Gisteren gingen we nieuwjaren bij Tante Maria (ik moet dringend eens een foto maken van haar). Tante Maria is zowat de mater familias van onze clan, en in september is ze negentig geworden –verschoning, zoals ze gisteren zelf benadrukte: ze wordt 91.
Nog niet zo heel lang geleden heeft ze even een dipje gehad. Ze was wat verward en vergiste zich nogal, maar ondertussen is ze opnieuw de Tante Maria die ik al mijn ganse leven ken.
“Ik ga voor de honderd, Bruinen” (zo noemt ze mij al alzeleven), verkondigde ze gisteren. “Ik heb er eens goed over gedacht, en ik vind dat het wel leutig zou zijn als er eens iemand van onze familie honderd zou worden.”
Ze woont in de elleboog van een straat vlak bij de onze, en desgewenst kan ze de ganse va-et-viens van o.a. de schoolgaande jeugd in de gaten houden. (Niet dat ze dat veel doet, ze gaat liever op stap want ze heeft geen zittend gat –zoals men dat zegt.) Op haar venstertablet prijkt een weelde aan orchideeën, en ze is er bijzonder trots op. “Ik moet daar niets aan doen hé. Allez ja, om de twee dagen besproei ik ze zachtjes met wat lauw water, en elke maand krijgen ze een beetje meststof, maar kom, dat is toch bijna niets. En zie ne keer hoe schoon!”
Binnenkort komt ze hier eten, want ze wil wel eens zien hoe ik mij uit de slag kan trekken achter het fornuis. Ik kijk daar verschrikkelijk naar uit. Toen ik op de middelbare school zat, trok ze tijdens de examentijd altijd bij ons in. Mijn ouders werkten, en het werd als belangrijk geacht dat ik elke dag een goede maaltijd achter de kiezen had voor ik aan de leerstof begon. Dus had Tante Maria elke dag een uitgebreid middagmaal klaar als ik van het examen (dat altijd in de voormiddag werd afgenomen) thuiskwam: én soep, én hoofdgerecht, én dessert. Genoeg om de halve straat mee te voorzien of één opgroeiende tiener. Ik ga blij zijn als ik eens voor haar mag koken.
Mooi toch die herinneringen 🙂