de opdracht (vi)

“Bollaert!”

-Ja, Chef.

“Ik heb een opdracht voor u, Bollaert.”

-Jawel, Chef. Hoe kan ik helpen, Chef?

“Geen hulp, Bollaert, een opdracht.”

-Een opdracht, Chef. Begrepen, Chef.

“Die CD, Bollaert, hebt ge die nog?”

-Jawel, Chef. Ik heb er meteen een kopie van op mijn harddisk gezet, Chef.

“Een kopie, Bollaert? Van die CD?”

-Jawel, Chef.

“Een ganse CD, Bollaert. Zijt ge zot of zo?”

-Nee, Chef. Toch niet, Chef. Er stond maar één bestand op, Chef. Van vijf megabyte, Chef.

“Ik weet wat erop staat, Bollaert. Ga die kopie nu wissen.”

-Jawel, Chef.

“En, Bollaert?”

-Ja, Chef.

“Ge zijt niet te vertrouwen, Bollaert.”

2 gedachtes over “de opdracht (vi)”

Reacties zijn gesloten.