tussenseizoen

Iedereen heeft altijd wel iets over het weer te vertellen. Te warm, te koud, te vochtig, te droog; het is het perfecte gespreksonderwerp in de rij naar de kassa van uw grootwarenhuis.

Zelf maal ik er niet al te veel om; ik houd nogal van een duidelijk merkbaar klimaat. Maar laat dat nu net het probleem zijn. Augustus was zomer noch herfst, en voor september en de rest van het najaar wordt een gematigde nazomer voorspeld. Zeer goed, dan kan ik de motor nog een paar keer van stal halen, maar minder goed voor mijn gezondheid (niet de nazomer, maar de aarzeling tussen zomer en herfst). Het tussenseizoen is mijn nemesis.

Tijdens het tussenseizoen raakt er in mijn lichaam immers ‘iets’ in de war, en dat uit zich voornamelijk door een batterij aften die zich geestdriftig in mijn mond –en als het écht tegenzit ook keel en slokdarm– nestelt. Zo ook nu.

Lippen, de huid aan de scharnieren van mijn kaaksbeen, tong, kaakwanden, ze mogen er allemaal aan geloven. Niet dat ik veel ga klagen, het zijn gewoon die vervelende symptomen (de foetor en de pijn) waaraan zo weinig te verhelpen valt. We hebben weer een aantal nieuwe pijnstillers geprobeerd: naast pakweg Brufen en Dafalgan Codeïne kennen we nu ook Apranax, Mesulid, Arcoxia (het helpt allemaal niets), en binnenkort waarschijnlijk ook Tradonal –de tussenstap tussen het voorgaande en Morfine, zo wordt mij verteld (van Morfine kreeg ik alleen maar een kater, dus neen, dank u).

(Donderdag hebben we overigens ontdekt dat Henri mijn ongevoeligheid voor pijnstillers heeft overgeërfd –maar daarover vertel ik morgen nog wel.)

Weg met het tussenseizoen, dát wou ik u nog meegeven.