“Ge hebt hem al”, beweerde Tessa zondag toen ik in Popville met de derde doos Peanuts in mijn handen stond. Twee boeken zaten er in, met de strips van 1959 tot 1962.
“Maar neen”, antwoordde ik. “Ik heb er nog maar twee thuis, en dit is de derde.”
“Ge hebt hem al,” bleef ze volharden, “maar ge moet mij niet geloven natuurlijk.”
Geloven deed ik haar niet, en daarom heb ik hem toch maar gekocht. Al heb ik –want dat is het vervelende aan zo’n vrouwen– met de twijfel nu in mijn hart gewrongen, eerst gevraagd of ik hem desgevallend voor een andere mocht ruilen. Ik heb er immers twee, en er zijn er al drie, dus ik moest er zeker nog één hebben. Ruilen mocht.
Het was prachtig weer, dus ben ik de zware verzameldoos van de andere kant van de stad naar huis gewandeld. In het zweet des aanschijns, maar de inhoud van die doos was dat zeker waard.
—
Een snelle SMS-uitwisseling later bevestigde Paul-van-Popville dat het inderdaad geen probleem was om de verzameldoos om te ruilen. Dinsdag heb ik het zware onding meegesleurd naar het filmfestival, en ’s avonds had ik niet alleen delen 1 (1950-1954) en 3 (1959-1962), maar prijkte ook deel 2 (1955-1958) in mijn collectie. Deel vier komt er binnenkort aan, wisten ze mij te vertellen.