messen

Toen wij in Seattle verbleven, kocht ik zowat wekelijks de New Yorker. Dat kost daar nog geen 5 USD, maar als ik datzelfde magazine hier wil kopen, dan kost het mij bijna 8 EUR –en dan zeggen dat men zich in de USA daarop kan abonneren voor ocharme 40 USD per jaar (minder dan 1 USD per editie). If you are not a U.S. resident, please CLICK HERE zegt de abonneerpagina evenwel, en dan komen we terecht op een pagina die ons vertelt dat we het drievoudige moeten neertellen voor een abonnement in het buitenland (nog altijd goedkoper dan wanneer men elke uitgave afzonderlijk moeten betalen). Voor diezelfde 40 USD is er evenwel ook een digitaal abonnement verkrijgbaar, dus misschien laat ik me daartoe nog wel overhalen –al is het in die Digital Reader niet meteen aangenaam om lezen.

Edoch, dat was allemaal maar inleiding. De meest recente New Yorker die ik heb gekocht, is the Food Issue van 24 november, en daarin staat een schitterend artikel –alweer een schitterend artikel: Sharper ofte Bob Kramer and the secret lives of knives.

Bob Kramer maakt al meer dan 15 jaar messen. Met de hand. Een dikke 21 jaar geleden is hij begonnen als messenslijper, en van daaruit is hij gegroeid naar messenmaker (bladesmith). Ondertussen is hij ook meestersmid geworden, en prijkt hij met een handvol gelijken op de pagina ABS Mastersmith van de American Bladesmith Society. Om Mastersmith te kunnen worden, moet een messenmaker zes messen maken. Eén daarvan moet achtereenvolgens in één houw door een manila (een soort hennep) touw van 2,5 cm dik snijden; twee keer een two-by-four (een stuk hout van 4 op 9 cm) door(hakken); en vervolgens –nog steeds met datzelfde mes, en in deze volgorde– wordt het op de onderarm geplaatst om wat haren weg te kunnen scheren; en tot slot moet het in een bankschoef negentig graden gekromd worden.

Kramer gebruikt geen stainless (roestvrij) staal (RVS), maar carbon staal (wat we veralgemenend als ‘ijzer’ kunnen omschrijven). Elk mes moet zeven stappen ‘hittebehandeling’ ondergaan, een proces dat zo’n zes uur in beslag neemt. Kramer maakt ongeveer vijf messen per week, een messenfabriek maakt er gemakkelijk zoveel per uur. 15 jaar vakkennis zit in elk van zijn messen vervat, en toon Cook’s Illustrated hem om een recensie-exemplaar verzocht, werkte hij daar drie dagen aan. (Het verdict over dit 500 USD mes: The Kramer knife outperformed every knife we’ve ever rated.)

Waanzinnig vind ik zoiets –in de meest positieve betekenis van dat woord. De passie, de kennis, de toewijding van zo’n mensen is iets wat mijn grootste bewondering wegdraagt.

Moei u niet

Aan de overkant van de Albertlaan staat een auto luid te toeteren. “Moet ik de politie bellen, misschien?”, roept een man vanuit de stilstaande wagen. Luid geroep weerklinkt van onder mijn raam, maar niks verstaanbaars. Ik kijk naar beneden. Een blauwe wagen staat bij de buurman geparkeerd, het portier langs straatkant geopend, en ik kan net twee vechtende mensen ontwaren. Shit, een carjacking, denk ik, en ik spoed mij met vijf treden tegelijk naar beneden, niet zonder eerst tegen Henri te hebben gezegd dat hij vooral braaf in bad moet blijven zitten. Tessa zit in het UZ, ze is van wacht, en heeft dus ook op zaterdag een dagtaak te vervullen. En op zondag waarschijnlijk ook. En vannacht hebben we amper twee uur geslapen door de telefonische oproepen die ze mocht ontvangen. Maar ik dwaal af.

Een van de mannen in de wagen, de chauffeur, wordt door een andere man –met wild krullende haarbos en fuchsia training,… euh wacht eens, dat is geen man, dat is een vrouw. De man op de chauffeurszetel wordt door de vrouw neergedrukt, en houdt een gsm in zijn handen. Op een van de handen van de vrouw is een weinig bloed te zien. Ik versta niks van het taaltje dat ze brabbelen.

“Trek haar eruit,” bezweert de man mij, “trek haar eruit!”

Het ziet er evenwel niet naar uit dat het hier om een carjacking gaat, en ook al niet dat de man zijn aanvaller niet zou kunnen afweren. Ik probeer even op hun in te praten, dat het toch wel erg gevaarlijk is, hoe ze hier bezig zijn, met dat portier open waar andere auto’s op kunnen inrijden, en of ze niet beter zouden kalmeren, en dat ik anders altijd de politie wil bellen als één van hen dat nodig mocht vinden.

De man krijgt de vrouw uit de wagen geduwd, sluit het portier, en ze verkopen elkaar een paar meppen. Ik sta er eerst wat verbouwereerd op te kijken, maar net als ik iets wil zeggen richt de juffrouw zich tot mij.

Ça va, il n’y a rien, on se dispute!” Dat laatste komt er dreigend uit, alsof ze best wel in de mood is om ook met mij even te ‘discussiëren’. “Non mais, ça ne va pas hein dans ce pays. Laissez-nous!

Het hemd van de man –een beer van een vent, nu ik hem zo, uit zijn wagen getreden, kan opmeten– hangt half aan flarden, maar ik besluit me toch maar strategisch terug te trekken. Als ik terug boven ben, blijft het geroep evenwel aanhouden, net zoals de fysieke kant van de discussie. Ik besluit dan toch terug naar beneden te gaan, deze keer met de telefoon, maar op het moment dat ik beneden de deur opentrek, heeft de man mij in de gaten, evenals een overbuur die het zaakje ook niet echt meer gezond vindt. De auto wordt gestart, en weg zijn ze.

Grmpf. Ik ben er redelijk gerust in, de ene leek niet voor de andere te moeten onderdoen. Moei u niet was de niet mis te verstane boodschap, maar het is niet evident om in te zien wanneer ge u wel en wanneer ge u niet moogt moeien. Zeker niet als er klappen vallen.

…om er zelf te vergaren

Het snot (dat klinkt een beetje als The Blob) had mij nog danig in zijn macht, dat ik gisteren een deel van het betoog was vergeten. De nuancering was gestopt bij

Wie zijn vak zelf goed wil beheersen, is niet bang om zijn kennis te delen.

…en daar was ik niet verder op ingegaan dan dat het beheersen van uw vak een gevolg is van een voortdurende bijscholing. Daar zijn een aantal interessante reacties op gekomen, o.m. betreffende het systeem achter Open Source, en hoe daar toch geld mee te verdienen valt. Dat financiële aspect is echter slechts een fortuinlijk –en in de maatschappij helaas noodzakelijk– bijeffect van die vakkennis (*). Ik nuanceer verder:

Wie kennis deelt, vergaart er ook.

Du choc des idées jaillit la lumière, al wordt die zegswijze vaak gebruikt om ook aan het meest heftige dispuut een positieve weerklank te geven. Veel meer gaat het hier om een vriendschappelijke uitwisseling, een kameraadschappelijk opzwepen, motiveren, stimuleren, een aanzet tot (ver)beteren. Wie zijn ideeën deelt, zal ze ook moeten uitleggen, en in die uitleg vaak tot verfijning van het reeds vertrouwde principe komen. Omdat het principe wordt uitgedaagd, (liefst op positieve manier) in vraag wordt gesteld, en nieuwe impulsen en invloeden krijgt. Bijscholing is gebonden aan interactie en externe invloed(en).

(*) Betreffende vakkennis: ik geloof heel sterk in het principe van de ambachten, en ik denk dat het verkeerd is ambachtelijkheid tot handwerk –in de letterlijke betekenis– te beperken. Maar dat is misschien stof voor een ander betoog.

deel uw kennis

De ogenschijnlijk meest ongeïnspireerde, maar tegelijkertijd ook belangrijkste vraag op de uitreiking van de Site van het Jaar awards, stelde Célia Bogaert aan Bert van x-pose. Of hij niet bang was minder werk te krijgen omdat hij al die tips zomaar weggeeft aan de concurrentie?

Het is een pertinente vraag die Bert (natuurlijk) al zelf heeft beantwoord. (Bert is een van de mensen die ook op mijn fotografendoorverwijslijstje voorkomen –zijn antwoord is één van de redenen daarvoor.)

Simpel gezegd komt het hier ergens op neer:

Wie zijn vak beheerst, is niet bang om zijn kennis te delen.

Nuance/correctie:

Wie zijn vak zelf goed wil beheersen, is niet bang om zijn kennis te delen.

Goed zijn in wat ge doet, vraagt meer dan kennis alleen. Goed zijn in wat ge doet, vraagt ziel en passie, en vooral tijd. Uw vak beheersen –of dat nu uw broodwinning of een liefhebberij is– vraagt een voortdurende bijscholing. “Genius is one percent inspiration, ninety-nine percent perspiration“, liet Thomas Alva Edison optekenen (in de september editie van Harper’s Monthly in 1931 1932 –foei Wikipedia).

Of nog: there’s no subsitute for experience. Dat klínkt alleen maar als een holle, al te vaak misbruikte, slogan. Feit is: ervaring kán niet vervangen worden; niet door het papiertje dat diploma heet, niet door de heerlijke branie van de jeugd aan wiens voeten de wereld ligt, niet door de talrijke anonieme epigonen die –vaak uit winstbejag– anderen zonder begrip nabootsen. Kennis is een continue accumulatie van ervaring, geen tip of trucje.

(Ach, vergeef mij dit wat onsamenhangend geratel –mijn gedachten zijn nog steeds niet snotvrij.)