ze uit, en in duidelijk Brussels accent voegde ze er blozend aan toe dat haar naam hemelse dauw betekent.

Ze woont twee straten verder, in het appartementsblok waar ook onze Grote Baas huist. Met zicht op straat (boeiend!) en de binnenkant van het plein omringd door de (lage) appartementsgebouwen. Iedereen heeft er een terras, maar bij haar is het meer een balkon waar met wat goede wil nog net twee stoelen op passen. Dat was minder duur, want hoewel ze Key Account Executive is, betekende dat helemaal niet dat het geld reeds bij bakken op haar rekening kwam.

Twee maanden geleden had ze overigens een huis gekocht. Een werkmanswoning ergens in het verre Vilvoorde, die er nu nog als een ruïne uitzag, maar waar ze elk vrij moment in doorbracht. Ze restaureerde het zonder veel hulp, al probeerde haar vader ondanks zijn rugprobleem regelmatig een handje toe te steken. Ze vond het niet erg. “Het is iets wat ik zelf wil doen,” benadrukte ze, “het lijkt me fantastisch te kunnen zeggen dat je je eigen huis hebt gebouwd.”

Toen het topic op fotografie kwam –we wachtten op een collega die voor een prangend probleem was weggeroepen– werd ze dolenthousiast. “Ik heb lang gedacht om een donkere kamer te installeren,” zei ze, “maar ik werk voornamelijk digitaal.” Ze deed vooral landschapsfotografie in de Brusselse regio, en binnenkort stelde ze haar foto’s tentoon. “De eerste keer,” bloosde ze opnieuw, “en ik ben verschrikkelijk nerveus.”

Het werd snel weer formeel toen mijn collega opnieuw binnenkwam, en de business cards werden rondgedeeld. Ze had voor mij haastig haar GSMnr op de achterkant van haar kaartje gekrabbeld en er in grote letters “FOTO!” bijgeschreven. Daarmee moest ik het doen, want gedurende de rest van de vergadering keek ze me niet meer aan, en ook achteraf wandelde ze haastig met mijn collega mee naar de lift. “Ik heb binnen een halfuurtje een andere afspraak,” legde ze hem uit, “en ik moet nog half Brussel door.”

vervloekt

“Mais putain de bordel de merde.”

Zelden een vrouw zo krachtig en gemeend weten vloeken als mijn Collega E. daarjuist. Ze mag dan nog van hispanische origine zijn –en dus bij tijden heet getemperd– meestal blijft ze kalm en rustig. Niet zolang geleden (nu ja: zeven maanden) is ze bevallen van een tweeling, en sinds begin dit jaar is ze uit zwangerschap teruggekomen. Veel slapen doet ze niet, tegenwoordig, gezien altijd wel een van beide kinderen aandacht nodig heeft. Ook ’s nachts.

“Don’t they know anything?” kwam er nog even wanhopig als verbouwereerd uit. “I spend half a day explaining them how it works, and still they get it wrong.”

Ze gaat verder in een Spaans dat ik niet begrijp en dus ook niet kan optekenen, maar ik vrees dat het alleen maar van kwaad naar erger gaat. Aan het einde van een lange tirade tegen een e-mail op haar computerscherm veert ze recht, plukt haar jas van de kapstok, en loopt de kamer uit.

Een kwartiertje later is ze terug. Natgeregend, maar een en al glimlach, haar armen beladen met fruit en thee en chocolade. Ik lach begrijpend terug, en we keuvelen een beetje over de kinderen, fruit en thee en chocolade –die ze me aanbiedt, maar die ik beleefd afsla. “Anders is er geen stoppen aan”, vertrouw ik haar toe.

Ze glimlacht nog meer, wist haar e-mail, en herbegint.

publiek geheim (i)

Eigenlijk ben ik hier al weg.

Bij momenten vraag ik mij zelfs af of ik hier wel echt ben geweest. Behalve fysiek aanwezig dan. Laten we het erop houden dat het niet mijn ding is, om elke dag opnieuw achter een bureau plaats te nemen, tijd te verdoen, en op het einde van de maand een som geld op mijn rekening gepresenteerd te krijgen. Bovendien was er sprake van enige discrepantie tussen de ideologie van de organisatie en de manier waarop die intern in de praktijk werd gebracht. En daar kon ik mij niet langer in vinden.

Voeg daaraan toe dat mijn nevenactiviteiten hoe langer hoe meer van mijn tijd in beslag nemen. Bij momenten loop ik er meer bij als een zombie dan een echte levende, en het voortdurend onbeschikbaar zijn voor het gezin is ook geen pretje. De madam bouwt tot haar tevredenheid een mooie carrière uit met een job die ze verschrikkelijk graag doet, en toch is ze meer aanwezig dan ikzelf.

Want to all intents and purposes beschik ik momenteel over twee jobs. Voor één daarvan word ik betaald, maar die voer ik uit zonder ziel; en in de andere zit al mijn geestdrift en energie, maar die is onbezoldigd. Een tijd lang heb ik geprobeerd de ene werkgever als sponsor voor de andere te beschouwen, maar toch bleef het op een aantal fronten knagen. Om niet te zeggen dat ik het van mijzelf niet correct vond.

Dus wordt mijn contract niet vernieuwd. Het was een contract van bepaalde duur, dat na de beëindiging in augustus mogelijks zou worden omgezet naar een contract van onbepaalde duur. Die kans is door omstandigheden echter klein geworden, en ik ben ondertussen niet langer vragende partij. Of er zou iets fundamenteels moeten veranderen.

(wordt vervolgd)

zondag

Volgens mijn kousen is het vandaag zondag –wees gerust, ik heb ze al verteld dat het niet klopt. Maar ze zijn verschrikkelijk koppig, en ik heb zo het gevoel dat ik nog de ganse dag hun gezaag zal mogen aanhoren. Een geluk dat ik geen matching underwear heb –ik heb dat nochtans altijd heel schattig gevonden, gedagmerkte slipjes (voor vrouwen dan wel)– of ik besteedde een groot deel van mijn ochtenden aan het coördineren van mijn onderkledij. (Zaterdag wil niet bij vrijdag, en dinsdag vindt donderdag toch zo arrogant, fluisterde ze me toe.)

“Ge kunt dat toch evengoed van de avond tevoren klaar leggen”, hoor ik mijn madam al aankomen. Logica is dan ook des vrouwen vreemd. Of was dat omgekeerd? ’s Avonds heb ik immers geen tijd voor die pietluttigheden, en daarbij ziet niemand mijn ondergoed. Als het maar goed zit, zeg ik dan. En dagvers. Want ge weet nooit of ge het toch niet eens moet tonen.

wiegelied

“Excuseer, is deze plaats nog vrij?”

Hoewel ik een duidelijk lege plaats naast mij had –jas en tas op het bagagerek gestapeld– en met de dopjes van mijn iPod in de oren zat, bleef de mevrouw op net de goede afstand van mijn zitje staan. Ik schrok voorwaar. Normaal gezien komt de gegadigde net niet tegen mijn benen schurken, om mij verder stilzwijgend aan te staren in de hoop dat ik plaats zou maken. Al vangt u bij mij bot met dergelijke houding.

Niet deze mevrouw. Ze glimlachte vriendelijk, en het koste dan ook geen enkele moeite om de glimlach te retourneren. Ik stond op om haar de toegang tot de vrije plaats te vergemakkelijken.

“Jawel hoor. Gaat u alstublieft zitten.”

Net op tijd overigens, want ze had maar net plaats genomen, of het gangpad in de trein naar Maastricht slibde dicht. Rechts van mij ondernam een wat oudere mevrouw wanhopige pogingen om de afgesloten deur naar de treinbestuurder te openen.

“Ik vrees dat u helemaal aan het begin van de trein zit, mevrouw,” probeerde ik, “en dat u hier niet verder kunt.”

Maar dat hielp niet veel. Ze bleef halsstarrig aan de deur frutselen, en noch ikzelf, noch onze medepassagiers konden haar van haar intentie afbrengen. Enkel toen de conducteur eventjes de deur van de andere kant opende om te zien wat er aan de hand was, haar diets maakte wat wij al tien minuten probeerden, en vervolgens de deur weer dichtschoof, staakte ze haar pogingen.

Nu de rust in de wagon herwonnen was, zette de vrouw haar tassen neer op het gangpad, keek even naar het meisje dat op de grond aan mijn voeten lag, en vouwde de metro open. (Goed, het meisje lag niet echt aan mijn voeten, maar had –net als het gros van de andere gangpadbewoners– ervoor geopteerd op de vloer te gaan zitten. Ik moet er toch maar eens op letten deftiger geschoeid aan de werkdag te beginnen.)

De metro werkte duidelijk inspirerend, want de vrouw kon geen artikel ver zijn, toen ze zachtjes begon te wiegen. Eerst bleef het nog bij een subtiel heen en weer geschommel dat men kon houden voor het opvangen van het ritme van de trein, maar naarmate ze in haar krant vorderde werd het steeds nadrukkelijker. Ook het meisje aan mijn voeten keek op én de mevrouw naast mij én de mevrouw aan de andere kant van het gangpad. Bij het wiegen hoorde bovendien nog een hymne, waarvan de tekst ontleend was aan de krant, zo hadden wij snel door. Maar daar was de vrouw zich niet van bewust.

Even nog dacht ik dat ze als een mystica het hogere genot ambieerde, tot ik haar in Brussel Zuid wel bijzonder prozaïsch waggelend naar de uitgang zag begeven. Maar er moet toch iets aan de hand geweest zijn, want toen de treindeuren zich sloten stond ze nog steeds in de trein. Met haar metro in de hand heeft ze zichzelf dan verder gewiegd tot in Centraal, waar ze willens nillens met de massa mee de trein heeft verlaten.

badge printer

Vanochtend trokken we er even op uit, collega E. en ikzelf. Niet té ver om allerlei toestemmingen te noodzaken, maar ver genoeg van de werkplaats vandaan om ons heel even onbezorgd vrij te voelen. Twee metrolijnen brachten ons van Rogier naar de Heizel voor EMIF & CM2. Wij waren op zoek naar badge printers.

Hal 1 van de Heizel was afgeladen vol exposanten, voorzien van meer eten en drinken dan men op de Voedselbeurs pleegt aan te treffen, en vol glimmende hostessen van de duurdere klasse getooid in strakke maar uiterst vrouwelijke kledij. Zelfs de kortste aarzeling voor één zo’n stand zette een ganse machine in beweging.

“Do you like the Kempinski, Sir?”

Laat ik het spel even meespelen, dacht ik: “of course I do.”

“Have you settled on a destination yet, Sir?” vervolgde ze zonder knipperen.

Budapest leek me wel wat, en haar duidelijk ook. Ze haalde er meteen een collega bij, die me de ziel uit het lijf vroeg. “I’m Judit,” sprak ze, terwijl ze me haar kaartje overhandigde, “and this is my colleague Maria, who actually lives in Budapest.”

Maria was –net zoals Judit zelf overigens– hooguit eind de twintig, en beiden waren in een recent verleden zonder enige twijfel topmodel geweest. Scènes uit Oosteuropese softporno dwongen zich aan mijn netvlies op. Judit boog zich wat dichter om mij toe te fluisteren “Maria has some exclusive incentives for you, Sir.” *slik*

Racen met Trabantjes behoorde tot de standaard mogelijkheden, maar evenzeer een toertje met een echte tank op een verlaten Russische militaire basis. “This is somewhat more expensive of course, Sir, since an army tank needs an enormous amount of fuel.” Maar natuurlijk, the sky is the limit. En dan nog, ik was ervan overtuigd dat beide jonkvrouwen ook daar hun voorstel reeds klaar hadden.

Net toen de James Bond in mij op punt stond helemaal te ontwaken, trok collega E. me bij de mouw. “Niet vergeten waarvoor we eigenlijk gekomen waren”, bezwoer hij me met beide armen vol brochures. “Don’t forget to e-mail us”, bloosde Judit me op haar beurt nog achterna, toen ik geen andere keuze had dan tammetjes de achtervolging van collega E. in te zetten.

Twee uur later hadden we alle stands afgelopen en alle voorstellen afgeslaan. Badge printers zaten er evenwel niet bij.