ziek

Henri is ziek. Zelf ben ik voorlopig nog niet ten prooi gevallen aan de virale of bacteriële epidemieën die hier op het werk de ronde doen. Negen man –jawel, dit keer in de geslachtelijke betekenis van het woord, de vrouwen blijken veel resistenter– hebben de strijd reeds opgegeven, hier ten arbeid, en het is niet geheel onmogelijk dat het aantal vandaag nog wordt vergroot. (Hopelijk raakt Fabien zijn bed niet uit. Genezing sluit ik uit.)

Maar Henri is dus ziek. Gisteren overdag werden temperaturen van net geen 40 graden opgetekend, en ’s avonds werd hij –in een deken gewikkeld– naast mij op de zetel gelegd alwaar uit de fleece een zwak “pas op, papa, een granaat” te horen viel, een halve seconde voor het ding in mijn gezicht ontplofte (Call of Duty 2).

Toen ik net in de keuken het eten verder afwerkte, slaakte hij een luide schreeuw gevolgd door wat mij omschreven werd als een “waterstraal maar dan met kots”, waarvan het fleece deken, de zetel, en een aanzienlijk deel van de woonkamer slachtoffer werden. Maar daarmee was het ergste gelukkig achter de rug. Met bibberende hand heeft hij nadien nog een glas water en een groot stuk broodpudding tot zich genomen, om uitgeput in slaap te vallen. (En twee-drie keer tot bij ons bed te komen ’s nachts.)

Vanochtend was hij opnieuw zijn vrolijke zelf, maar toen ik hem daarnet aan de telefoon hoorde, klonk hij opnieuw wat zwakker. Maar misschien was dat vooral omdat ik hem suggereerde toch nog maar even te wachten met televisie kijken.