“Dag varken!”, zei ik ten afscheid toen ik naar Opatuur vertrok vanavond.
“Papaaa! ik ben geen varken. Ik ben een wolf!”
“Dag Willy!”
“Grrr…”
—
Willy heeft neuze-neuze gedaan met een varken, gisteren op het schoolfeest. In een onverluchte toneelzaal waarin de temperatuur tot onbehaaglijke saunahitte was geklommen, mocht elke graad van de kleuter- en basisschool een toneeltje opvoeren. Bij de ene al wat langer dan bij de ander, en soms boeiender ook. Niet dat daarop werd gelet; tijdens zo’n evenementen zijn enkel de kinderen zelf van tel.
Het tweede studiejaar deed een stukje uit de musical van K3, de jongens wolfjes, de meisjes biggetjes. Willy stond vooraan. Hij had ’s ochtends zijn pasjes nog een paar keer geoefend, telkens als ik mijn rug naar hem gekeerd had. Ik mocht er nog niks van zien, maar mijn locale fotoboer wel, zo merkte ik aan de grijns op zijn gezicht toen we beiden over mijn nabestelde foto’s stonden gebogen.
Willy stond vooraan. Tot het ene biggetje aan het andere vroeg: “Juffrouw Knorrie, wil je ’t aanmaken met wolf Willy?” En toen daar bevestigend op werd geantwoord, stapte wolf Willy uit de rij om met juffrouw Knorrie neuze-neuze te doen.
“Hé Willy,” plaagde ik hem achteraf, “is dat uw echte vriendinnetje?”
“Papaaa!” bloosde hij, “doe dat toch niet.”
“Kalverliefde op de boerderij dus”, daagde ik hem verder uit.
“Ja-ah,” keek hij me serieus aan, “waar anders?!”