Gent voor de buurtbewoners

Een fijn interview/artikel met Vera Dua in De Morgen (02/09/2006): Gent moet een solidaire en groene stad zijn

Ze spreekt ware woorden wanneer ze het over de mobiliteit heeft:

Als de verbindingen vanuit de rand beter worden, hoeft de Gentenaar ook niet in de auto te stappen om in het Sint-Pietersstation de trein te nemen. Het stadsbestuur wil daar een groot parkeerterrein aanleggen, maar dan moedig je mensen aan om de auto te nemen. Er mag een parkeerterrein komen, maar als dat zo groot is dat er ook een nieuwe verbindingsweg met de R4 nodig is, dwars door een woonwijk en tegen de zin van de buurtbewoners, dan ben je op een te grote schaal bezig bent.

Gent is een relatief kleine, gezellige stad, en de meeste van haar bewoners willen dat ook zo houden. Geef Gent de overroepen metropole ambitie van Brussel of Antwerpen, en je verwelkomt meteen ook de samenlevingsproblemen, de criminaliteit, en de onpersoonlijkheid. De aantrekkingskracht van Gent schuilt net in dat dorpsgevoel, met daaraan gekoppeld alle voordelen van een stad. Laat dit alstublieft niet de zoveelste stad worden die in handen valt van de projectontwikkelaars.

(Aanschouw, een PDF ter referentie. Kopen, die krant!)

tussenseizoen

Iedereen heeft altijd wel iets over het weer te vertellen. Te warm, te koud, te vochtig, te droog; het is het perfecte gespreksonderwerp in de rij naar de kassa van uw grootwarenhuis.

Zelf maal ik er niet al te veel om; ik houd nogal van een duidelijk merkbaar klimaat. Maar laat dat nu net het probleem zijn. Augustus was zomer noch herfst, en voor september en de rest van het najaar wordt een gematigde nazomer voorspeld. Zeer goed, dan kan ik de motor nog een paar keer van stal halen, maar minder goed voor mijn gezondheid (niet de nazomer, maar de aarzeling tussen zomer en herfst). Het tussenseizoen is mijn nemesis.

Tijdens het tussenseizoen raakt er in mijn lichaam immers ‘iets’ in de war, en dat uit zich voornamelijk door een batterij aften die zich geestdriftig in mijn mond –en als het écht tegenzit ook keel en slokdarm– nestelt. Zo ook nu.

Lippen, de huid aan de scharnieren van mijn kaaksbeen, tong, kaakwanden, ze mogen er allemaal aan geloven. Niet dat ik veel ga klagen, het zijn gewoon die vervelende symptomen (de foetor en de pijn) waaraan zo weinig te verhelpen valt. We hebben weer een aantal nieuwe pijnstillers geprobeerd: naast pakweg Brufen en Dafalgan Codeïne kennen we nu ook Apranax, Mesulid, Arcoxia (het helpt allemaal niets), en binnenkort waarschijnlijk ook Tradonal –de tussenstap tussen het voorgaande en Morfine, zo wordt mij verteld (van Morfine kreeg ik alleen maar een kater, dus neen, dank u).

(Donderdag hebben we overigens ontdekt dat Henri mijn ongevoeligheid voor pijnstillers heeft overgeërfd –maar daarover vertel ik morgen nog wel.)

Weg met het tussenseizoen, dát wou ik u nog meegeven.