Het ventje liep een paar passen voor zijn vader uit. Enthousiast zoals alleen vijfjarige kinderen dat nog kunnen zijn tijdens de wekelijkse boodschappen. De vader daarentegen, had het ongeluk dat hij pas nu in het grootwarenhuis was geraakt. Het was ondertussen ruim laat op de namiddag, en de winkel was dik bezaaid met gestresseerde mensen, die allemaal te elfder ure hun boodschappen voor de komende 7 dagen dienden in te doen. Druk, druk, druk.
In al de verwarring werd de jongen ingesloten tussen twee winkelkarretjes en een druk gesticulerend koppel. “Nee ik wil niet opnieuw een diepvriesmaaltijd,” brulde zij nog. Normaal gezien zorgt zulks voor voldoende spectakel om een op zijn minst een drie- viertal hoofden te laten keren, maar niet nu. Nu was het druk, nu was iedereen gehaast, en nú diende men boodschappen te doen. Geen afleiding te baat.
“Papá! Papáaaaa! Kijk, die koekjes. Toe krijg ik die koekjes?!” probeerde de jongen de aandacht te trekken.
Tevergeefs, want papa was druk doende de voordelen van een grof dan wel een artisanaal dan wel een prokorn (en wat the f— is nu het verschil met een waldkorn) brood te onderzoeken. Helaas allemaal theoretisch, want hoewel je natuurlijk een en ander tactiel dan we visueel kan afleiden, is het niet aan te raden het onderzoek veel verder door te drijven. Het beduimelen van de broden wordt misschien nog oogluikend toegestaan, maar een daadwerkelijke sampling kan echt niet meer door de beugel.
-Lucas, jongen toch, let een beetje op.
Papa had de precaire situatie, waarin de jongen was verzeild geraakt, in de gaten gekregen. Net op dat moment kwam evenwel een vijftiger (-leven begint op…-), met stevige tred een amper gevulde kar voor zich uitduwend, op de kluwen van mens en staal afgestapt. En hoewel er links een vrije doorgang was, stond de vastberadenheid, waarmee hij zijn weg in rechte lijn zou verderzetten, op zijn gezicht af te lezen. Een goed gemikte tik met de kar tegen de billen van de dieprvriesmaaltijdloze juffrouw, even tegen een andere kar, en de man dacht zichzelf een vrije doorgang te hebben bezorgd. Of toch bijna, want in zijn virtuele gangpad stond enkel nog Lucas, opkijkend naar zijn vader, met in elke hand een ander soort koek. De vijftiger wist van geen wijken, en Lucas, veel te druk met zijn waren aan zijn vader aan te prijzen, had hem van geen kanten zien aankomen.
Een botsing was op dat moment onvermijdelijk geworden. De kar raakte Lucas net tegen de onderlip, en de jongen tuimelde wel een meter achteruit. De vijftiger had er zo de vaart in dat hij hem daarna nog bijna overreed. Net niet, gelukkig, maar hij had in elk geval geen tijd om naar zijn slachtoffer om te kijken, want zonder ook maar een tel uit zijn ritme te worden verstrooid, begaf hij zich in de richting van groenten en fruit.
Dat was echter buiten Lucas’ vader gerekend. De man liet de broden, die hij vooreven nog met de grondigheid van een arts-in-opleiding zat te palperen, in andermans kar vallen, en stormde op de vijftiger af. In één en dezelfde beweging tikte hij de man op zijn schouder, trok zijn rechterarm naar achter, en haalde uit, net op het moment dat de vijftiger zich naar hem omdraaide. Met een kracht, die hij van zichzelf niet had verwacht, raakte hij daarbij de man in het volle gezicht, waardoor deze laatste niet één, maar wel twéé meter verder in de rayon terecht kwam, en enkel in zijn traject werd gestopt door een display voor yoghurt.
De tijd stond stil.
Met ontzetting staarde de man eerst naar zijn hand, dan beurtelings naar zijn zoontje en de vijftiger die een paar stappen verder tegen het display lag aangeleund. Maar nog voor één van beide mannen verdere actie kon ondernemen, werd de ruimte tussen hen beiden ingenomen door de groep die zonet nog het gangpad had belegerd, en de vijftiger –zo zou hij nadien de toestand van zijn gezicht aan zijn vrouw verklaren– tot zijn waanzinnige actie hadden genoopt. Lucas’ bloedlip werd door de diepvriesdame vakkundig met een zakdoekje gestelpt, en door het effciënte optreden bleven de twee partijen van elkaar gescheiden. De vijftiger, nog steeds meer geïnteresseerd in zijn tempo dan iets anders, vluchtte naar zijn groenten, en Lucas zag ik even later met zijn vader bij de kassa. Met beide soorten koeken én het prokorn brood.
Hm. Supermarktaggressie.
Tijdens mijn drie jaar durende woonexperiment in een nogal truttige buurt van Antwerpen ben ik zelf meerdere keren hardhandig geramd in supermarkten, altijd door oudere autochtonen. En dat terwijl ik zelf, op vriendelijk verzoek, met veel plezier voor om het even wie plaats zou maken.
Niet vragen, maar rammen. Gelukkig ben ik het in Rotterdam nog niet tegengekomen, hier spreken mensen elkaar nog aan en kan er nog een lachje af.
Slechts