weerloos

Weerloos, zo heet het meest recente boek van Luc Deflo. Ik heb het gekocht omdat ik naast de Engelstalige pulp ook best eens wat meer Nederlandstalige nonsens wou lezen, en zie, ik werd op mijn wenken bediend.

Want Deflo gaat het soms wel heel ver zoeken in zijn beschrijvingen (leuk, maar toch):

Het misprijzen droop van die woorden als vet van een verzadigde oliebol. [p. 20]

…of metaforen (de GSM is een…):

De Decker wist niet wat te zeggen. Zijn kwelduivel van de moderne mens rinkelde. [p. 225]

…of eufemismen (dit is Deflo’s beschrijving van seks; ik kwam niet meer bij):

Wietske piepte.

De Perzische kattin zat treurig voor de slaapkamerdeur van haar baasje, zich ervan bewust dat er poezen waren die het veel beter hadden dan zijzelf. Dat kon ze afleiden uit het gelukzalige gekreun achter de deur, waaraan ze met haar scherpe nagels zou blijven krabben totdat ze door het hout heen was. [p. 240]

Maar Weerloos is een best onderhoudende roman, en bevat de nodige elementen om er vaak dik de spanning in te houden. Het is bovendien veel minder pretentieus dan Johanna Spaeys onzinnige debuut, en draait met veel plezier mee op de dolle marketingmolen. Misschien lees ik het tweede deel van deze nieuwe reeks (Cel 5) ook nog wel.