Hij slaapt een gat in de dag, Henri. Het is te zeggen, het is niet eens acht uur ’s ochtends, maar hij ligt nog diep verzeild in een wereld waarvan hij zich –eens wakker geworden– niet veel meer zal herinneren. Hij is er detective of een Trekkie of misschien loopt hij gewoon rond op een zonovergoten weide waar plotsklaps ook alle schoolvriendjes met hem komen meespelen. Want hij mist ze erg, die vriendjes. En Nagiko (onze kat). En Urga (de hond van zijn grotouders). En de mensen thuis. Denk ik.
Maar ondertussen is het acht uur, en nog steeds ben ik niet kunnen gaan lopen. Het endorfinegebrek laat stilletjesaan van zich horen, maar mijn gear ligt in de kamer waar hij slaapt. Dat was eerst onze kamer, maar ze bleek alras veel te geheimzinning om aan onderzoekende jongens te kunnen weerstaan.
Hij slaapt. Maar kijk hij roert zich en in de bocht die hij maakt tussen muur en donsdeken en weer terug lijkt het eerst even alsof hij mij aankijkt om zich dan opnieuw gedecideerd in die geheimzinnige wereld te verliezen. Ik denk dat ik er beter eerst nog even een boek bij neem.