Wegens fileproblemen en een aanhoudende koppijn heb ik dag drie gemist. Festivalminnend Vlaanderen verkeerde duidelijk in betere conditie, want voor het eerst in lange tijd was er een festivaldag op Jazz Middelheim volledig uitverkocht. Mijn collega-fotografen wisten me gisteren te vertellen dat men zelfs mensen de toegang tot het domein heeft moeten weigeren.
Gisteren begon en eindigde met een verassing. Nils Wogram’s Root 70 feat. Simon Nabatov: een hele mondvol voor de groep van deze Duitse trombonist. Het begon verbazingwekkend kalm en rustig, en vreesde even voor een herhaling van Le Monde de Kôta, twee dagen voordien. Edoch, niets daarvan. Een paar minuten ver in de set barstte de groep plots volledig open. Er kwam zonder twijfel de nodige improvisatie bij kijken, evenwel zonder de structuur van de composities uit het oog te verliezen. Zeer boeiend.
De tweede verrassing kwam van de Matthew Herbert Big Band die de avond mochten afsluiten. Herbert, zo werd ons verteld, haalt de composities voor Big Band geheel uit elkaar, om ze vervolgens, met behulp van de computer, opnieuw in elkaar te puzzelen. Wie vermoedt dat daar voornamelijk een heleboel droog geëxperimenteer met elektronica en samplers achter schuilgaat heeft het mis. Matthew Herbert blijkt zijn muziek ten zeerste te kunnen relativeren en brengt zijn composities met een behoorlijke dosis humor. Bovendien staat hij daar niet alleen, op dat ruime podium, omringd door de vele bakjes en gadgets die hij voor zijn uitvoering gebruikt, maar wordt hij vergezeld door een heuse big band. Die band werd gedirigeerd door Pete Wraight, compleet in rokkostuum, en omringd door een goedlagse en zeer bereidwillige groep muzikanten, die er zichtbaar plezier in hadden. Perfect als afsluiter.
Daartussen zaten nog twee kleppers van formaat. Het Eric Legnini Trio is ondertussen geen onbekende meer (Dré Pallemaerts verving gisteren Franck Aghulon aan de drums). “Ik herinner mij nog het gezellige 16, 17-jarige dikkerdje dat door zijn ouders werd voorgesteld als een grote belofte”, vertrouwde iemand mij gisteren toe. “En zie waar hij nu geraakt is”, voegde die persoon daar goedkeurend aan toe. Eric Legnini kan je qua stijl een beetje vergelijken met Michel Bisceglia: rustige en beheerste jazz, die heel geschikt is ook als introductie.
En dan was er Dez Mona. Waar men mij eerder nog had verteld dat de Briskey Big Band voor velen een ware revelatie was geweest, hoop ik dat er minstens evenveel mensen een gelijkaardige ervaring hebben gehad bij het concert van Dez Mona gisteren. Gregory Frateur, de stem bij de groep, was enigszins verbaasd dat hij gevraagd was op een jazz festival, maar voegde daar meteen aan toe dat Dez Mona niet meteen in te delen valt in een bepaald genre. “Is het jazz? I don’t know. Is het rock? I don’t know. Is het pop? I. Don’t. Know.” En dat is ook van het allerminste belang. Frateur is in elk geval een diva, en in die zin staat hij met Dez Mona zeker op zijn plaats op Jazz Middelheim. Een diva die me overigens doet denken aan Al Pacino in The Devil’s Advocate.
Wat Dez Mona echter nodig heeft is een kleinere zaal, of op zijn minst minder licht. Frateur vroeg er ten andere zelf om, toen hij begon aan de afsluiter van de set, een cover van Sandy Dennys Who Knows Where the Time Goes (YouTube). Het publiek was zo te spreken over het optreden dat de groep na anderhalf uur spelen een staande ovatie kreeg. Na een korte aarzeling (ze speelden al over tijd, en het mocht normaal gezien waarschijnlijk niet van de organisatie, die zich tenslotte aan de vooropgestelde planning moest houden) werd er alsnog een bisnummer ingezet (Nina Simones How Long Must I Wonder). Grote Klasse!