Ze hadden mij een brief gestuurd. Een tweede. De eerste was aangetekend, opdat ik mij zeker zou komen aanbieden; de tweede was per gewone post verstuurd, en bevatte eigenlijk een minder aangename tijding dan de eerste, aangetekende. Dat ik mij komen aanbieden was –gehorig de eerste brief die een uitnodiging daartoe was– en dat ik mij had laten bijstaan voor een ondervraging.
Een gewone mededeling, behalve dan dat ik niet was gehoord. En al zeker niet dat ik zou zijn bijgestaan (daar was geen nood aan). Ik had mij wel degelijk aangediend, vertelde ik dan ook aan de vriendelijke juffrouw aan de telefoon, maar ik was niet gehoord. En dat die datum van 12/10 eigenlijk niet klopte, maar dat ik zulks niet erg vond in het licht van die andere onjuistheid.
De mevrouw vond die verkeerde datum wél erg, en die onjuistheid betreffende de verhoring ook. Ik zal u opnieuw uitnodigen, besloot ze terstond. U ontvangt daarover binnenkort een brief.
U tast net zozeer in het duister als ikzelve.
Zolang iemand het erg vindt en er iets aan doet, is er nog hoop voor de wereld.
ruwe gok: controle op beschikbaarheid?