nog ziek

De madam heeft het mij goed doorgegeven, vrees ik (ze steekt het gewoontegetrouw op de zoon natuurlijk, die arme jongen). Terwijl zij weer vrolijk en gezwind (lees: totaal afgemat maar dat stijfkoppig negerend tot ze wéér stuikt) aan het werk blijft, lig ik thuis zelfverklaard te zieltogen. Geef toe, ik heb er een passende dag voor uitgekozen, met die alles omringende storm.

Alles heb ik al geprobeerd ondertussen, van citroensap met warm water, citroensap met hete thee, tot Henri’s favoriete warme melk met chocoladesnippers en honing –tot ik mij bij de eerst teug herinnerde dat ik helemaal geen honing lust. Nog geen wasabi nee (u weet wie u bent).

Vanavond staat Eugene Chadbourne op het programma (die donderdag nog eens terugkomt met The Germans, maar dan ben ik thuis). Het begint maar om 22u, dus tegen dan zal ik wel al uit mijn bed geraakt zijn, hoop ik. Als avondmaal bak ik wel een ei voor de kroost, en dan ga ik morgen wel bij de slager langs en om groenten.

(Ik heb hoofdpijn ook, en vaak is dat de voorbode van een uitstekend concert. En voor 4 euro kunt ge niet bekocht worden.)

dagje brussel

Wij waren terug thuis, ergens rond 14u30 of zo, deze keer.

Ze gaan ons niet liggen hebben, dachten wij vanochtend, toen we onze treintickets kochten. We gaan gewoon voor eerste klasse. Groot was onze verbazing toen het perron nogal… leeg bleek toen we bovenaan de trappen bij spoor acht stonden. Twee minuten hebben we er gestaan, en toen dook Huug opnieuw op, en opnieuw hebben we onze reis gescheiden (van Huug dan) moeten verder zetten. Dju toch.

“Wij zijn wel met twee”, beet de man in eerste klasse mij toe, toen ik in de zetel tegenover hem plaats nam. Ik keek hem verbaasd aan: er waren immers vier zetels vrij.

“Dat treft,” haalde ik mijn beste glimlach boven, “wij ook.”

Rond half tien had ik Tessa tot bij de ambassade gebracht, en trok ik terug richting centrum. De Zavel had ik wel al gehad, en ik slenterde de Prinsengalerij binnen. Librairie Tropismes is maandag in de voormiddag gesloten, maar ik herinnerde mij Brüsel, van die keer dat ik er in de buurt een tentoonstelling van Hans ging bezoeken. Dat was ergens in de buurt van de Beurs, en dat kon toch niet zo ver zijn. Ik ben helemaal niet vertrouwd met Brussel, moet u weten. De Beurs ligt dichter bij waar ik mij bevond, dan het Centraal Station waar ik net vandaan kwam.

“Op een dag stond ik op,” had de man vanochtend tegen die andere man naast hem verteld, “en alles was weg. De helft van mijn appartement was leeg, alles had ze meegenomen. En dan kunt ge wil zeggen: ‘ander en beter’, maar we waren 34 jaar samen, ik ben 52, en dat gebeurt gewoon niet meer. Maar ik mag wel elke dag alleen gaan slapen en alleen opstaan, en elk ontbijt alleen over hetzelfde troebele brouwsel dat voor koffie moet doorgaan met mijn gazet hangen.”

Brüsel opent echter pas om 10u30, maar bijna vlak daarnaast ligt El Metteko, waar er een overvloed aan plaats is, en niemand op je vingers zitten te kijken (toch niet op dat uur). Een koffie en veertig bladzijden verder was Brüsel geopend, en ik vrees dat ik de Gentse middenstand even ontrouw ben geweest.

Ondertussen was het kwart na elf geworden, en hey: Tessa zal wel stilletjes aan haar visum hebben zeker? Snel terug naar het station, maar een koffie en een cola light later, hadden mij nog niet dichter bij Tessa gebracht. Bellen was geen optie, in de ambassade moet de GSM af. Stel u voor dat ge… dat ge… erm, ja, stel u voor dat ge… Enfin, zeg eens, wat kunt ge eigenlijk verkeerd doen met een GSM in zo’n ambassade? Dik drie uur later zag ik mijn geliefde pas terug, zonder zichtbare letsels, maar nog steeds ziek, en een beetje lastig van het lange wachten.

“Weet ge wat, heb ik hem toen gezegd,” ging de man door, nog steeds tegen die andere man naast hem, “als het u niet aan staat, dan ontslaat ge mij maar hé.” Hij zuchtte diep. “Ik was ervan overtuigd dat hij dat nooit ging doen. Tsja, anders zegt ge zo geen dingen natuurlijk, en ik betekende toen veel voor dat bedrijf, mon ami“, knikte hij, zijn wijsvinger schuddend in de lucht geheven.

supervrouwen

Naast een onwaarschijnlijke hoeveelheid snot, hebben zich ook twee vrouwen in mijn hoofd genesteld. Enfin, drie, want die ene zal er ook nooit meer uit geraken (nog goed dat ik geen dochter heb).

Na de manga’s, ben ik op ontdekkingsreis getrokken bij de Amerikaanse Superheroes. Mijn eerste stop was Batman –ik ben een beetje ambigu benieuwd naar Holy Terror, Batman!, dat dit jaar zou verschijnen, en waarin Frank Miller alle propagandaregisters open trekt tegen Al-Qaeda. “It is bound to offend just about everybody“, zegt hij er zelf over. Ik ben een beetje geïnteresseerd geraakt in Batman sinds Arkham Asylum, geschreven door Grant Morrison en getekend door Dave McKean (begin jaren 90 was ik wreed into Dave McKean, mede door zijn samenwerking met Neil Gaiman).

Edoch, voor mij in Batman te verdiepen, bevind ik mij bij Catwoman en Batgirl. De laatste (in de Cassandra Cain versie) kent in de eerste episode (Silent Running) alvast minder diepgang; het is vooral Batman die met haar in zit. Catwoman daarentegen is een en al erm… diepgang. Bij Tim Sale is Catwoman nogal voluptueus (iets té naar mijn smaak); veel minder zo bij David Lopez. Al zijn de tekeningen wel intrigerender bij Sale.

Een groot verschil tussen beide episodes, want waar Catwoman zich bij Loeb en Sale nog in de bekende superhero omgeving bevinden, situeert het verhaal van Pfeifer en Lopez zich in de One Year Later periode. One Year Later speelt zich af een jaar na de Infinite Crisis, iets waar ik nog bitter weinig van afweet. Enkel dat hij volgt op de eerste crisis (Crisis on Infinite Earths), en dat er nog een volgt: Final Crisis. Oh, en wat er gebeurt is tussen die Infinite Crisis en dat One Year Later, wordt verteld in de serie 52 (zoals de 52 weken van een jaar). Bent u nog mee? Ik niet geheel in elk geval, maar ik ben er wel zeer nieuwsgierig naar.

In elk geval, die vrouwen zitten in mijn hoofd (ééntje zelfs in twee versies). Ik ga binnenkort nog eens bij Betty Boop langs(*), denk ik.

(*) Ja, dat kan allemaal ook via Amazon. Ik ga liever langs bij de Gentse middenstand. De Poort voor de Belgische en Franse strips; Popville voor de graphic novels, en Betty Boop voor manga’s en comics.

ziek

We zijn ziek. En het is allemaal de Amerikaanders hun schuld. (Ge begint nu al, Bruno, en ge zijt nog niet eens ter plaatse!) Ik steek het op die lange tijd dat ik in Brussel diende rond te dwalen, wachtende tot de ambassade haar ding had gedaan met mijn geliefde. Een situatie die zich in een uitputtingsslag heeft gemetamorfoseerd –ge kunt niet winnen van administratie– gezien ook de dokter aan de bedstee ligt gekluisterd. Ware het niet dat ze maandag terug bij de demon wordt verwacht, en dat zij daarvoor in het bezit moet zijn van haar fotografische beeltenis. Een lichtdrukmaal dat niet zomaar kan worden bijeengetoverd, en waarvoor zij reeds de ganse dag druk in de weer is. Graag had ik haar bijgestaan, maar de nood is bij mij niet zo dwingend en daarom kan ik veel gemakkelijker toegeven aan de zachte dwingelandij van mijn bed –en de digicorder. Ach kijk, daar zingt zij weer –ik hoor u later nog wel (of gij mij).

WoFo

WoFo

(Canon EOS 5D, EF 70-200mm f/2.8L IS USM@90mm, f/2.8, 1/60s, 1250 ASA)

WoFo ofte Michel Mast (sax), Mattias Laga (klarinet), Xavier Verhelst (bas), Walter Verschaeren (gitaar), en Tom De Wulf (drums), speelden dinsdag in Mineral Jazz. Hun cd The Complete Hamsessions is te koop voor 12 euro via de website (en gedeeltelijk voorbeluisterbaar). Doen!

Lees meer over het concert bij Het Project: Mineral Jazz (#4)

WoFo WoFo

Gent-Brussel-Gent

De dag begon met vers en zélfgebakken rozijnenbrood, versgemalen koffie, en vers geperste sinaasappelen. Alleen de melk kwam niet vers van de koe, maar ik neem aan dat u het sleutelwoord uit de eerste zin wel met enige verlekkering hebt opgemerkt. Het begin eindigde ermee dat we Henri aan de schoolpoort afzetten, en totdaar was er eigenlijk bitter weining verschil te merken met een andere doordeweekse dag. (Behalve dan dat het soort brood kan variëren, en dat we zelden sámen Henri naar school brengen.)

Daarna ging het richting Sint-Pietersstation, waar zelfs de ticketautomaten ons vriendelijk toelachten, we bijna op de trein richting Brugge-Oostende zaten (ik had Oostende-Brussel gelezen), en de eerstvolgende (8u38) richting Brussel aan ons lieten voorbijgaan, wegens te vol. Jammer, want op dat perron trof ik niet alleen Wouterge zoudt geld geven om hem nog eens te zien” T. aan, maar tevens ons aller Huugje. De volgende waren we dan wel verplicht om te nemen (8u58), als was het daar niet echt veel beter qua bevolkingsdichtheid.

Voor de Regentstraat moet je gewoon het Centraal Station uit, het Park van Brussel door, en nog één straatje verder. Aan het kruispunt aldaar, een weinig naar links, is de Amerikaanse ambassade gevestigd waar Tessa haar visum mocht aanvragen. Zo’n visum krijgt ge niet zomaar: ge moet eerst bellen naar de ambassade voor een afspraak (dat kost u 15 euro), een aantal formulieren invullen, vingerafdrukken laten maken, DNA-stalen afstaan, alsook de code van uw bankkaart. Enfin, die laatste drie dat klopt niet, maar die vingerafdrukken, die moet ge toch in de luchthaven geven, en Tessa moest met haar vingers over een doekje wrijven om er zeker van te zijn dat er geen springstofresidu te detecteren viel —I kid you not.

Zelf mocht ik niet binnen natuurlijk. “Alleen de persoon die een afspraak heeft, meneer”, werd mij vriendelijk maar beslist duidelijk gemaakt. “Als ik u een raad mag geven, meneer, zou ik ergens een paar koffies gaan drinken of zo, want de procedure kan toch gemakkelijk meer dan een uur duren”, wist de man mij nog te vertellen. Juist.

Amper had ik mij evenwel in Au grain de sable aan de Zavel neergevlijd, of daar belde mijn geliefde al, om mij van enigte problemen op de hoogte te brengen. Om een lang verhaal kort te maken, ze dient een andere foto mee te brengen, een recent rekeninguittreksel om onze solvabiliteit te bewijzen (“niet moeilijk met die f-cking zwakke dollar, losers“, had ik mij in Tessa’s plaats waarschijnlijk niet kunnen inhouden), en moet nog een ander formulier invullen ook –dat was men vergeten te vermelden aan de telefoon. Maandag mogen we terug. “Die foto mag niet digitaal zijn”, waarschuwde de juffrouw haar nog, en dan vraag ik mij in ’s hemelsnaam af hoe ze dat zullen nagaan. Niet digitaal, wil dat zeggen dat hij niet met een digitale camera mag gemaakt worden? Of dat hij niet digitaal mag geprint worden? En moeten we dan het negatiefje ter bewijs meebrengen?

Ach geen nood, ik wipte ondertussen bij Pierre Marcolini binnen –ik was toch op de Zavel– en kwam opnieuw buiten met confituur van wilde bosaardbeitjes, een tablet pure chocolade, gevanilleerde citronettes (i.p.v. orangettes), mandarijntjes gewikkeld in pure chocolade, en een pakje paaseitjes die 70 € per kilo kostten (wat neer komt op 20 frank voor een eitje zo groot als een halve duim).

Het nuttig aan het aangename paren heet dat –maar maandag staan we er terug. Verdomde nazi’s. Oeps.

BNRF Indoor: Stefano di Battista

Stefano di Battista & Baptiste Trotignon

(Canon EOS 5D, EF 70-200mm f/2.8L IS USM @148mm, f/2.8, 1/80s, 1250 ASA)

Stefano di Battista zette er zijn beste beentje voor zondag. Wat in dit geval letterlijk mag worden genomen, toen hij zijn linkerkuit gebruikte om de hoorn van zijn sax te dempen. Al kon ook de vloer daarvoor dienen…

Stefano di Battista & Baptiste Trotignon Stefano di Battista & Baptiste Trotignon

Baptiste Trotignon had ik nog niet aan het werk gezien, en dat was duidelijk een gat in mijn cultuur dat dringend moest worden gedicht (zoals ik op Het Project reeds schreef). De cd is besteld.

Stefano di Battista & Baptiste Trotignon

Voor het eerst heb ik ook foto’s op 1250 ASA gemaakt, tijdens het BNRF. Het resultaat valt behoorlijk mee, en ik ben nog steeds verschrikkelijk content van de Canon 5D voor concertfotografie.