Och, ’t is al een tijd geleden dat ik er nog eens over geklaagd heb. Dit jaar ben ik nog geen dag zonder aften geweest denk ik. Die vitamine B12 heeft geen moer geholpen (ik werd er hooguit ongemakkelijk van), en sinds midden april (einde van de paasvakantie) is de opstoot weer behoorlijk in intensiteit toegenomen.
Tong, onderlip, bovenlip, kaakwanden, scharnieren van de kaak (vooral rechts), zelfs keel en verder, denk ik. Soms staan er witte vlekken op (ipv de gewone meer geelachtige), en het is vreselijk lastig om te eten. Elke avond een goede whiskey (of twee), om te branden –waarbij de tranen over mijn wangen bollen– en daarna te verdoven (ik probeer die Xylocaine zoveel mogelijk te beperken). Spreken is ook al niet meer aangenaam, en ik heb Henri beloofd een megasuperlang verhaal voor te lezen als het eindelijk voorbij is.
Op het werk is het ook allemaal niet vanzelfsprekend. Een vergadering? Momentje, ik zal mijn mond eerst effekens verdoven. En dan verstaan ze mij nog maar voor de helft (en ik moet het maar blijven uitleggen aan iedereen).
Bovendien had men mij een tijdje geleden gepolst of ik niet wou meegaan naar een conferentie in Seoul (vertrek binnen een goede week), maar zoals het nu zit, zal dat niet lukken vrees ik.
Edoch, tot zover mijn geklaag. En nu hoort ge d’er mij weer niet meer over gedurende een maand of twee.