kleinburgerlijk

Freya heeft zich vergist toen ze in Vrij Nederland (ik moet het tijdschrift nog maar eens kopen) naar het kabinet van onze Noorderburen refereerde als stijf, truttig en kleinburgerlijk. Geen enkele Nederlander immers die aanstoot neemt aan de spontane en onafgewogen commentaar van onze vicepremier op de vestimentaire tekorten van de Nederlandse regering. Nee, die kleinburgerlijkheid of stijfheid is duidelijk ver zoek, of op zijn minst weten de Nederlanders dergelijke ontboezemingen naar waarde te schatten en de betekenis ervan te relativeren.

Helemaal anders is het gesteld met de kleinburgerlijke fatsoenrakkers in ons eigen parlement, waar de aanhangers van de Grootnederlandse Gedachte hun snoode plannen door Franke Freya (U vergeeft mij het Suske-en-Wiske lingo, maar het leek mij zeer van toepassing) gedwarsboomd zagen. Bourgeois zoekt op zachte manier toetreding tot Nederland; Annemans gaat regelrecht voor annexatie (zoals zijn partij de laatste eeuw –in verscheidene verschijningsvormen– reeds heeft gepoogd); en De Crem, tsja De Crem. Hilarisch hoe een man voldrongen van Victoriaanse preutsheid een dergelijke Fehlleistung in zijn kritiek laat binnensluipen (Animo ontstond er echter pas toen Kamervoorzitter Herman De Croo zich verslikte in de dubbele betekenis van De Crems vraag of Van den Bossche “gedekt was door de hele regering”.).

Dus ja, Freya had zich vergist. Want de kleinburgerlijke fatsoenrakkerij is duidelijk eerder in ‘eigen rangen’ te zoeken. Erger nog dan bij onze Noorderburen, waar het het fatsoen zich naar de kleding vertaalt, zit de kleinzierigheid hier nog steeds in de mentaliteit ingebakken. Het is ook niet gemakkelijk voor een ‘oude zak’ om zich gepasserd te zien door een ‘jonge deerne’. Niet alleen vanwege het leeftijdsverschil, maar het is dan nog een vrouw ook. Nietwaar Gerolf? Nietwaar, Pieter?