“Weet ge ’t al?” De goedlachse buurman (nee, niet die dus) komt net thuis als ik met mijn schoonvader aan de voordeur sta te konkelfoezen. “Dinsdag hebben ze bij mij ingebroken.”
De onverlaat is ’s nachts bij mijn buurman binnengedrongen (terwijl die lag te slapen), is tot achteraan op de koer doorgegaan, en heeft daar de fiets van buurman meegenomen. Toen hij met zijn buit vertrok heeft hij de voordeur ook nog eens laten opstaan. Kwestie van de collega’s ook een kans te geven?
(Nog goed dat wij onze poort vergrendelen ’s nachts, dacht ik al gauw.)
De sympathieke buur langs de andere kant van mijn buurman, wist te vertellen dat hier nog wel eens fietsen die buiten blijven staan, worden meegenomen. Proper. Een eindje verder heeft er net iemand een nieuwe Vespa gekocht, die ook voor zijn deur staat. En daar hopelijk zal blijven staan. (Al heb ik hem gisteren en vandaag niet meer gezien. Laat ons hopen dat hij binnen staat voor de regen.)
Nee, ik heb niks gehoord. Hiervan (Bewoners Meersstraat ’s nachts geëvacueerd) overigens ook niet, en dat is ook al vlakbij.
Bah, inbrekers, toch een vervelend ras!
Heb ook helemaal niets gehoord van bom in Meersstraat en is nog dichter bij ons (ben al blij want kan mijn nachtrust goed gebruiken!)