uniform

heb me daarnet vreselijk kwaad gemaakt. op een fietser. samen met vrachtwagenchauffeurs, buschauffeurs en taxichauffeurs de gevaarlijkste weggebruikers -ik weet het, ik geloof dat zelf niet, ik ben gewoon kwaad. ik ben het soort mens dat stopt voor voetgangers.

maar goed. het is zes uur ’s ochtends. net de vuilniszakken buiten gezet, en gezwind trek ik de deur achter me dicht, op naar een nieuwe werkdag. ik stap naar mijn wagen, open het portier, en zie nog net dat er een (geparkeerde) wagen of vijf eerder een fietser komt aangereden (zonder licht).

ik zit net neer, wil het portier sluiten, als die fietser, zich duidelijk haastend om zichzelf op zijn zenuwen te kunnen werken, verwoed aan zijn fietsbel begint te jengelen. of ik wel weet dat ik voorrang moet geven aan fietsers en voetgangers. het portier heb ik ondertussen gesloten, maar het raam heb ik geopend.

als ik hem vraag waarom hij zo agressief is, steekt hij zijn arm in de wagen en probeert hij mij vast te grijpen. ik weer hem af, waarop hij tiert -en nu is het genoeg. hij grijpt in zijn vestzak, brult -nu gaat ge wat meemaken, federale politie- om vervolgens een credit card sized pasje voor mijn neus te flitsen en weer weg te bergen. ik vraag hem zijn legitimatie, maar dat negeert hij.

-of ik wel weet dat ik voor een poort geparkeerd sta.
>welja, ’t is de mijne, maar zou ik toch maar zijn legitimatie mogen zien?
-of ik misschien zin heb om een proces verbaal te krijgen
>die legitimatie?
-dat hij het hier niet gaat bij laten
>hoe lang hij al postbode is? (ik had nog net het logo van de post gezien toen hij zijn pasje voor mijn ogen liet flitsen)

waarop hij briesend vertrekt.