Wij zapten onlangs over Piet Huysentruyt die SOS-gewijs een roedel jonge vrouwen de finesses van vitello tonnato, tartaar en peperkoek uit de doeken deed. Voor mayonaise –een cruciaal ingrediënt voor de tartaarsaus, wist Piet– dient men een smaakloze olie te gebruiken. Gisteren, tijdens het avondmaal, kwamen we op zijn waarschuwing terug.
“Maar waarom gebruikt men olie zonder smaak”, vroeg Henri zich verbouwereerd af.
“Omdat we redelijk wat olie moeten gebruiken voor mayonaise en die smaak dan zou overheersen, jongen.”
“Maar waarvoor gebruikt ge die dan nog, zo’n olie?”
“Euh, wel, voor mijn motor…”, knipoogde ik.
“Ja, duh, ik heb het dus wel niet over het zwarte goud hé.”
En toen ik het daarop uitschaterde keek ook Tessa –een beetje verdwaasd– op van de steak die tot dan toe van haar volle aandacht had kunnen genieten. “Waarover hebben jullie het?”
“Over het zwarte goud, mama.” En Henri legde de situatie opnieuw bondig uit.
Iets te bondig waarschijnlijk, want met een “euh, ik ben niet mee”, staarde Tessa ons opnieuw aan.
“Tsja,” verklaarde Henri dan maar, “dan zijt ge duidelijk ook niet mee met de economie!” En om zijn woorden kracht bij te zetten, tekende hij met zijn handen twee aanhalingstekens rond dat laatste woord.
“Gij zijt veel te veel ne smartass gij”, glimlachte Tessa. Maar ook dat liet hij niet zomaar aan zijn neus voorbij gaan.
“To(o) clever or not to(o) clever, that is the question“, kwam het zeer ad rem.
(En toen ik mijn Moleskine bovenhaalde: “Gij zijt dat weer aan ’t opschrijven voor uwen blog zeker, papa?”)