Elke week komt de eigenaar van dit voertuig, een gepensioneerde meneer vergezeld van een exotische liefde, zijn dochter die hier een paar huizen verder op kot zit, afzetten. Niet dat het mijn zaken zijn, van dat exotisme of van die dochter. Helaas insisteert hij telkenmale om zijn voertuig voor onze poort achter te laten –zonder knipperlichten, zonder iemand in of bij de wagen achter te laten, zonder eens aan te bellen om te informeren of het stoort. Ook als er elders plaats is –wat meestal het geval is– staat hij erop om zijn wagen voor onze poort te plaatsen. Hem erover aanspreken helpt niet. “Ik sta hier graag,” stelt hij. “Ge kunt straks ook nog wegrijden, als ik weg ben. ’t Zal op dat kwartierke niet steken.”
5 gedachtes over “PDM 472”
Reacties zijn gesloten.
Zegt hij dat?
Maar allee zeg. Wat een kloefkapper. Tssss.
@patricia: jawel
@Anne: ik sta van niet veel meer te kijken hoor, wat betreft mensen die voor onze poort (willen/blijven) staan.
Ik blijf er versteld van staan hoe mensen met een grote portie lef daar altijd mee wegkomen. Omdat wij in eerste instantie zodanig verbouwereerd zijn, omdat wij te beleefd zijn, omdat ruzie maken niet in onze aard ligt, omdat mogelijke acties de moeite niet zijn (tegen dat de politie daar is, is hij al lang weg), enz.
En u daar lastig in maken is uiteindelijk ook zinloos, want de enige die daar last van heeft, ben jijzelf. En zo komen die lefgozers daar dan weer mooi mee weg. Courage dus.
Och jong, hij antwoordt dat écht? Allee, ik geloof u wel zulle, ik ben alleen verbouwereerd dat mensen dat écht durven antwoorden…