perspectief

Toen ik gisteren naar huis keerde, zat er –een plaats of drie van mij verwijderd– een juffrouw die met een dik Hollands accent in haar GSM zat te praten. Ik had mijn normale trein gemist, gezien één van mijn chefs er niets beters op had gevonden dan mij om 15u59 bij hem te ontbieden. Terwijl hij, net zoals mijn directe chef die daar ook aanwezig was, maar al te goed weet dat ik maandag, dinsdag en donderdag de trein van 16u14 moet halen. Op die dagen haal ik immers Henri op van school. Als ik op voorhand weet dat het later zal worden, kan ik de nodige schikkingen treffen om het werk ter wille te zijn –we moeten allemaal een beetje flexibel blijven– maar 15u59 is slechts bezwaarlijk ‘op voorhand’ te noemen.

Gelukkig beschikken we over een zeer degelijk sociaal vangnet, en kon ik met één telefoontje Tessa’s vader mobiliseren, die niet allen de zoon zou afhalen, maar meteen ook met hem naar de trompetles mocht vertrekken. En dat vond ik erg jammer. Niet dat Henri’s opa dat allemaal voor ons wil doen, maar wel dat ik nog maar eens een muziekles zou missen. Protesteren zou evenwel geen zoden aan de dijk brengen, zo heb ik al herhaaldelijke keren kunnen ondervinden. (Toen mijn ex-chef dat probeerde met een “I’m really sorry, but I’ve got to go, since I have to catch my train“, staarde diezelfde überchef waarbij ik nu was ontboden, hem even aan en vroeg droog “so what?” Mijn ex-chef heeft toen maar zonder verder protest een volgende trein of twee laten passeren.)

De juffrouw met het Hollandse accent werkte ondertussen danig op mijn zenuwen. Ik heb ooit eens gelezen dat we ons voornamelijk opwinden over dergelijke telefoonconversaties omdat we zelf niet kunnen horen wat er andere kant van de lijn wordt gezegd. Dat zou volgens datzelfde artikel meteen ook de verklaring zijn waarom ‘normale’ conversaties veel minder storen.

“Nou ja, u kunt dat natuurlijk ook aldus op zich nemen, maar ik denk dat als u even naar die documenten kijkt die ik bij u heb achtergelaten, dat wij dan stellig tot een vergelijk kunnen komen.”

Tot drie maal toe werd haar conversatie afgebroken wegens gebrekkige ontvangst. Maar telkens we opnieuw over voldoende bereik beschikten, zette ze haar conversatie weer verder alsof er niks was gebeurd. Niet alleen haar tongval, maar ook haar onderdanige toon wekte wrevel op (en niet alleen bij mij). Tegen alle verwachtingen in –afgaande op de rest van haar helft van de dialoog– bleek haar belrelatie niet louter professioneel te zijn.

“Ja natuurlijk mag u dat,” vertelde ze roodaanlopend, “natuurlijk mag u voor mij zo’n lingeriesetje meebrengen. Ja ik ben ook benieuwd hoe dat voelt.” Ondertussen zat de halve wagon haar aan te staren. “Natuurlijk mag u dat ook eens voelen”, voegde ze er nog half fluisterend aan toe voor ze een eindelijk toch zelf de verbinding verbrak.

Ongelofelijk, dacht ik al de hele tijd dat de juffrouw zichzelf en plein public in het stof zat te wentelen. Waar een mens al niet toe bereid is voor het werk. En dan herinnerde ik mij plots waarom ik op deze trein zat.