Verantwoordelijkheidszin of regelneverij

Met een groeiende mengeling van bewondering en verbazing las ik zaterdag bij mijn ontbijt het artikel Als nagenoeg niets meer mag (DM zaterdag 21 maart), met als ondertitel We kunnen niet op elke straathoek een agent zetten. Maar wel een GAS-ambtenaar. GAS, dat staat voor Gemeentelijk Administratief Sanctierecht, een wet die steden en gemeenten in de mogelijkheid stelde om zelf op te treden bij overlast, en het dan ook sneller te kunnen bestraffen –de rechtbanken hebben hun handen vol met het zwaardere werk. Ondertussen heeft –volgens dat artikel– reeds zo’n 70% van de Vlaamse steden en gemeenten een eigen GAS-reglement. Het artikel benadrukt verder nogal de kleine kantjes van de wetgeving, waarbij alle aspecten van de clichétypering van de ambtenaar als muggenziftende pennenlikker die zich aan de letter van de wet houdt, in het lang en het breed wordt opgevoerd. Ik dacht even dat ik de Humo in handen had, maar nee, het bleek wel degelijk De Morgen.

Op zijn best zijn wetten zoals etiqetteregeltjes: totaal overbodig. Helaas kunnen we er tegenwoordig niet langer zomaar van uit gaan dat de wetten, laat staan de regels van de beleefdheid, spontaan worden nageleefd. In de rechtenmaatschappij van Vlaanderen denkt men in eerste instantie aan zichzelf, en als het écht, écht, écht moet –en dan nog enkel geholpen door een sanctie– wil men overwegen zich aan de regels van de maatschappij te houden. Wie het waagt tegen die tendens in te gaan is op zijn best conservatief, maar krijgt nog veel gemakkelijker het etiket verzuurd opgeprikt.

Het is gemakkelijk om de verantwoordelijkheid bij de overheid te leggen natuurlijk. Pispaal als het verkeerd gaat (“dat kind is overreden aan de schoolpoort, en wat doet de politie?”), despoot als de overheid probeert de wet te laten naleven (“geflitst, en ik reed maar 60 hé waar ik 50 mocht!”). Maar wat is er nodig om de mensen opnieuw wat verantwoordelijkheidszin bij te brengen?