Days Inn, Scottsdale, AZ
Categorie: bereisd
Island in the Sky
Aan de overkant van de straat waar Arches ligt (maar dan een paar tientallen mijlen dieper), liggen de Canyonlands. Tot voor kort was Arches mijn favoriete National Park –van die waar ik al geweest ben toch– maar de Canyonlands… wow. Het is goed vier keer zo groot als Arches (1.300 vs 300 vierkante km), en het is er dus mogelijk om er een ganse dag in rond te lopen zonder een andere levende ziel tegen te komen. Wij bezochten er dan nog maar een (heel) klein deel van, maar het park staat torenhoog op onze lijst van te herbezoeken plaatsen.
Canyonlands bestaat uit drie delen plus de twee rivieren die het park doorkruisen, Green River en de Colorado River. Wij bezochten een stuk van het Island in the Sky district, en lieten met spijt het Needles district en het enkel met 4WD bereikbare Maze links liggen. Wie er ooit in de buurt op uit trekt: vergeet de Grand Canyon en bezoek het ondergewaardeerde Canyonlands.
Wij begonnen vol goesting aan de Murphy Trail, goed voor een dikke 17 km wandelplezier. De 7,7 km op dit bord duiden enkel de afstand tot aan de White Rim Road aan, die weg moet nog eens drie kilometer afgestapt worden tot aan het terugkeerpunt, en vandaar is het opnieuw 7,7 km terug tot het vertrekpunt.
We vertrokken helemaal bovenaan het Island in the Sky plateau, waar we ongeveer dit zicht hadden (de foto hierboven heb ik gemaakt vanaf de Grand View Point Overlook, en toont een groot deel van wat we afgestapt hebben). Wat we toen nog niet wisten, was dat we helemaal tot aan dat subplateau zouden afdalen, en nadien nog tot aan de rand van het volgende plateau, dat gat links op de foto.
Dat ‘gat’, dat zag er vanop dat subplateau –8 kilometer verder– zo uit…
…en vervolgens zo, aan de rand van het ‘gat’ zelf.
Dan moesten we nog terugkeren, tot bovenop de berg daar aan de horizon, in het midden van bovenstaande foto.
Het was er ongeveer 40 graden; ik droeg een rugzak met vijf liter water erin, en Tessa en Henri hadden elk nog een fles van een liter bij zich. We hebben bijna alles opgedronken tijdens de tocht.
Bijna terug bij het vertrekpunt. Van hieruit dienden we nog een 300 meter te klimmen langs een steile bergwand, en vervolgens nog twee mijl terug naar de wagen te wandelen. Ik vind dit soort toestanden ongelooflijk wijs.
—
Grand View Point Overlook
—
Upheaval Dome Overlook Trail
—
Het zicht bovenop Whale Rock
—
Het zicht vanop de Green River Overlook
Arches: Devil’s Garden
De meest bekende trail in Arches mag dan wel die naar de Delicate Arch zijn, de langste ‘bewegwijzerde’ trail leidt de bezoeker rond in de Devil’s Garden. Wie gewoon het pad volgt, heeft minstens 7 mijl aan zijn been, wij namen er nog wat uitstapjes bij, en kwamen zo aan een dikke 10 mijl (of 16 kilometer). Drie jaar geleden hadden we om die reden de tocht nog links laten liggen.
Het begint nochtans allemaal heel braaf met een wandeling naar de Landscape Arch, met twee korte zijsprongen naar de Tunnel Arch (foto hierboven) en de Pine Tree Arch (foto hieronder).
Even voorbij de Landscape Arch wijzigt het brede verharde pad in een dun zandpad, en hernoemt het zich naar een primitive trail. Heel erg primitief zag het er nochtans niet uit, het werd wel wat steiler, en we dienden meteen ook wat rotsen te beklimmen. Henri was een beetje squeamish in het begin, maar dat veranderde al gauw toen ik hem meenam naar het uiteinde op één van de vinnen, dunnen rotsen die door erosie waren uitgesleten.
We hadden er een schitterend uitzicht op de Partition Arch (rechts boven achter Tessa en Henri), waar we meteen ook naartoe trokken.
Daarnet stonden we nog op de middelste vin, horizontaal ongeveer op het midden in de foto.
Navajo Arch ligt achter de Partition Arch (de eigenlijke arch ligt links en staat net niet op de foto); wie er op de rotsen klimt, wordt getrakteerd op een fantastisch uitzicht. Mja, we worden eigenlijk in de vier windrichtingen door schitterende landschappen verwend.
De typische vinnen in Devil’s Garden.
De Double O Arch van onderen…
…en van er bovenop. Die kleine stipjes zijn mensen (die ongeveer staan vanwaar ik de andere foto getrokken heb).
Meer vinnen, getrokken vanop de Private Arch. Vergis u niet, die dingen zijn gigantisch hoog.
Het pad was niet altijd even toegankelijk. Vlak voorbij de Private Arch moesten we een stuk slickrock af. Slickrock is een soort zandsteen met een korrelige, schuurpapierachtige structuur, die vaak veel grip geeft, maar niettemin ook verraderlijk glad kan zijn. Het stuk waar we af moesten ging net niet loodrecht naar beneden gedurende een meter of vijf. (Geen foto wegens iets te veel adrenaline.)
Een beetje verder versperde een gigantische plas het pad, waardoor we opnieuw een glad en steil stuk slickrock eerst op moesten klauteren en nadien ook weer moesten afdalen. Geheel ongevaarlijk evenwel, het ergste wat kon gebeuren was dat we in de goed halve meter diepe plas vielen. (Ook al geen foto –damn ik moet meer op zo’n dingen letten.)
Difficult hiking inderdaad. Het was zeker niet voor iedereen weggelegd –we zijn maar heel weinig mensen tegengekomen eigenlijk, terwijl er toch behoorlijk wat volk tot aan de Landscape Arch was gekomen. Een fantastische tocht!
Arches: Delicate Arch
Drie jaar geleden deden we een korte trip langsheen een aantal National Parks in Utah, Arizona, New Mexico en Colorado, om uiteindelijk in Nevada (Las Vegas) uit te komen. Het park dat ons het meeste was bijgebleven, was Arches, in Utah. De fragiele maar majestueuze bogen en de statige zandstenen vinnen hadden een diepe indruk nagelaten. Bij ons vorig bezoek was de lucht dramatisch donker door het onweer dat er woedde. Datzelfde onweer zorgde er toen voor dat noch Tessa noch Henri de toen toch iets te gevaarlijke tocht tot de boog mee ondernamen. Tessa keerde na een derde met haar moeder terug; Henri keerde na twee derde met zijn opa mee terug. Ik zette –in al mijn naïeve dwaasheid– door om er, met slechts een handvol andere onverlaten op een spectaculair zicht te worden getrakteerd.
Deze keer was het iets minder dramatisch, maar eigenlijk niet minder spectaculair. En zowel Tessa als Henri konden er mee van genieten. De wandeltocht daarheen duurt niet zo lang, maar is wel redelijk steil. Eenmaal boven bevindt de arch zich aan het andere eind van een redelijk beangstigend afhellende trechter. Drie jaar geleden had ik al verschrikkelijke zin om die tot onderaan af te wandelen –daar bevindt zich een kleine oase– maar dat zou toen totaal onverantwoord geweest zijn met dat onweer. Geen onweer deze keer (85 graden F, bijna 30 graden C), dus toog ik onbevreesd naar beneden…
…om achteraf te ontdekken dat die oase ook op een andere manier bereikbaar was. Die kleine stipjes op de foto, dat zijn de mensen die daarboven de Delicate Arch bezoeken.
—
Delicate Arch
—
North & South Windows
Waar is Henri?
(Moeilijker dan de muisjes van Thomas Pips! Henri zit in Arches, Utah, in de buurt van de Landscape Arch.)
Goblin Valley
“Toe, laat ons eens naar Goblin Valley rijden,” opperde Tessa toen we van Salt Lake City naar Moab reden. Iemand in Seattle had haar verteld dat dit Utahs best bewaarde geheim was, waar we absoluut heen moesten als we toch die richting uit gingen. Het zou een omweg van twee uur (heen-en-terug) worden, voorspelde juffrouw gps toen ik het háár suggereerde. “Zeker de moeite,” bevestigde Tessa nogmaals.
Goblin Valley bestaat uit duizenden hoodoo rotsen, dat zijn van die lange rotspilaren die door eeuwen erosie zijn ontstaan. Het meest typische voorbeeld zijn die van Bryce Canyon. De hoodoo’s in Goblin Valley lijken dus erg op… goblins (of iets minder pc –de vallei werd eerst nog Mushroom Valley gedoopt door Arthur Chaffin in de jaren 20 van de vorige eeuw). “Op minder dan een uur zijt ge erdoor,” had Tessa nog beargumenteerd, en dat leek op het eerste gezicht wel te kloppen. We wandelden er één van de drie beschikbare trails af, en gingen vervolgens ad lib een beetje tussen de rotsblokken lopen (dat mocht).
We zijn (ik ben –Henri ging het eerste stuk nog mee) zelfs naar boven geklommen –niet op één van die champignons (dat wordt afgeraden), maar op de grote bergrug die het park grotendeels insluit. Alwaar ik werd getrakteerd op een bijzonder mooi overzicht op de (andere kant van de) vallei.
Uiteindelijk was het best de moeite van de omweg (al heb ik dat nog steeds niet toegegeven natuurlijk). De temperatuur was er al stukken beter dan in Seattle, zelfs met het voortdurend dreigende onweer waar we op de terugweg alsnog door moesten. Toen we het park uitreden, waren er zelfs een paar bambi-achtige dieren die vlak voor de wagen per se de straat nog over moesten. Een goed begin van de trip dus.
—
Zonnig
Als de zon schijnt, dan is het wel heel leutig, in Seattle. ’s Ochtends zit de zon op onze front porch (dat woord doet mij altijd aan Bryan Adams denken –Summer of ’69), ’s middags en ’s avonds verwarmt ze het terras. Niet dat een parasol nodig gehad hebben. Edoch, ziet hoe content ons Tessa is met dat beetje zon!
Bainbridge Island
Net voorbij Seattle, aan de overkant van Elliott Bay, ligt Bainbridge Island, 71 vierkante kilometer land waarop zo’n 25.000 mensen wonen. Wij gingen er op bezoek bij P. en S. (net zoals twee jaar geleden). Het weer zat niet echt mee, maar we werden er des te warmer ontvangen.
Na een lunch (ik ben redelijk verslingerd geraakt aan Eggs Florentine, een soort Eggs Benedict maar met spinazie i.p.v. ham), verkenden we het eiland door op schattenjacht te gaan. Henri is meteen fan geworden van het principe van de geocaching. We hebben twee caches gezocht (de tweede was veel moeilijker te vinden dan de eerste), en er zelf ook één weggestopt in de buurt van het huis van P. en S.
Henri met zijn eerste vangst. Hij heeft zich ondertussen lid gemaakt van geocaching.com, en samen met Tessa is hij al ijverig op zoek naar meer.
Waar is Henri alweer?
Er is heel wat aangespoeld (?) hout te vinden langs de kustlijn.
Hij is bijna even groot als zijn moeder.
Downtown Seattle, vanop de ferry.
Jef Neve in Amerika!
Jef Neve speelde vanavond voor de allereerste keer in de USA –en wij waren erbij (en vergastten hem na het concert op wat onverwacht Vlaams). José James en Neve startten de toernee voor hun nieuwe cd, For All We Know (uitgebracht op het Impulse label), in Dimitriou’s Jazz Alley, hier in Seattle. De ontvangst was, op zijn zachtst gezegd, nogal enthousiast te noemen. Neve kreeg ruim de tijd om te soleren –tot genoegen van het publiek, dat de pianist na elke solo met ruim applaus beloonde.
James en Neve toeren nog uitgebreid doorheen de Verenigde Staten en Canada, staan (o.a.) op de jazz festivals van North Sea, Umbria en Nice, en strijken neer op Jazz Middelheim met hun Coltrane project. In afwachting kan u alvast de cd in huis halen (ook te verkrijgen via iTunes).
(Oh, en het is Jeff Neff geworden tijdens de aankondiging.)