Eindelijk heb ik Tirza uit. Wat een onding.
Zaterdag heb ik gelukkig Jamaicaanse Nachten ontdekt bij Limerick, het vervolg op het gesmaakte New Yorkse Nachten –waarvan ik me helaas niet verschrikkelijk veel meer herinner. Het is evenwel al uit van maart, maar stond verdoken bij de crime novels.
Oh, en meteen ook Michael Chabons nieuwste meegebracht, The Yiddish Policemen’s Union.
Gelijk Sara zegt: I can’t wait.
Wat was er zo onding aan Tirza? Ik was ondertussen al in de verlokking gekomen om dat ook eens aan te schaffen, veel prijzen gewonnen en al…
Tirza draait rond de pot. En eindigt met een air van “kijk eens heb ik nu niet het meest fantastische einde ooit geschreven? Daar hadt ge niet aan gedacht hé?” Terwijl een blinde het al in de mot had vanaf hij de blurb op de achterkant had gelezen. Het literair snobisme en pseudo-intellectualisme druipt eraf. Een verschrikkelijk onding. En dan ben ik nog positief in mijn bewoordingen.
Owla, dan zal ik maar van mijn voornemen afzien. ’t Is namelijk niet zo dat er geen andere deftige verlokkingen in boekvorm bestaan hé.
Allez, ik vond het een vreed wijs boek.