Toen ik een jaar of acht-negen was, had ik straf gekregen van de prefect. Totaal onverdiend, dat hoeft niet gezegd. De straf hield in dat ik een blad of twee-drie moest volschrijven met teksten uit het klasreglement, een taak waar ik –en met mij de buurtvriendjes– enorm tegenop zag. Maar hoe ik mijn zaak ook bij mijn moeder bepleitte, zij bleef onvermurwbaar.
“Maar ik heb dit niet verdiend! Ik heb niets gedaan”, schreeuwde ik verbolgen mijn verontwaardiging bij elkaar.
“Dat is dan voor die keer dat ge wél iets gedaan hebt, en dat de meester het niet heeft gezien”, legde mijn moeder uit.
“Maar dat is niet eerlijk”, gaf ik niet op. Ik was toen al redelijk koppig, en er was eenvoudig geen sprake van dat ik die straf zou maken.
“Goed,” vervolgde mijn moeder, “ge kunt kiezen: of ge stopt nu met zagen en ge maakt die straf, of ge maakt erbovenop voor mij nog wat straf bij.”
En tegen zoveel argumentatie kont ge gewoon niet op, dat had ik al geleerd.
—
Och, ik begrijp dat wel een beetje, zo’n reactie [via]. Maar ik kan mij zeer goed voorstellen dat ik desgevallend net zoals mijn moeder destijds zou reageren. Het leven ís niet (altijd) eerlijk, en ook daar moet ge mee leren omgaan.
Voor de rest ben ik het grotendeels eens met wat Michel schrijft. Ge hebt een vertrouwensrelatie met de school, wat betreft de opvoeding van uw kind. Door een dergelijke reactie hypothekeert ge niet alleen die relatie, maar meteen ook de ganse opvoeding. En dan komt ge pas in de problemen.
Dank je 🙂
Of een andere manier om de zaken te bekijken: allerbeste juf