lopen

Eigenlijk zie ik dat wel zitten, dat lopen. Vorig jaar heb ik het enkel gedacht (hardop zelfs, maar dan wel enkel in Tessa’s nabijheid), doch deze keer is het beslist: volgend jaar doe ik mee aan de stadsloop van Gent.

In tegenstelling tot andere mensen hoef ik bovendien geen weddenschap af te sluiten ter motivatie. Al zie ik mij evenmin aansluiten bij een groep, hoewel dat best aangenaam lijkt. Maar de madam heeft dit weekend wel één of andere Start to Run gids gekocht bij De Standaard Boekhandel, die ik in de rapte al eens doorbladerd heb.

Met een iPod in de oren is niks voor mij (ik heb het geprobeerd), dus ik zal het zonder Evy’s gefluister moeten stellen. Een goede –maar goedkope– stopwatch staat op het verlangenlijstje. Voorlopig hoe ik het nog vrijblijvend, maar vanaf augustus, zo houd ik mijzelf voor, leg ik me één van de schema’s op, en loop ik de vijf km in maximaal 10 weken. En probeer me dan nog maar eens tegen te houden.

geen tijd (ii)

Terwijl de madam gisteren thuis is gebleven om (o.a.) alle cadeautjes uit te pakken die ze de avond ervoor had gekregen –ik mocht overigens te voet naar huis van ’t Pand want er was geen plaats meer voor mij in de wagen van de schoonfamile naast al die cadeaus– nam Henri –onder het supporterend oog van zijn moeder– deel aan een interscolaire veldloop, aan het eind waarvan hij mocht plaatsnemen op het schavot om de bronzen medaille in ontvangst te nemen.

(Ik ga voor één zin per paragraaf vandaag.)

Naast de muziekles mag ik straks ook nog –letterlijk– meedraven op training met de zoon. En dan mag ik gelijk Steven alvast beginnen oefenen om hem (Henri) nog te kunnen bijhouden.

Simon, een van zijn vrienden, was als eerste over de meet gekomen. “En ik was zo trots op Simon”, vertelde hij. “Ik had nog gezegd bij het begin: mannen, we moeten zien dat we het hier goed doen hé! En kijk, het podium was bijna helemaal van Sint-Pieters.”